zaterdag 7 juli 2018

Monica De Coninck over het getwitter van Theo Francken

     Op vrt.be zag ik een ruzie in de Kamer tussen SP.A-parlementslid Monica De Coninck en staatssecretaris Zuhal Demir van N-VA. Het ging geloof ik over de jonge moslima die van de week in de buurt van Charleroi was aangevallen en op de grond was gegooid, waarbij haar hoofddoek was afgerukt en in haar armen, borst en buik was gekerfd met een scherp voorwerp. De Coninck bracht in een parlementaire vraag die aanval in verband met de tweets van Theo Francken (‘een aantal mensen in uw fractie’). Daarop werd Demir boos en onderbrak ze het betoog van De Coninck. Dat mag Demir niet doen. Ook al is ze boos, ze moet een vragensteller laten uitspreken. De Coninck protesteerde dan ook terecht tegen die onderbreking en deed dat met enig theatraal talent. ‘We staan hier niet op de markt, ja?’ zei ze, en ze maakte daarbij een triomfantelijk gebaar als een – ja als wat eigenlijk? Als een marktverkoopster die de voordelen van een bepaald soort kookpan demonstreert?
     De Coninck gaf verder in één zin drie verklaringen voor de tweets van Francken: ‘als het potje overkookt’, ‘sommige partijen worden er rijk van’ en ‘uiteindelijk is het windowdressing’. Die verklaringen sluiten aan bij wat je je ook ergens anders kunt lezen: Francken gebruikt harde emotionele tweets om zich populair te maken, om kiezers af te houden van Vlaams belang, om te verbergen dat hij in zijn beleid braaf de Europese en juridische regels volgt, en ten slotte, om een draagvlak te creëren voor een migratiebeleid dat restrictiever is dan wat hij nu uitvoert.
     Die verklaringen zijn allemaal juist, geloof ik, maar ik zie nog een andere. Een regeringspartij heeft enerzijds een algemeen programma, waarin ze stoutmoedig haar idealen op middellange termijn uiteenzet, en anderzijds heeft ze een beleid waarmee ze een klein deeltje van dat programma probeert te verwezenlijken, rekening houdend met allerlei compromissen en techniciteiten en andere bezwaren die tussen droom en daad komen te staan. Voor niet-politici is dat laatste maar een saaie boel.
     Ik herinner mij de tijd toen Lijst De Decker begon door te breken. Die partij had een nogal opwindend programma waarmee ze allerlei moderne vormen van onvrijheid terug wou dringen. Maar die partij had de naam ‘te radicaal’ te zijn. Ze zou nooit een inbreng hebben in het beleid. En De Decker was niet sociaal aanvaardbaar. Je wou hem niet in je salon. Hij was een ‘straatvechter’. Hij was een ‘brulboei’.
     De ‘brulboei’ begon daarom te sleutelen aan zijn imago en aan dat van zijn partij. Zijn nieuw verkozen vertegenwoordigers – sommige toch – werden specialisten in technische materies. Lode Vereeck werd een gezaghebbende stem in het Vlaams Parlement. Boudewijn Bouckaert werd voorzitter van de Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen. Ik ging ‘s avonds wel eens kijken op de LDD-site en vond daar bewijzen van degelijk dossierwerk, goed uitgewerkte parlementaire vragen en opbouwende beleidsvoorstellen. Dat was allemaal best aardig, maar tegelijk ook weinig inspirerend voor een half-geïnteresseerde leek als ik. Het was allemaal te technisch en … te braaf.
     En nu kan je van de tweets van Francken veel zeggen – dat ze mijn stijl niet zijn, dat ze flirten met vulgariteit*, dat ze veralgemeningen bevatten, dat ze ondoordacht geformuleerd zijn, dat ze kwaadwillig geïnterpreteerd worden, dat ze géén ‘onmenselijke uitspraken’ bevatten zoals vaak wordt beweerd. Maar één ding is zeker: erg braaf zijn ze niet.



* Ik denk aan de door Francken geretweete foto van een zeker Brussels standbeeldje dat naar aanleiding van een zekere voetbalwedstrijd samen gemonteerd werd met een zekere op de grond liggende Braziliaanse speler. Dat zou ik nooit doen, zoals ik hier al schreef.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten