woensdag 8 maart 2017

Tweedehandsboekhandelaars en kibboets

    Toen ik een jaar of vijftien was begon ik marxistische boekjes te lezen. Daarin werd verteld over de communistische en de kapitalistische productiewijze. Het verschil tussen die twee is immens. Onder het communisme wordt geproduceerd om rechtstreeks de noden van ‘de mensen’ te bevredigen. Wie honger heeft krijgt brood en melk, wie dorst heeft of verslaafd is krijgt bier of wodka, en wie van zoet houdt, krijgt limonade en koekjes. Onder het kapitalisme verloopt dat allemaal via een omweg. Brood, melk, bier, wodka, limonade en koekjes moeten eerst winst opbrengen. De belangen van de hongerigen, de dorstigen, de alcoholisten en de suikerjunkies komen pas op de tweede plaats.
     Daar kwam nog iets bij. Onder het communisme verdient iedereen ongeveer evenveel. Modelarbeiders die meer steenkool bovenhalen dan anderen mogen gerust wat meer krijgen, maar er is geen enkele reden om bijvoorbeeld bedrijfsleiders zo royaal te vergoeden als onder het kapitalisme. Lenin heeft in Staat en Revolutie fijntjes uitgelegd dat het leiden van een bedrijf door de moderne organisatie en techniek ‘buitengewoon eenvoudig’ is geworden. Iedere boekhouder kan het. Eigenlijk iedereen die kan lezen, schrijven en rekenen.
     Kort samengevat: het communisme betekent dat (1) er niet voor de winst gewerkt wordt en dat (2) iedereen ongeveer gelijk verdient*. Daar zijn twee eenvoudige bezwaren tegen geformuleerd: (1) een economie met winst werkt beter en (2) de meeste mensen houden in de praktijk niet zo van gelijke inkomens.
     Dat een economie met winst beter werkt, zie je onder andere aan de tweedehandsboekenmarkt. Ik las daarover bij Theodore Dalrymple**. Je hebt enerzijds tweedehandsboekhandelaars die werken voor de winst: ze huren een pand, timmeren rekken, kopen oude boeken in die op zolders liggen te beschimmelen, betalen hun medewerkers een loon uit, vereffenen hun belastingen en maken, ondanks al die kosten, nog eens 20 % winst per boek. Daartegenover staan de non-profitzaken zoals Oxfam. Die krijgen hun tweedehandsboeken gratis, werken met onbetaalde vrijwilligers en betalen heel wat minder belasting. Toch is hun opbrengst per boek ook maar rond de 20 %. Dat betekent niet dat Oxfam slecht werkt – dat betekent wel dat die handelaars-voor-de-winst verduiveld goed werken.
     En dan die gelijke lonen. Dat de meeste mensen daar in de praktijk niet zo van houden, zie je onder andere aan de kibboets in Israël. Ik las daarover bij Robert Nozick***. In Israël kunnen Joden vrij kiezen tussen kapitalisme en communisme. Dat communisme neemt de vorm aan van kibboets, gemeenschappen die werken op communistische basis en waarvan het ledenaantal varieert tussen 80 en 2000. Die kibboets hebben een eerbiedwaardige traditie, worden ondersteund vanuit de staat en zijn economisch succesvol. Toch kiest slechts 3,5 % van de Joden om in zulke kibboets te leven. Als anticommunist zou Nozick nu kunnen triomferen met dat lage cijfer, maar hij doet juist het tegenovergestelde. Hij probeert de zaak van de tegenpartij zo gunstig mogelijk voor te stellen. Door allerlei nuances aan te brengen maakt hij aannemelijk dat niet 3,5 maar misschien zelfs tot 9 % van de bevolking voor een bestaan in de kibboets zou kunnen kiezen. Maar toch zeker niet meer dan 9 %.
    Het stuk van Nozick dateert van 1978. Het aantal bewoners van de kibboets is intussen gedaald tot 2,8 %. Maar een belangrijker ontwikkeling is deze: de meeste kibboets hebben al jaren het communistische ideaal verlaten. In 2007 had alvast 61 % van de kibboetsbewoners gekozen voor een kapitalistisch winstmodel. Vooral de jonge generatie was de gelijke inkomens beu.
     Het succes van de tweedehandsboekenmarkt en de mislukking van de kibboets, het zijn de twee eenvoudigste argumenten tegen de communistische productiewijze die ik ooit ben tegengekomen.
 
* Voetballer, schrijver en televisiefiguur Jan Mulder formuleerde het ooit zo: ‘Ik vind het best als iedereen gelijk verdient. Daar stem ik direct voor. Allemaal dertig- of veertigduizend gulden verdienen. Iedereen. Ben ik direct voor.’
** Door en door verwend, blz. 251. Dalrymple merkt op dat een filantroop zijn zolderboeken beter verkoopt aan een echte boekhandelaar. Daar krijgt hij dan een derde tot de helft van de verkoopprijs van en dat geld kan hij dan aan Oxfam schenken.
*** ‘Who Would Choose Socialism’, Reason, May 1978, blz. 22-23.

(Dit stukje verscheen ook op De Bron.)

3 opmerkingen:

  1. 'Kapitalisme' is eigenlijk vrije handel tussen individuen of andere zelfstandige organisaties. Als Jozef een begaafd violist is en hij wil hierbij zijn brood verdienen, dan dient hij een bredere markt te vinden dan zijn geboortedorp en wellicht ook de omstreken. Specialisme leidt tot effectiviteit en tot handel, waarbij onder concurrentiële voorwaarden tot een akkoord gekommen wordt of soms ook niet. Bepaalde organisaties, klein en groot, slagen erin die kleine of grotere marktvraag te voldoen. In zo'n bedrijf is het belangrijk ergens een ijkpunt te hebben, waarbij men kan vaststellen of men op zich op de goede weg bevindt. De verlies- en winstrekening geeft daarover enig inzicht.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Heb bij Oxfam een Russisch-Nederlands woordenboek gekocht voor €5. Leve Oxfam. Ik lees deze week op 1917 Free History dat Lenin in 1917 vanuit Zwitserland Rusland binnen wilde geraken met het paspoort van een doofstomme Zweed. Om deel uit te maken van de februarirevolutie. Duhh??

    BeantwoordenVerwijderen