zaterdag 10 maart 2018

Bedorven vlees en de toekomst van het vegetarisme

     Ik heb altijd een lichte huiver gevoeld voor zoogdiervlees*, en ik eet het maar af en toe, en in bescheiden hoeveelheden. De Franse filosoof Sartre had dat ook, geloof ik, en als hij dan toch vlees at, dan koos hij voor een bereiding die niet deed denken aan spierweefsel van een beest, of aan herkenbare organen. Gehakt, een hamburger, worst, fijne vleeswaren, dat kon er nog mee door. Ik herken dat.
     Mensen als Sartre en ik zitten met een probleem, want juist in dat bewerkte vlees zit veel viezigheid. Gewetenloze kerels uit de sector gooien er rottend afval in**, vol microben en bacteriën, strooien er handvollen scherpe kruiden en kleurstoffen over, malen alles fijn, en verpakken het in een zwart schaaltje uit kunststof. Een wit schaaltje kan ook, maar dat vind ik er minder smakelijk uitzien.

     Je gaat er niet makkelijk dood aan gaat, geloof ik, aan dat bedorven vlees. Wel kun je er ziek van worden, maar dat kun je ook van beschimmeld brood of ranzige kaas. Daarom moet je oppassen als je ’s morgens, maar half wakker, je boterhammendoos vult, en ’s middags die boterhammen opeet in een halfduister café. Ik weet dat uit ervaring. Maar op één of andere manier lijkt ranzige kaas en beschimmeld brood minder erg dan rottend vlees. Het was door het rotte vlees dat de Russische matrozen van 1905 in opstand kwamen, hun officieren over boord gooiden en koers zetten naar Odessa met de rode vlag in de mast. Zouden ze dat ook gedaan hebben voor beschimmeld brood en ranzige kaas? Ik betwijfel het.
     Gisteren waren op de televisie beelden te zien uit de vleesverwerkingsindustrie. Arbeiders in witte pakken waren opgehangen karkassen aan het uitbenen met grote messen. ’t Is een werk dat ik niet graag zou doen. Er werd vreselijk snel gewerkt, je wist dat het in die werkplaats erg koud was, en die opgehangen kadavers wekken mijn weerzin op. Elke keer dat zulke beelden worden getoond, vermoed ik, neemt het aantal vegetariërs, semi-vegetariërs en flexitariërs toe.
     In 1906 bracht Upton Sinclair zijn boek uit The Jungle. De auteur wou zijn lezers overtuigen van de noodzaak om het kapitalistische systeem te vervangen door het socialistische. Hij rapporteerde hoe arbeiders hun huizen niet konden afbetalen. Hij beschreef bijeenkomsten van ontevreden werklieden. Hij liet revolutionaire redenaars aan het woord. Maar wat bleef hangen was de beschrijving van de vleesfabrieken. De afbetalingen, de ontevredenheid en de redenaars bleven spoken in het hoofd van de lezer. De verwerking van de karkassen daarentegen ging rechtstreeks naar zijn onderbuik. Er rolde een golf van protest over het land, met boze stukken in de krant en verontwaardigde tussenkomsten in het Huis van Afgevaardigden. Maar de uitkomst was niet dat het socialisme werd ingevoerd, zoals Sinclair gewild had, of dat er een uitgebreider sociale wetgeving kwam. In plaats daarvan werden wetten goedgekeurd om de hygiëne in de slachthuizen en de vleesverwerking te verbeteren.

    De eeuwwisseling – mensen van mijn generatie bedoelen daarmee die van 1901 – was een tijd van grote hervormingsbewegingen: feminisme, nudisme***, esperantisme, pacifisme, vegetarisme. Die eerste beweging heeft haar doelstellingen ondertussen bereikt. Van die vier laatste zie ik de beste kansen weggelegd voor het vegetarisme. Dat wil zeggen op middellange termijn**** en in het westen. En op voorwaarde dat de televisie nog vaak beelden uitzendt van de vleesindustrie.

* In de straat van mijn jeugd, woonden we op tweehonderd meter afstand van een slachterij. Als je je neus even buiten de deur stak en de wind zat slecht, rook je de flauwe geur van bloed. Heeft dat er iets mee te maken?

 ** In een reactie op Facebook bracht Luc Van Braekel mij het mooie woord van Otto von Bismarck in herinnering: ‘Gesetze sind wie Würste, man soltte besser nicht dabei sein, wenn sie gemacht werden.’  

*** Met uitlopers in de nazi-gezinde Kampfring für völkische Freikörperkultur in de jaren dertig.

**** Als de vegetariërs eenmaal in de meerderheid zijn, bestaat altijd de kans dat ze hun eetvoorkeuren wettelijk opleggen aan de onverbeterlijke vleeseters. Maar misschien leven we op middellange termijn wel in een verdraagzame, leven-en-laten-levenmaatschappij. Dat zou fijn zijn.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten