zaterdag 7 november 2015

V.

Van mijn broer mocht ik voor mijn zestigste verjaardag ‘een boek kopen naar keuze’. Welk boek had ik graag gewild? Ik kwam al snel uit op V. van Thomas Pynchon, en dan meteen maar een eerste druk. Zo’n eerste druk met harde kaft en originele omslag kost gemakkelijk tussen de   500 en  de 1000 euro, maar als je goed zoekt, je tevreden stelt met een afgevoerd exemplaar uit een openbare bibliotheek en je geduldig kunt wachten op een overzeese levering per boot, dan kan die prijs aanzienlijk lager zijn.
      Dat boek, V., heeft mij lang achtervolgd. Eind de jaren 80, mijn Brusselse jaren, liep ik soms een tweedehandsboekenwinkeltje binnen dat werd uitgebaat door de man van mijn professor Spaans. We babbelden dan wat over boeken. Een keer schreef hij op een klein briefje een lijstje van boeken die ik zeker moest lezen. Ik ben dat lijstje onmiddellijk kwijtgeraakt, maar een titel als V. onthoud je gemakkelijk. Er stond ook een boek op dat lijstje van zekere Kennedy – nog zo’n naam die je makkelijk onthoudt. Zou dat The Confederacy of Dunces geweest zijn?
     Nu een sprong in de tijd: eind de jaren 90. Danny Chambaere, een jeugdvriend, heeft zopas een verhalenbundel gepubliceerd, De zee van Ochotsk. Een van de verhalen, “Beetje niets zo”, speelt zich af in een boekenzaakje in Saratoga, Californië. Jazzy muziek op de achtergrond. Knap verkoopstertje achter de toonbank. De verteller draagt een ‘splinternieuw bruinleren bomber jacket’. Hij neemt een nieuw verschenen boek van Thomas Pynchon van de rekken. Wat weet hij over Pynchon? Nobelprijskandidaat, knotsgek, elusief, bondig. ‘V. heette een van zijn romans.’ Tiens, opnieuw V.
      Nog zo’n tijdssprong – naar 2007? 2008? Ik ben een les aan het voorbereiden over ‘stadssagen’ - een heel nuttig leerstofonderdeel in het vierde middelbaar, want zo komen de leerlingen te weten dat ze niet alles moeten geloven wat men hen vertelt. Een bekende stadssage is die van de krokodillen in de riolen van New York. Die zijn daar terechtgekomen omdat New Yorkse gezinnen krokodille-eieren kochten om babykrokodilletjes te kweken in een hamsterkooitje. Leuk voor de kinderen. Die krokodilletjes groeien als kool en dan raken de ouders in paniek, gooien de beestjes in het toilet en spoelen door. En zo komen ze in de riolen terecht ‘waar ze zich voeden met krachtige Amerikaanse poep’, zoals Karel van het Reve schreef. Ik begin op internet een en ander op te zoeken over die krokodillen. En wat lees ik op Wikipedia: “An additional reference to the sewer alligator exists in Thomas Pynchon’s first novel,
V.’ En niet zomaar ‘a reference’. Het hoofdpersonage in het boek is zelfs enige tijd tewerkgesteld als ondergrondse krokodillenjager.
     ‘Driemaal is scheepsrecht,’ heb ik toen gedacht, ‘dat boek moet ik ooit eens lezen.’


      [Waar het boek over gaat, dat vertel ik wel eens in een volgend stukje. Ik weet de titel van het stukje al: V2.]

Geen opmerkingen:

Een reactie posten