zaterdag 5 december 2015

Ik werd bijna gediscrimineerd

     Bent u, lieve lezer, al gediscrimineerd geweest? Denkt u maar eens goed na voor u antwoordt, want zulke dingen vergeet men wel eens. Ikzelf ben bij enkele gelegenheden ternauwernood aan discriminatie ontsnapt  en ik was dat helemaal vergeten. Maar nu staat alles mij weer helder voor de geest dankzij een stukje in de krant.
     U moet weten dat we in ons land een nieuwe directeur hebben voor het Gelijkekansencentrum. Die directeur heet Els Keytsman. Els studeerde bedrijfsmanagement en toegepaste economische wetenschappen. Ze werkte op de kabinetten van verschillende ministers, was gemeenteraadslid in Aalst en bekleedde verscheidene beleidsfuncties bij Groen, Oxfam-Wereldwinkel en Vluchtelingenwerk Vlaanderen.
     U denkt nu: zo iemand die van de ene hoge functie naar de andere stapt – zo iemand kan wel praten over gelijke kansen en discriminatie, maar zo iemand heeft de problemen nooit zelf aan der lijve ondervonden. Dat heeft u verkeerd voor. In het Nieuwsblad van 5 december doet Els haar verhaal. Tweeëntwintig jaar geleden zocht ze een keer een appartement. Ze vond iets naar haar zin. Maar toen ze achteraf de huisbaas nog eens opbelde, zei die dat hij ‘aan meisjes alleen’ niet verhuurde. ‘Nu nog kook ik van woede als ik aan die discriminatie terugdenk,’ zegt Els. Els heeft een gevoelige radar voor discriminatie.
     Mijn verhaal is van nog langer geleden dan dat van Els. In opdracht van de erg linkse organisatie waar ik toen lid van was en die we onder elkaar ‘de Partij’ noemden, verhuisde ik naar Brugge. Ik ging dus op zoek naar een klein arbeidershuisje of een gerieflijk appartementje en hoewel ik nogal wereldvreemd was, zoveel wist ik toch: dat huisbazen niet graag verhuren aan een jongeman alleen. Ze denken dat die alleenstaande jongemannen hun pand niet naar behoren zullen onderhouden. Die huisbazen denken dat jongemannen alleen afstoffen, schrobben en dweilen als er een jongedame is die hen daartoe verplicht. Hoe kon ik onder die omstandigheden ooit een geschikte woonst vinden. Wat te doen? Que faire? 
     De Partij wist raad. Een vrouwelijke kameraad kreeg de taak om mij te vergezellen op mijn huizenjacht en zich voor te stellen als mijn aanstaande. Nu weet ik de naam weer van die kameraad: ze heette M. In elk geval, de list werkte en een huisbaas, die  mij anders zeker gediscrimineerd had, verhuurde mij een appartementje, dat ik overigens af en toe gedweild heb, hoewel het afstoffen en het schrobben er soms bij inschoot.
    Dat is niet alles. Rond dezelfde tijd solliciteerde ik, in opdracht van de erg linkse organisatie waar ik lid van was, voor een betrekking bij het staalbedrijf Sidmar. Dat bedrijf had arbeiders  nodig voor de ‘koudwals’, waar dikke staalplaten tussen enorme pletrollen dunner worden gemaakt. Ik moest allerlei proeven afleggen waarbij ik reeksen figuren moest aanvullen. Ook was er een blad waarop getekende mannetjes bepaalde taken uitvoerden en ik moest met een kruisje aanduiden wie van die mannetjes dat op de slimste manier aanpakte.
Om geschikte arbeiders te vinden was het een erg ondoelmatige test ... en ik werd dus geselecteerd.
     Als laatste stap in de sollicitatieprocedure moest ik op gesprek bij het afdelingshoofd van de koudwals. Dat was een kordate kerel, groot en dik en met een korte zwarte baard, vast een ingenieur, die mij van achter zijn bureau kritisch aankeek. ‘Je testjes zijn wel goed, maar de structuur van je beroepsloopbaan ziet er chaotisch uit,’ zei hij. ‘Twaalf stielen en dertien ongelukken.’ Ik zei niets. ‘Dat heb je  met die ongetrouwde jongemannen,’ zei de ingenieur, ‘geen discipline, geen zin voor verantwoordelijkheid.’ Ik antwoordde dat ik volgende zomer zou gaan trouwen. Dat veranderde de zaak voor de ingenieur. Als ik een ring zou dragen, dan begon er een nieuw tijdperk. Ik zou dat wel merken. – En ik was aangenomen. Weer was de bittere kelk van de discriminatie aan mij voorbijgegaan, maar het was op het nippertje.
         Uit dat alles zult u, beste lezer, wel begrijpen dat ik niet erg geschikt ben om directeur te worden van het Gelijkekansencentrum. Iemand die het onrecht met een leugentje om bestwil bestrijdt, is niet uit het goede hout gesneden. Voor die functie heb ik dan ook niet gesolliciteerd. Maar zo’n hooggevoelige directeur als Els Keytsman, die, zoals de prinses van Andersen, de erwt van het onrecht voelt onder twintig matrassen, en ze na tweeëntwintig jaar nog navoelt, zó zelfs dat haar bloed gaat koken, dat is misschien ook een beetje overdreven.

5 opmerkingen:

  1. Hoe meer diskriminatie er is, hoe vaster haar job! Want vergeet niet dat er partijen zijn die haar dienst wilden afschaffen.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Deze reactie is verwijderd door de auteur.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Ironie is wat ons staande houdt, in deze ten hemel schreiende 21e eeuwse wereld.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Grappig en goed geschreven. Proficiat! Bovendien de nagel op de kop.

    BeantwoordenVerwijderen