zondag 29 augustus 2021

Regels voor factcheckers

 


   Op de twitterpagina van ArbiterOfTweets lees ik iets over de ‘global cooling’-berichten van de jaren 70 die de ‘global warming’-berichten van nu voorafgingen, en de geloofwaardigheid van die laatste lichtjes beschadigen*. Op de sociale media zie je wel eens vier oude covers van Time met berichten over de ‘Big Freeze’ en de ‘Cooling of America’ en de ‘Coming Ice Age’. De Arbiter heeft op andere factcheckpagina’s gevonden dat een van die covers gefotoshopt is, en de drie andere niets met klimaat te maken hebben. Ik begrijp niet wat er omgaat in het hoofd van die vervalsers; ik kan niet eens boos op hen zijn.
     Maar ik ben wel een beetje boos op de Arbiter die niet vermeldt dat er in de jaren 70 inderdaad over ‘global cooling’ werd geschreven in plaats over ‘global warming’, en dát ook in Time. Het stond niet dágelijks in de krant, maar toch vaak genoeg dat zelfs ik het toen heb opgevangen. Net zoals de voorspellingen opving van de Club van Rome dat onze grondstoffen zouden uitgeput raken: kwik in 1985, zink in 1990, koper in 1993, aardgas in 1994 en aluminium in 2003.
     Naast heuristiek, historische methode en internetvaardigheden, is dus voor factchecken ook een zekere zin voor fairness vereist. Als die lui van de Time-covers, ondanks hun crapuleuze vervalsing, ergens een klein beetje gelijk hebben over ‘global cooling’, is het beter om dat toe te geven.
     Wat ook geen kwaad kan, is een een goed begrip van de eigen opdracht. De Standaard van 9 juni 2021 ‘factcheckt’ de bewering van Siegfried Bracke ‘en enkele andere N-VA’ers’ dat fors hogere minimumlonen de werkloosheid doen toenemen. Alhoewel ik het eens ben met de conclusie ‘eerder wel waar’, zou men op de krant moeten beseffen dat economische verbanden evenzeer een kwestie zijn van theorie als van feiten, en dat je commentaar op dat gebied niet als ‘factcheck’ kunt verkopen.
     En gevoel voor verhoudingen natuurlijk, maar daar heb ik gisteren al iets over geschreven. (Zie hier)

* Die beschadiging valt best mee, want vanuit de logica bekeken is het niet omdat zekere geleerden zich in de jaren 70 vergisten, een veel groter aantal geleerden zich in 2021 vergissen. 

Regels voor factcheckers

 
Vervalste covers van Time

    Op de twitterpagina van ArbiterOfTweets lees ik iets over de ‘global cooling’-berichten van de jaren 70 die de ‘global warming’-berichten van nu voorafgingen, en de geloofwaardigheid van die laatste lichtjes beschadigen*. Op de sociale media zie je wel eens vier oude covers van Time met berichten over de ‘Big Freeze’ en de ‘Cooling of America’ en de ‘Coming Ice Age’. De Arbiter heeft op andere factcheckpagina’s gevonden dat een van die covers gefotoshopt is, en de drie andere niets met klimaat te maken hebben. Ik begrijp niet wat er omgaat in het hoofd van die vervalsers; ik kan niet eens boos op hen zijn.
     Maar ik ben wel een beetje boos op de Arbiter die niet vermeldt dat er in de jaren 70 inderdaad over ‘global cooling’ werd geschreven in plaats over ‘global warming’, en dát ook in Time. Het stond niet dágelijks in de krant, maar toch vaak genoeg dat zelfs ik het toen heb opgevangen. Net zoals de voorspellingen opving van de Club van Rome dat onze grondstoffen zouden uitgeput raken: kwik in 1985, zink in 1990, koper in 1993, aardgas in 1994 en aluminium in 2003.
     Naast heuristiek, historische methode en internetvaardigheden, is dus voor factchecken ook een zekere zin voor fairness vereist. Als die lui van de Time-covers, ondanks hun crapuleuze vervalsing, ergens een klein beetje gelijk hebben over ‘global cooling’, is het beter om dat toe te geven.
     Wat ook geen kwaad kan, is een een goed begrip van de eigen opdracht. 
De Standaard van 9 juni 2021 ‘factcheckt’ de bewering van Siegfried Bracke ‘en enkele andere N-VA’ers’ dat fors hogere minimumlonen de werkloosheid doen toenemen. Alhoewel ik het eens ben met de conclusie ‘eerder wel waar’, zou men op de krant moeten beseffen dat economische verbanden evenzeer een kwestie zijn van theorie als van feiten, en dat je commentaar op dat gebied niet als ‘factcheck’ kunt verkopen.
     En gevoel voor verhoudingen natuurlijk, maar daar heb ik gisteren al iets over geschreven. (Zie hier)

zaterdag 28 augustus 2021

Factchecken op laag water


      Ik weet niet zeker of het voltooid deelwoord nu gefactcheckt of factgecheckt is, maar het emplooi zelf kan niet genoeg worden geprezen. De media, zowel de nieuwe als de traditionele, bevatten de nodige leugens, halve waarheden en onnauwkeurigheden. De gewone lezer, kijker of luisteraar, heeft noch de tijd noch de vaardigheid om dat allemaal te controleren. Hij moet dus dolgelukkig zijn als er een factchecker opstaat, geschoold in de heuristiek en de historische methode, die rustig de tijd neemt om het allemaal eens te haarfijn uit te zoeken.
     Mijn slechte karakter blijkt alleen al hieruit dat die factchecks voor mij een nieuwe bron van ergernis gaan vormen (zie ook hier). Ik stoor mij aan de schreeuwerige kop en conclusie, vindt dat àndere foute berichtgeving meer aandacht verdient, en koester de verdenking, zonder dat te factchecken, dat de factchecker met ideologische vooroordelen behept is, die zowel de keuze van zijn onderwerpen als zijn bewoordingen beïnvloedt. In plaats van dankbaar te zijn voor al die juiste informatie en correcte bronvermelding die ik in zo’n stuk krijg.
     Neem dat stuk op Knack.be (24 augustus, bijgewerkt 25 augustus): “ Nee, berichten van Theo Francken over ‘nieuwe hongerstaking’ kloppen niet.” Waar gaat het over? Op 19 augustus hebben 250 illegale migranten, waaronder kinderen, een leegstaand KBC-gebouw in Brussel bezet om legalisatie te eisen. Ze noemen hun actie ‘Neutrale zone’, een naam die verwijst naar de hongerstaking van enkele weken geleden. Maar de nieuwe actie zelf is géén hongerstaking. Francken heeft zich vergist. Hij publiceert een rechtzetting: ‘Correctie: dit is geen hongerstaking, wel een gebouwbezetting. Eisenpakket blijft hetzelfde.’ Is de schreeuwerige titel op Knack.be dan nog verantwoord?
     De factchecker van Knack, Brecht Castel (zie foto), vermeldt overigens de rechtzetting van Francken. ‘We contacteren Francken telefonisch en via sms. Hij laat weten dat zijn bron het artikel van RTBF was. Na publicatie van deze factcheck past hij zijn bericht op Facebook aan.’ Nu lijkt het of het alleen dankzij de publicatie van de factcheck is dat de rechtzetting er gekomen is. Daar twijfel ik aan. Francken zou dat geloof ik ook hebben rechtgezet als de factchecker bij het eerste contact de ware toedracht had verteld, in plaats van alleen naar Francken zijn bronnen te polsen.
     Samengevat: Francken heeft zich vergist tussen ‘bezetting’ en ‘hongerstaking’ en de factchecker van Knack publiceert een artikel met foto’s van soep-etende bezetters, en met zestien bronnen, zestien – van facebookposts tot privéconversaties met actievoerders – waar één bron eigenlijk volstond. Is dat niet heel veel zout voor een heel klein slakje*?
     Nu ik erover nadenk zou ik ook zoiets kunnen doen. Veronderstel dat Koen Pelleriaux, de nieuwe baas van het Gemeenschapsonderwijs, iets zegt over het lerarenberoep dat mij niet erg aanstaat (zie hier en hier). Ik zoek een stok om die vuile hond te slaan. Ik ga wat oude interviews met hem opzoeken en in De Morgen van 17 april 2003 betrap ik hem op volgende uitspraak: ‘Een loodgieter verdient doorgaans meer dan een arts … toch zien ouders hun kind liefst medicijnen studeren.’ Eerst denk je mild: Pelleriaux heeft gelijk; zo’n goed boerende zelfstandige loodgieter, die zal wel meer verdienen dan een beginnende huisarts. Maar dan gaat je bloed weer koken als je aan zijn onderwijsuitspraken denkt en zie je de kans om de GO!-baas te vloeren met een factcheck. Hoeveel verdient zo’n loodgieter die níet zelfstandig is maar in loondienst werkt? 1700 euro netto? En een gemiddelde, in plaats van een beginnende, huisarts? 3200 euro netto?  En gaan de meeste studenten medicijnen zich niet specialiseren, waardoor die nog eens een veelvoud van een huisartseninkomen verdienen?
     Het stuk schrijft zichzelf. ‘Nee, de verklaring van Koen Pelleriaux dat loodgieters doorgaans meer verdienen dan artsen, klopt niet.’ Nu nog wat concrete cijfers en zestien bronnen die bewijzen dat ik niet van de straat kom, een spijker op laag water kan lokaliseren, en als het moet een kanon kan hanteren als er een mug in de buurt komt.

     De internetbronnen werden laatst geraadpleegd op 28 augustus 2021. De gesprekken, autoritten, lunches, ruzies, drankgelagen, interviews en straatgevechten vonden plaats in de week van 23 tot 28 augustus.

* In all fairness, het slakje is iets groter omdat de site redactie24.be een kort maar schreeuwerig stukje plaatste over ‘hongerstakende kinderen’, en, daarover aangesproken, verwees naar het twitterbericht van Theo Francken. Een factcheck-kop als ‘Nee, het bericht van redactie24.be over hongerstakende kinderen klopt niet’ zou dan ook gepaster zijn geweest.

donderdag 26 augustus 2021

Het spectaculaire idee van Koen Pelleriaux - nabeschouwingen*


** Het idee van Koen Pelleriaux om leraren zich te laten specialiseren in ofwel lesgeven, ofwel lesmateriaal ontwikkelen, ofwel lessen voorbereiden, ofwel toetsen opstellen, valt slecht bij directeur Alex Peeters van het Xaveriuscollege in Borgerhout. In Het Nieuwsblad van 25 augustus vindt hij het een ‘vreemd idee’. Is de directeur bang dat de proefballonnetjes in het Gemeenschapsonderwijs, straks ook worden opgelaten in zijn eigen onderwijskoepel?

**  Ik ben het in elk geval met Peeters eens. ‘Zo dreigen we hetzelfde soort toetsen te krijgen voor iedereen, terwijl wij leerkrachten net eigen accenten willen laten leggen … anders zijn we gewoon eindtermen aan het afvinken.’ Voilà.

** Het Nieuwsblad heeft ook medestanders van Pelleriaux gevonden. Directeur Peter Vincke van het Bernarduscollege in Oudenaarde: ‘Stel dat je een leerkracht aardrijkskunde hebt met een fantastische encyclopedische kennis die er niet in slaagt om zijn klas onder controle te houden. Dan kan je daar weinig mee doen, en dat is jammer. In die zin kan het interessant zijn om de taken te verdelen.’ Welnee. Die encyclopedist is gewoon niet geschikt voor het onderwijs. Er zijn zoveel sectoren waar ík niet geschikt voor ben.

** Directrice Maggy Vankeerbergen, van het Technisch Atheneum Halle – eindelijk iemand van de stal van Pelleriaux –, ziet in de specialisatie van leerkrachten vooral mogelijkheden tot coaching. Ze pleit voor een systeem van ‘senior’ leerkrachten die ‘junior’ leerkrachten begeleiden en evalueren. ‘Nu valt dat allemaal op de schouders van de directie. Ik ken geen andere organisaties buiten het onderwijs waar een leidinggevende rechtsreeks 40 mensen of meer moet begeleiden.’ 

** Er is een tijd geweest, mevrouw Vankeerbergen, dat men ervan uitging dat leraren, met behulp van een paar tips, een bemoedigend woordje en de herinnering aan hun eigen schoolverleden, zelf wel hun weg zouden vinden, als ze enige aanleg voor het beroep hadden. En die andere organisaties waar een legertje coaches zou instaan voor begeleiding, ik zou mij daar niet te veel bij voorstellen. Natuurlijk houdt een ervaren journalist de jonkies op de redactie wat in het oog, maar op voorwaarde dat ze het niet te bont maken, snel leren, en zelf ook al eens een probleem oplossen.

**  Natuurlijk is het fijn als een beginnende leerkracht wat hulp krijgt van een ervaren collega. Toen ik begon, stelde de directrice voor dat ik eens met collega JP zou praten. Die heeft mij toen in half uurtje middagpauze voldoende aanbevelingen meegegeven om mij een paar jaar boven water te houden. Een ervan was dat ik niet te veel naar de directrice moest luisteren want, zei hij, die had ‘het licht gezien’.

** Als men de goede raad die ervaren collega’s aan beginners geven wil formaliseren, vooruit. Hier en daar zo’n ervaren collega enkele uren vrijstellen, zal volgens mij volstaan. Dat is heel wat anders dan een batterij van senior lerarencoaches op te stellen. Want die gaan dan hun taak invullen door ‘begeleidingstrajecten’ uit te werken waar de beginners eindeloos veel tijd en energie moeten insteken, naast de lessen die ze moeten geven. Misschien moeten ze zelfs méér lessen geven, om de senior leerkrachten te vervangen die minder uren voor de klas staan. 

** Het laat zich begrijpen dat de voorstellen van Koen Pelleriaux bij enkele schooldirecteurs in goede aarde vallen. Er bestaat een weerzinwekkend document van de onderwijsinspectie waarin een ‘referentiekader voor onderwijskwaliteit’ wordt vastgelegd (Zie hier). Daarin worden 37 verschillende doelstellingen geformuleerd voor het ‘schoolteam’. Ook zijn die doelstellingen erg vaag en algemeen. Ik citeer doelstelling B2: ‘Het schoolteam biedt begeleiding zowel op het vlak van leren en studeren, onderwijsloopbaan, psychisch en sociaal functioneren als preventieve gezondheidszorg.’  Als ik directeur was zou ik graag een personeelslid vrijstellen van lesgeven om zich voltijds te wijden aan het bewaken van dat psychisch en sociaal functioneren, met andere woorden aan het bewijzen dat er ‘rond die doelstelling wordt gewerkt.’ En ik zou, in mijn onzekerheid, ook graag een personeelslid vrijstellen voor elk van de andere 36 doelstellingen.

** Helaas zal het vermenigvuldigen van het aantal gespecialiseerde personeelsleden niet leiden tot ontlasting van de sukkelaars die achtergebleven zijn in de klas. Want wat is de taak van die specialisten, bijvoorbeeld in de ‘zorg’? Moeten ze, zoals je naïef zou denken, leerlingen begeleiden die speciale ‘zorg’ nodig hebben? Welnee. Op alle nascholingen krijgen ze te horen dat ze ‘niet alles zelf moeten doen’, maar dat ze de leraren in de klas moeten coachen zodat díe voor de begeleiding kunnen instaan. Ja, zó wordt de taak van leraar natuurlijk te veel voor één persoon, en niet omdat hij zowel lessen moet geven als lessen voorbereiden.

** Bij dat alles zou ik vergeten dat Pelleriaux nog andere spectaculaire ideeën heeft. ‘We lopen veel te veel talent mis,’ zegt hij, ‘omdat almaar meer jongeren naar de universiteit gaan. Een goede evolutie, mar we gebruiken die universitairen enkel in de laatste twee jaar van het middelbaar. Dat kunnen we oplossen door een universitaire opleiding voor leerkrachten lager onderwijs te maken. Dat is technisch niet zo heel moeilijk.’

** Nee, technisch is dat niet moeilijk, dat is waar. Er zijn landen waar zo’n regeling bestaat. Maar de leerstof van het lager onderwijs vraagt werkelijk geen doorgedreven wetenschappelijke kennis. Je kunt een uitstekende meester of juf zijn, zonder dat je de theoretische aanleg hebt voor een academische opleiding. Moeten díe meesters en juffen met minder theoretische aanleg in de toekomst dan plaats maken voor academici, en zich verder dan maar toeleggen op het bijvullen van rekken in de supermarkt of in het bezorgen van pakjes? Of wil Pelleriaux, wat waarschijnlijker is, iets verzinnen die het niveau heeft van een professionele bacheloropleiding, maar de naam en de studieduur van een masteropleiding**? En gaat men dan het geld vinden om die meesters en juffen als masters te betalen? Of denkt Pelleriaux, zoals wel meer socialisten: ‘Money is no object.’


* Zie ook mijn stukje van gisteren: hier.

** Ik heb over die ‘educatieve masteropleiding’ al iets geschreven in een andere context: hier.

dinsdag 24 augustus 2021

Koen Pelleriaux wil de taak van de leraren opsplitsen en verdelen


  
  Met Koen Pelleriaux heeft het gemeenschapsonderwijs een echte wetenschapper als baas gekregen, met name een socioloog. Hij weet iets van onderwijs. Hij heeft gepubliceerd over de cultuurkloof tussen aso en bso, en binnen bso, over de cultuurkloof tussen leraren en leerlingen. ’t Waren zaken die iedereen met een beetje ervaring eigenlijk al wist. Maar dat een geleerde ze ook zag, was op zich al een verdienste, en hij had bovendien cijfers verzameld waar hij een en ander mee bewijzen kon.
     Je zag aan alles dat Pelleriaux op de hoogte was van het nieuwste sociologisch onderzoek in het buitenland. Vandaag weet iedereen dat links en rechts en rijk en arm minder belangrijk geworden zijn dan de cultuurkloof tussen hooggeschoold en laaggeschoold, maar Pelleriaux wist het al twintig jaar geleden. En net als iedereen die over de materie had nagedacht, wist hij dat er voor de nieuwe kloof geen ‘gemakkelijke oplossingen’ bestonden. Hij zei het ook af en toe in een interview.
     Helaas vergat hij het weer snel. Dan stelde hij zelf zo’n gemakkelijke oplossing voor, bijvoorbeeld dat er een richting ‘Arabisch-Wiskunde’ zou worden ingevoerd. Er waren toch arabisten genoeg, en zo kon je de bollebozen onder de allochtonen aantrekken. Alsof die bollebozen de weg naar Latijn-Wiskunde niet zouden vinden. Of hij gaf hoog op van een ‘gemeenschappelijke eerste graad in het Middelbaar’ die zou leiden tot een studiekeuze die minder bepaald was door sociale afkomst. Uiteraard zou dat het geval zijn. Maar hoevéél verschil zou het maken? En is dat verschil de moeite om het kwaliteitsverlies in heterogene klassen erbij te nemen?* En kun je verschillen in IQ en leerattitude uitvlakken door een gemeenschappelijke eerste graad? En kun je de kwestie van de studiekeuze niet bijna even goed aanpakken met goede eindtoetsen in het lager onderwijs en een verbeterde werking van het CLB?
     Nu komt hij in een interview met Het Nieuwsblad-De Standaard aandragen met een andere ‘gemakkelijke oplossing’. De taak van de leerkracht is te zwaar. ‘We gaan ervan uit,’ zegt Pelleriaux, ‘dat leerkrachten allemaal witte raven zijn die elk aspect van het leraarschap perfect kunnen uitvoeren: lesgeven, lesmateriaal ontwikkelen, lessen voorbereiden, toetsen maken. Zulke profielen bestaan niet. Om het probleem van de groeiende druk op leraren op te lossen, moeten we die taken beter verdelen. Zodat de mensen die lesmateriaal maken, niet per se dezelfde mensen zijn die lesgeven.’
     Dat is zo fout**, op zo veel niveaus, dat mijn hoofd ervan duizelt.
     Ten eerste kan de groeiende druk op de leraren niet veroorzaakt worden door de combinatie van lesgeven, lesmateriaal aanmaken, lessen voorbereiden en toetsen opstellen. Die taken werden altíjd al gecombineerd door leraren. Als de druk groeit, moet daar een andere oorzaak voor zijn.
    Ten tweede bestaan de profielen en de witte raven waar Pelleriaux van spreekt natuurlijk wel. Ik was er één van en de meeste van mijn collega’s zijn het nog. De vier taken die Pelleriaux opsomt, kon ik juist heel goed combineren. En ik wilde het ook zo houden. Ik zou het niet fijn gevonden hebben als iemand anders de lessen voorbereidde die ik moest geven, of dat iemand toetsen maakte over lessen die ik gegeven had. Het enige wat ik wel wou uitbesteden was het verbeteren van die toetsen. Als Pelleriaux leraren vindt die zich dáár in willen specialiseren, dan kan dat voor mij.
     Ten derde is veel van de taakverdeling waar Pelleriaux op aandringt, voor zover nuttig, al lang doorgevoerd. Het lesmateriaal van veel collega’s bestaat uit handboeken die door anderen zijn geschreven en door uitgeverijen worden verspreid. Dat heeft allerlei voordelen, maar ook nadelen, zeker als de boeken zijn opgesteld door mensen die nooit les hebben gegeven. Het beste lesmateriaal ontstaat in de les zelf, en wordt bijgeschaafd door het te gebruiken. Als ik in de vakantie lessen uitwerkte, bleken die in de praktijk altijd onrealistisch. Slechts na veel schaafwerk bleken ze dan toch bruikbaar, en vaak hielp zelfs dat schaven niet en verdween de les in een map die nooit meer werd geopend.
     Er zijn ook andere terreinen waarop taakverdeling nu al bestaat. Leraren gebruiken vakgroepen om taken onder elkaar te verdelen, of worden door de directie vrijgesteld van lesgeven om de ‘zorg’ op zich te nemen, om het ‘talenbeleid’ te coördineren, om ‘onderwijsinnovatie’ te begeleiden, om IT te ondersteunen, om tuchtproblemen aan te pakken, om een lees- en documentatiecentrum op te zetten, enzovoort. Misschien kan hier en daar nog een specialisatie worden toegevoegd, daar heb ik geen probleem mee. Er mogen er misschien ook een paar worden afgeschaft. Maar daarom moet de kerntaak van de gewone leraar – lesgeven en wat daarrond hangt – niet hertekend worden.
     Het traditionele systeem, met het lesgeven als kerntaak, heeft geleid tot opdrachten uitgedrukt in ‘contacturen’. In het secundair treed je wekelijks 20 tot 22 keer op, in een klein zaaltje, telkens voor een periode van 50 minuten. Dan kom je met de activiteiten errond gemakkelijk tot een werkweek van méér dan 38 uren. Pelleriaux suggereert dat dat te zwaar is. Mij goed. Dan is de oplossing het verminderen van het aantal contacturen, waardoor ook de overige werkuren zullen verminderen. Maar door verschuiven ga je weinig winnen. Dat geldt tussen twee haakjes ook voor co-teaching. De kans dat je werklast vermindert door met twee voor een klas van 50 te staan, in plaats van elk voor een klas van 25, is redelijk klein.
     Pelleriaux wil om zijn plannen te realiseren de macht van de directeurs als managers uitbreiden. ‘Het klopt dat de directeur op lokaal niveau het werk eerlijk zal moeten verdelen over zijn mensen. Elke manager moet het werk verdelen over zijn mensen. Waarom zou dat op een school niet kunnen?’ Ja, waarom? Het algemene antwoord luidt dat het moeilijk is om methodes uit de privésector in te voeren in een overheidsinstelling (zie hier). Het specifieke antwoord luidt dat de arbeidsdeling, die in de economie zo’n gunstige ontwikkeling teweeggebracht heeft, in het onderwijs slechts beperkt toepasbaar is.*** Ook leveren leraren een product, ‘leerwinst’ dat moeilijk meetbaar of vergelijkbaar is. Ten slotte kan (en misschien moet) klanttevredenheid in het schoolwezen niet de rol spelen die ze in de autoproductie en -verkoop speelt.**** Of, om het anders te zeggen, een manager in de privésector is er helemaal niet op uit om het werk ‘eerlijk’ te verdelen over zijn mensen. Hij wil het werk efficiënt verdelen, en die efficiëntie is min of meer meetbaar. De leskwaliteit van de leraar is dat minder, en de ‘eerlijkheid’ van de directeur ook.
     Ik beweer niet dat er in het middelbaar onderwijs geen efficiëntiewinst mogelijk is. Misschien kunnen sommige lessen wel, zoals Pelleriaux suggereert, aan grotere groepen, in aula’s, gegeven worden. Misschien moeten meer middelen gaan naar het Bijzonder Onderwijs, waar gespecialiseerde leraren les geven aan leerlingen met speciale noden. Is dat ook geen ‘taakverdeling’? Misschien moeten we af van de ‘vaste benoeming’, waardoor leraren weliswaar gemakkelijker ontslagen, maar ook gemakkelijker aangenomen kunnen worden. Ik kan dat, sinds ik gepensioneerd ben, zeggen zonder in de lerarenkamer levend te worden gevild.
     Pelleriaux praat veel over de ‘filmpjes’ die leraren in de vervloekte coronatijd als noodsprong gebruikten. Ik geloof daar niet zo in. Een leraar als ‘talking head’ of een powerpoint presentatie met een off screen commentaar is nogal vermoeiend om naar te kijken. Maar er zijn andere mogelijkheden waar hij niet over praat. Het is ontstellend hoe weinig vooruitgang er de laatste twintig jaar gemaakt is in educatieve software. Daar is zeker nog efficiëntiewinst te halen. Met hoe langer hoe meer klassen waar elke leerling over een computer beschikt, is het bijvoorbeeld kinderspel om elk lokaal te gebruiken als taallaboratorium, maar het gebeurt niet.
     Misschien kan Pelleriaux zijn hoge post zelfs gebruiken om iets doen aan de administratieve last van de leraren. Ik weet wel dat die last, objectief gemeten, niet zo vreselijk zwaar is, maar een leraar die, naast lesgeven, lesmateriaal ontwikkelen, lessen voorbereiden en toetsen opstellen, ook nog eens graag vergadert, verslagen opstelt of formulieren invult, dát is inderdaad een witte raaf en een zeldzaam profiel.

 

* Pelleriaux verwees naar buitenlandse studies die aantoonden dat een gemeenschappelijke eerste graad de onderwijskwaliteit verbeterde. Zelf sta ik wantrouwig tegenover die studies.

** Voor wie mocht twijfelen: Peter Mijlemans vindt de voorstellen ‘een frisse wind’. ‘Pelleriaux,’ schrijft hij, ‘gaat ver in de voorstellen, maar hij durft het tenminste.’ Een mooi voorbeeld van het Humphrey Appleby’s karakterising van de ‘activisme-logica’. Something must be done. This is something. We must do this.

*** Zelfs waar arbeidsdeling om evidente redenen wenselijk is, wordt ze daarom nog niet altijd gewenst. De meeste germanisten op mijn school hadden liefst een opdracht met twee talen, in plaats van zich te specialiseren in Nederlands, óf Engels, óf Duits.

**** Zelf geloof ik wel dat er een rol voor klanttevredenheid is weggelegd in het schoolbeleid, met name in het garanderen van de vrije schoolkeuze. Zie hier, hier en hier.

zondag 22 augustus 2021

Toeval?

      Op zekere dag besluit je pijp te roken, en van de ene dag op de andere verdriedubbelt het aantal pijp- en tabakswinkels, en het aantal pijprokers dat je op straat tegenkomt is meteen vertienvoudigd. Of je koopt een nieuwe auto, een tweedehands Jaguar bijvoorbeeld, en op de autosnelweg is elke derde auto die je inhaalt of die jou inhaalt een Jaguar.
     Je begrijpt al snel dat het hier niet om een eigenaardig toeval gaat, maar om een onbewuste focus van de aandacht, die in de psychologie ‘priming’ heet. Een bekende stimulus roept een sterkere respons op in ons brein dan een onbekende. Er zijn tal van experimenten uitgevoerd om die ‘priming’ te onderzoeken, er zijn tal van studies verschenen die van die experimenten verslag doen, en er zijn tal van mislukte pogingen geweest om die experimenten te reproduceren. Maar ondanks die mislukkingen weet iedereen die ooit pijp heeft gerookt, of een Jaguar heeft gekocht, dat ‘priming’ bestaat. It’s a thing, zoals men in het Engels zegt.
     Ik wil het echter over iets anders hebben, dat iedereen ook kent. Je bent met je vrouw aan het spreken over een vriend die je al lang niet meer hebt gezien, en plots belt iemand aan, en ’t is toch wel die vriend zeker, die toevallig in de buurt was. Zoiets maakt een sterke indruk. Je denkt even aan telepathie, maar dan valt het je te binnen dat je over die vriend ook al eens gesproken hebt, zonder dat die aanbelde. Het kan dus geen telepathie zijn.
     Of je zoekt op het internet naar een essay van W.F. Hermans over H.P. Lovecraft, en daarbij stoot je op een ander essay dat Hermans schreef over Trotsky. Tiens, dat essay kende je niet. 10 minuten later – je hebt het essay over Lovecraft ondertussen gevonden – loop je door je FB-startpagina en, verdorie, bots je toch weer op een bericht van een vriend, en die vriend verwijst naar een blog, en die blog verwijst naar het Trotsky-essay van Hermans. Nu weten die FB-mensen van alles over jou en jouw voorkeuren en jouw activiteiten, maar hier hebben ze toch in 10 minuten heel wat speurwerk moeten doen alleen voor het plezier je toch even te laten duizelen bij zoveel schijnbaar toeval.
     Dezelfde dag waarop je met de Trotsky-echo te maken krijgt, kijk je ’s avonds met vrouw en zoon naar de film ‘A Beautiful Day in the Neigborhood’. Tom Hanks speelt de rol van Mr. Rogers – of Misterogers – , een presentator van een succesvol kinderprogramma in de jaren 60, 70 en 80. Wij hadden nog nooit van die Mr. Rogers gehoord, maar al snel wordt duidelijk dat die man echt heeft bestaan. Hij was iemand die positief in het leven stond, zoals dat heet, en dat ook uitstraalde. Je zou niet naast hem aan tafel willen zitten op een feestje. Wereldberoemd blijkbaar in de Verenigde Staten.
     Na de film was het te vroeg om al te gaan slapen. Jan en ik kijken nog naar een aflevering van ‘The Americans’, hij voor de eerste keer, ik voor de tweede. We zijn gekomen aan de tiende aflevering van het derde seizoen. De aflevering is nog maar 5 minuten gevorderd of Henry, de zoon van de spionnen, vertelt enthousiast over een komiek die zo goed ... Mr. Rogers kan nadoen. ‘So he sits down and takes off his shoes like Mr. Rogers …’ ‘Hé’, roept Jan, ‘Mr. Rogers!’  Terwijl we de film op PlayMore gezien hadden, en ‘The Americans’ op Prime speelt. Die platformen spelen toch niet onder één hoedje? En hoe kunnen ze weten naar welke film en ,naar welke reeks we gaan kijken?
     Dat zijn nu natuurlijk maar twee voorvalletjes. Naar het schijnt heeft de Duitse schrijver Wilhelm von Scholz (1874-1969) er heel wat meer verzameld in zijn ‘Der Zufall und das Schicksal’. Misschien bots ik in de krant van morgen wel op de naam van Wilhelm Von Scholz of op de titel van zijn boek. Zou dát dan ook toeval zijn?

 

* Een vorig stukje over toevalligheden vind je hier.
* Over die mooie reeks schreef ik hier al iets.

vrijdag 20 augustus 2021

Lenins mooie vrouw

 

     Hoe die mensen van Quora zo goed op de hoogte zijn van mijn interesses zal ik nooit begrijpen, maar vandaag kreeg ik een linkje toegestuurd over de fysieke verschijning van Nadezjda Kroepskaja, de vrouw van Lenin.  Die was, in haar jeugd, een mooie vrouw geweest, werd mij op het forum meegedeeld.
     De foto’s die ik mij van Kroepskaja herinnerde, spraken dat tegen: wijkend voorhoofd, gezwollen gezicht, uitpuilende ogen. Maar dat waren foto’s van later, en die uitpuilende ogen schijnen het gevolg te zijn geweest van een auto-immuunziekte waaraan ze leed. Dat ze op die afbeeldingen wat zuur keek, was begrijpelijk. Ze had geen gemakkelijk leven. Ze was na de revolutie vice-minister van Onderwijs, kon het niet vinden met Lenins medewerker Stalin, en had de zware taak om de Russische bibliotheken te centraliseren en te zuiveren van aartsgevaarlijke boeken, zoals die van Dostojevski, boeken die schijnmunitie leverden aan sluipschutters van (uiterst) rechts*. Nog later moest ze voortdurend vrezen voor haar leven, want Stalin dreigde af en toe dat hij, als het nodig was, wel ‘een andere weduwe van Lenin’ kon vinden.
     Die latere foto’s van de door zorgen getekende vrouw tellen dus niet mee. De jeugdfoto’s, dat is een andere zaak. Op twee ervan gelijkt ze sprekend op Scarlett Johanssen: hoge jukbeenderen, welving van de wenkbrauwen, getuit mondje, smalle kin. Er zijn op het internet enkele collages te vinden waarop men die gelijkenis illustreert. Ik zou eens aan mijn vrouw moeten vragen wat zij van die gelijkenis vindt. Zij heeft daar een beter oog voor.
     Of de jonge Kroepskaja nu écht een mooie vrouw was, weet ik nog altijd niet. Op een andere jeugdfoto ziet ze er uit als een gemene lerares. Ook is een gelijkend gezicht één ding, maar wat men ermee doet is weer iets anders. Van Johanssen wéten we wat ze met haar gezicht kan aanvangen; van Kroepskaja weten we dat niet. Ze kan, zoals Johanssen, intens kijken, maar ál die dames, heren en kameraden van voor de eerste wereldoorlog keken intens als ze werden gefotografeerd. Of Kroepskaja met dat gezicht nog iets meer kon, glimlachen bijvoorbeeld, of verleidelijk kijken, dat weten we niet. En dan is er nog iets: Johanssen is een héél mooie vrouw, maar er is, geloof ik, niet veel nodig, om er een lelijke van te maken. In The Girl with the Pearl Earring wist ik nooit helemaal zeker wat ik van haar vond. Behalve natuurlijk dat ze goed bleef acteren bij die vreselijke kou van de kleine ijstijd.

* De bewoordingen – ‘aartsgevaarlijk’ … ‘schijnmunitie leveren voor de sluipschutters van (uiterst) rechts’ – zijn van professor Guy Redig, die ze ooit gebruikte in zijn onbeschofte antwoord op een commentaarstuk van Mark Elchardus (zie hier). De onverdraagzaamheid van professor Redig wordt nog duidelijker als men de ronde haakjes weglaat, en de tekst herschrijft als ‘sluipschutters van rechts en uiterst rechts’. Foute ideeën, zoals – vind ik – die van professor Redig, zijn natuurlijk ‘gevaarlijk’, maar het behoort tot de goede toon om in een polemiek die kwalificatie uiterst, uiterst zelden te gebruiken. 



donderdag 19 augustus 2021

Corona-overpeinzingen, alweer.

 


** Telkens als ik een stukje plaats met coronabedenkingen, plaatst Facebook er, zonder dat ik daarvoor extra moet betalen, een boodschap bij dat mijn lezers best het ‘Covid-19 Informatiecentrum’ kunnen bezoeken, waar ze veel overheidsinformatie vinden. Ze denken daar bij FB misschien dat ik een agenda heb terzake en mijn informatie en standpunten daaraan aanpas. En dat de overheid zo’n agenda niet heeft. Het is juist omgekeerd. Waarmee ik overigens niets slechts wil zeggen van die overheidsinformatie.

** Mijn Facebookvriend Mark De Mey heeft de moeite gedaan – waarvoor dank – om het hogergenoemde Informatiecentrum digitaal te bezoeken. Hij vond er, naar eigen zeggen, onder andere volgende inlichtingen: je kunt een COVID-19-vaccin niet zelf thuis maken; het drinken van alcohol zal COVID-19 niet voorkomen of genezen; het consumeren van bleekmiddel of desinfectiemiddel is gevaarlijk en voorkomt geen besmetting met COVID-19; je kunt niet testen of je COVID-19 hebt door je adem in te houden;  COVID-19 kan niet worden voorkomen of genezen door knoflook te eten; het eten van hete pepers geneest of voorkomt COVID-19 niet; etc. etc. De Mey voegt eraan toe dat die informatie ongetwijfeld wél betrouwbaar is.

** Naast antivaxxers bestaan er ook vaxxers. Een kenmerk van die laatste is dat ze iedereen die een kanttekening maakt bij de coronavaccins – ook wanneer ze zelf gevaccineerd zijn –als ‘antivaxxer’ wegzetten. Terwijl ‘antivaxxer’ lang vóór corona al een duidelijk afgelijnde betekenis had.

** Af en toe zie ik Youtube-filmjes passeren met medische specialisten die een afwijkende mening hebben over Covid. Ik heb weinig geduld voor die filmpjes, en stop met kijken na een halve of een hele minuut. De uitleg is fragmentarisch en toegespitst op een boodschap. Hebben Van Ranst, Vandamme, Molenberghs, Vlieghe en Van Gucht ook zulke filmpjes? Dat zou misschien leuk zijn. Alhoewel ik liever een wekelijkse column van ze zou lezen (zie hier). Iets in de stijl van Luc Bonneux.

** Over corona worden we bestookt met te veel irrelevante cijfers. We krijgen absolute getallen, zoals het aantal coronadoden in de VS, terwijl we relatieve cijfers nodig hebben per aantal inwoners. We krijgen relatieve cijfers over de dodenaantallen (100 % stijging, 50 % daling) wanneer we absolute cijfers nodig hebben (van 1 dode naar 2 of van 2 doden naar 1).

** Het resultaat is dat we slecht bekend zijn met de grote cijfers die ertoe doen. Voor België kennen we ongeveer het totaal aantal corona-doden. We weten dat in Vlaanderen 85 procent van de volwassenen (+18) gevaccineerd zijn. Maar voor de rest? Een vriend postte onlangs iets over de duizenden coronadoden onder de bejaarden en de ‘honderden’ coronadoden onder jonge mensen. Dat laatste moest ik zelf met veel moeite opzoeken. Het aantal coronadoden onder de 25 jaar beperkt zich tot een tiental en dat onder de 45 jaar tot ongeveer 140.

** Maar soms krijgen we ook wel eens relevante cijfers. Het stuk in Het Nieuwsblad van vandaag over de gevaccineerde covid-patiënten in de ziekenhuizen bevat veel van wat ik wil weten. Ik verneem er dat 31 procent van de covid-patiënten in ons land dubbel gevaccineerd zijn. Die 31 procent komt uit de grote groep gevaccineerden, en de andere 69 procent (toch?) uit de kleine groep niet-volledig-gevaccineerden. Vaccinatie biedt dus op dit ogenblik meer dan 80 procent bescherming tegen hospitalisatie.

** De bescherming door vaccinatie kan al volgt worden samengevat: heel, heel goed tegen fatale afloop, heel goed tegen ICU-opname, goed tegen hospitalisatie en twijfelachtig tegen besmetting. Over dat laatste spreken recente onderzoeken elkaar tegen (zie hier). Die twijfel schept ruimte voor een dubbele boodschap. Als men vaccinatie wil aanprijzen, haalt men aan dat besmetting erdoor wordt afgeremd; als men beperkende maatregelen wil aanprijzen, haalt men aan dat de besmetting gewoon doorgaat.

** Er komt voorlopig geen derde vaccinatie. Men wacht op wetenschappelijk advies. Zo hoort het. Maar is er eigenlijk iemand die eraan twijfelt dat die derde vaccinatie er vroeg of laat komt? En later een vierde en een vijfde? ’t Is een van die zeldzame gevallen waar de toekomst kan worden voorspeld zelfs als je geen stapeltje Tarot-kaarten bij de hand hebt.

** Wat de komende herfst-winter zal brengen is dan weer moeilijker om te voorspellen. Vorig jaar behoorde ik tot de pessimisten die een tweede golf aan besmettingen, ziekenhuisopnames, ICU-patiënten en sterfgevallen vreesden. Dit jaar verwacht ik een golf aan besmettingen, maar de vraag is of de ziekenhuisopnames zullen volgen. Volgens een studie onder toezicht van het Imperial College zijn besmettingen en hospitalisaties van elkaar losgekoppeld door de vaccinatie, maar zien we de laatste tijd de curves weer naar elkaar toegroeien. Dat laatste stemt tot nadenken.

** Het Nieuwsblad van 11 augustus 2021 berichtte over een controverse tussen twee infectiologen: Vander Hilst van het Hasseltse Jessa Ziekenhuis en Erika Vlieghe van de UA Antwerpen. Vanderhilst pleitte voor het opschorten van alle beperkende maatregelen, en Vlieghe pleitte voor het behoud ervan. Maar ze vertrokken allebei van een pessimistische voorspelling voor de herfst-winter. Vanderhilst wou een toekomstige piek in de ziekenhuisopnames vermijden door nú voldoende besmettingen toe te laten, en Vlieghe wou dat doen door de herfst-winter in te gaan met een laag besmettingspeil. Ook dat stemt tot nadenken.

** Ik volg de vakliteratuur niet en onze tv-virologen geven veel goede raad en weinig informatie. Daarom probeer ik tussen de regels te lezen áls ze iets zeggen. Vooral Van Ranst, omdat die zo sluw is in zijn communicatie. Als hij zinnens is een bocht te maken, zal hij die zorgvuldig voorbereiden. Hij was de eerste die, toen mondmaskers nog taboe waren, op tv verklaarde dat ze ‘in een later stadium een zekere rol konden spelen.’ Maandenlang heeft hij voorspeld dat corona door de vaccinatie zou herleid worden tot een griepje waar we mee konden samenleven, zonder veel beperkende maatregelen. Maar nu zei hij onlangs iets dat mij deed schrikken. ‘Delta,’ zei hij, ‘is een nieuw virus.’ Zo’n uitspraak, die letterlijk niet waar is, doe je maar als je wilt choqueren. Hopelijk bereidt Van Ranst hier geen bocht voor, waarbij de vroegere rooskleurige voorspellingen worden ingetrokken omdat ze alleen het ‘oude virus’ betroffen.

** Waarnemers verwachten dat het volgende overlegcomité verdere versoepelingen aankondigt voor september, en in oktober zelfs de dancings zou toelaten te heropenen. Ik neem aan dat de toppolitici van de experts grondiger informatie krijgen dan de voorlichting die voor het het brede publiek bestemd is, dat ze één en ander hebben afgewogen, en dat ze uiteindelijk hun hoop stellen op een slechts beperkte stijging van hospitalisaties in herfst en winter. t Is fijn om met een positieve noot af te kunnen sluiten.


dinsdag 17 augustus 2021

Het Nieuwsblad, de vaccinatieverplichting en de wet van de non-contradictie


     (Ik schreef mijn boze stukje hieronder op 17 augustus. Vandaag, 20 augustus, staat in Het Nieuwsblad een evenwichtig stuk over onder andere de relatie tussen vaccinatie, neusbesmetting en ernst van het ziekteverloop. Veel is nog onduidelijk. Van Gucht ziet geen grote voordelen meer in een testbeleid dat de neus-tot neus-verspreiding van het virus in kaart brengt. Kunnen er dan, vraag ik mij af, in één moeite door, ook geen vragen gesteld worden bij het quarantainebeleid, bijvoorbeeld bij de heropening van de scholen?)

     Vandaag gaat het commentaarstuk van Het Nieuwsblad over vaccinatie. Die zou verplicht moeten worden in de zorg, vindt politiek redacteur Arnout Gyssels. Waarom? Omdat de vaccinatie bij zorgverstrekkers ‘cruciaal is’, omdat we op een ‘limiet stoten’ bij ‘netjes vragen en zoetjes aandringen’, omdat er al een verplichte vaccinatie bestaat voor hepatitis B, omdat 98 procent van het ziekenhuispersoneel in Italië gevaccineerd is.
     De kritische lezer zal gemerkt hebben dat dat allemaal ondergeschikte of afgeleide argumenten zijn. Die hebben hun plaats in een betoog, maar kunnen nooit het definitieve antwoord bieden. Heeft Gyssels dan geen écht antwoord? Toch wel. ‘Zonder vaccinatie brengen ze [de zorgverstrekkers] hen [de patiënten] in gevaar. Door de ziekte door te geven.’ Ik probeer het nog wat duidelijker te verwoorden: Zorgverstrekkers die niet gevaccineerd zijn lopen meer kans op besmetting en kunnen die besmetting makkelijker doorgeven aan hun patiënten dan zorgverstrekkers die wel gevaccineerd zijn. Dat is een stevig argument.
     Maar is het waar? Op 2 augustus kopte Het Nieuwsblad: ‘Ook na vaccinatie blijf je even besmettelijk voor anderen.’ Dat kopje hoorde bij een samenvatting van een wetenschappelijke studie*. Waarom schrijft Gyssels dan op 17 augustus dat mensen ‘zonder vaccinatie’ de ziekte doorgeven, alsof de gevaccineerden dat niet doen? Waarom schrijft hij het tegenovergestelde van wat de krant op 2 augustus schreef?  Houdt de Aristotelische wet van de non-contradictie niet in dat een bewering en zijn tegendeel niet tegelijk waar kunnen zijn?
     Ik breek mij het hoofd om verklaringen te vinden voor die inbreuk op de Aristotelische wet. Misschien

  • ... is het inzicht van 2 augustus achterhaald, en zijn nieuwe studies verschenen die aantonen dat de besmettelijkheid wél vermindert door vaccinatie. Dan moet het vorige bericht wel even worden rechtgezet en de nieuwe studies aangehaald. 
  • ... kent Gyssels het verschil niet tussen de ernst van de ziekte die aanmerkelijk wordt afgeremd door vaccins en de besmettelijkheid ervan die er niet door zou worden afgeremd. Dan moet hij erg dom zijn.
  • ... heeft Gyssels gemerkt dat anderen ook ernst van de ziekte en besmettelijkheid ervan met elkaar verwarren en dat hij dat dus ook mag doen**. Maar juist van een journalist kan worden gevraagd dat hij dergelijke verwarring uit de wereld helpt.
  • ... heeft Gyssels ergens gelezen dat er nog geen definitief antwoord bestaat op de besmettelijkheidsvraag, en dat je dan best de ene dag zús en de andere dag zó kunt zeggen. Maar dan verkoop je bullshit in de betekenis die de filosoof Frankfurt aan het woord heeft: lulpraatjes aanbieden zonder er veel belang aan te hechten of ze waar zijn of niet.
     Geen van de vier verklaringen vind ik aannemelijk, en wel hierom. In dezelfde alinea, in dezelfde zin zelfs, voegt Gyssels nog snel een tweede argument toe, namelijk dat niet-gevaccineerde zorgverstrekkers meer kans lopen door Covid ‘uit te vallen’. Dat argument wordt met veel meer woorden uitgewerkt dan het vorige. ‘De zorg is al jaren op zoek naar meer personeel. Personeel dat wegvalt door een covid-infectie, hypothekeert een goede behandeling van de patiënten. Dat zou met een scala aan goed werkende vaccins niet mogen.’
     Hier weet Gyssels dat hij op vastere grond staat. Hij wordt plots spraakzamer. Hoe luider hij praat, hoe beter hij de bullshit in zijn vorige zinnetje kan doen vergeten, bullshit waar hij zichzelf blijkbaar dan toch van bewust is, waardoor die eigenlijk meer een ... leugen wordt. Eentje om bestwil natuurlijk.
      Als argument is dat ‘uitvallen’ van personeel wellicht wat buiten proportie. Je zou dan even goed kunnen argumenteren dat zorgverstrekkers niet op ski-reis mogen vertrekken, want als ze dan hun been breken, vallen ze ook ‘uit’. Maar ’t is ten minste een argument dat inhaakt op de huidige wetenschappelijke consensus: door de vaccins wordt de ernst van een covid-besmetting, en dus de kans op werkverzuim, aanmerkelijk verminderd, en dat geldt even goed voor een zorgverstrekker als voor iemand anders.
     Ik ben er dus een groot voorstander van dat zoveel mogelijk zorgverstrekkers zich laten vaccineren: ze verminderen voor zichzelf het risico om ernstig, langdurig of dodelijk ziek te worden. Ze hebben, vind ik, een voorbeeldfunctie. En welja, ’t is beter als er niet te veel ‘uitvallen’, naast diegenen die toch al 'uitvallen' door gebroken benen op ski-reis.*** 
     Ik ben evenwel geen voorstander van kranten die de ene dag, zonder uitleg, het tegenovergestelde schrijven van wat ze twee weken eerder schreven****.  Lezers met een geheugen dat wat verder reikt dan anderhalve minuut ergeren zich daaraan. Als je je als journalist graag in tegenspraken wentelt, doe dat dan met meningen. Daar wind ik mij minder over op.

 * Een betere samenvatting van de studie vind je hier. Een even recente – en hoopgevende – studie die concludeert dat besmetting wél wordt afgeremd door vaccinatie vind je hier. Het Nieuwsblad had er beter aan gedaan ook over deze studie te berichten. De twee studies hebben andere cijfers over de virale lading, maar zijn voor de rest niet noodzakelijk in tegenspraak. Misschien kunnen gevaccineerden even gemakkelijk de besmetting doorgeven, maar minder gemakkelijk binnenkrijgen. 

** De verwarring lijkt mij ook toe te slaan bij de covid-pasjes: je mag aan activiteiten deelnemen als je óf gevaccineerd bent, óf al ziek bent geweest, óf een negatieve test hebt afgelegd. Als het de bedoeling is om besmetting te vermijden, zou alleen de negatieve test mogen meetellen. Ook argumenteert men soms dat de héle wereld moet worden gevaccineerd willen we vermijden van nieuwe besmettingen te importeren. Ook dat argument gaat uit van een verminderde besmettelijkheid door vaccinatie.

*** Ondertussen volg ik de geduchte discussie of vaccinatie voor zorgverstrekkers nu wel of niet de aangewezen weg is vanop veilige afstand, daarbij vooral lettend op de redeneertrant van de deelnemers, eerder dan op de conclusie die ze bereiken.

**** Op 13 augustus kopte Het Nieuwsblad: ‘Groepsimmuniteit blijkt onhaalbaar’. Het zou mij niet verwonderen als de krant morgen iets schreef over de noodzaak van vaccinatie om groepsimmuniteit te bereiken.

maandag 16 augustus 2021

Afghanistan en de Taliban


 ** Over Afghanistan heb ik geen andere mening dan ongeveer iedereen: het worden vreselijke tijden voor iedereen die er gesteld is op een vrije levensstijl, en ’t is nog enkele keren erger als je vrouw bent.

** Ondertussen erger ik mij aan de commentaren van de betweters: Obama had dít moeten doen en Trump had dát moeten doen en Biden had nog iets anders moeten doen. Men had een en ander ‘beter moeten aanpakken’. Men had ‘meer de nadruk moeten leggen op’ weet ik veel wat: het onderwijs, de vrouwenrechten, de strijd tegen de corruptie, de regelmatige betaling van de soldij.  Alsof dat allemaal veel veranderd zou hebben.

** Ik lees ook dat “de internationale gemeenschap een gepast antwoord moet formuleren”. Ik vrees dat de Afghaanse man, en vooral vrouw, niet veel zullen hebben aan dat antwoord, hoe gepast het ook is.

** Ik zal niet snel een goed woord over Biden zeggen, maar uiteindelijk heeft hij slechts gedaan wat Obama en Trump ook wilden doen: de troepen terugtrekken. Men heeft die terugtrekking 20 jaar voorbereid. Maar men kan niet blijven voorbereiden.

Dat de taliban na de terugtrekking van Amerikaanse troepen de macht zouden overnemen, na één dag, één week, één maand of één jaar, heeft iemand daar ooit aan getwijfeld? En heeft iemand eraan getwijfeld dat Biden dat eigenlijk ook wist, ondanks al zijn mooie woorden?

** Sommige Amerikaanse generaals dachten dat Kaboel nog acht maanden stand zou houden, en het werden er uiteindelijk een paar dagen. Waarom 8 maanden wachten, zal men gedacht hebben.

** Het Afghaanse regeringsleger stond met 300 000 soldaten plus een luchtmacht, tegen 75 000 talibanstrijders. Maar het fanatisme van de taliban was vele malen groter dan de overtuiging van de reguliere soldaten. En een groot deel van de bevolking was en is taliban-gezind.

** Die taliban-gezindheid blijkt alleen al hieruit dat in het min of meer beschaafde Kaboel, na 20 jaar trekken sleuren door allerlei goedmenende ngo’s, nog altijd 60 procent van de vrouwen een boerka droeg, of anders geformuleerd, 60 procent van de mannen hun vrouwen, zusters en dochters verplichtte een boerka te dragen. Daar moeten nogal wat taliban-sympathisanten onder zijn.

** Tussendoor lees ik nog een twitterbericht van filmmaker Michael Moore die beweert dat Osama bin Laden nooit aanwezig is geweest in het Afghanistan van de taliban. Dat is op zijn manier ook een ‘samenzweringstheorie’.

** Tegen buitenlandse interventies omwille van humanitaire of geostrategische belangen heb ik weinig principiële bezwaren. Als het niet voortdurend gebeurt, als een paar internationale rechtsregels gerespecteerd worden, als het aantal burgerslachtoffers laag wordt gehouden, waarom niet? Maar de bewezen praktische bezwaren zijn ondertussen verpletterend. Vietnam, Irak en nu Afghanistan: waar hebben die interventies eigenlijk humanitair of geostrategisch opgeleverd wat men nastreefde?

** Op 26 december 1979 begon de Sovjet-interventie in Afghanistan. De toen nog erg kleine PVDA, waar ik toe behoorde, reageerde met betogingen, meetings, brochures en vlugschriften. Dat was een wat absurde situatie: Belgische communisten die protesteerden tegen Russische communisten die binnengevallen waren om Afghaanse communisten te helpen. Maar de PVDA was China-gezind, en China lag indertijd overhoop met de Sovjet-Unie – vandaar.

** De toenmalige PVDA sprak in haar propaganda veel over het ‘zelfbeschikkingsrecht’ voor het Afghaanse volk. Die zelfbeschikking werd op het terrein vooral opgeëist door islamitische fundamentalisten. Voor een PVDA-er was dat toch even slikken. Men stelde het dan voor alsof die fundamentalisten maar één kleine strekking van het Afghaanse verzet uitmaakte, terwijl er daarnaast ook veel ‘democratische’, ‘progressieve’ en zelfs ‘marxistisch-leninistische’  strekkingen waren. Op onze betogingen liep er zelfs zo’n marxistisch-leninistische anti-Sovjet Afghaan mee. Ludo Martens liep vaak naast hem.

** Dat zelfbeschikkingsrecht van naties zegt mij nog altijd niet veel, als er niet tegelijk zelfbeschikkingsrecht van burgers is. Zijn de inwoners van Kaboel niet beter af, stel ik mij de vraag, met wat meer individuele vrijheid, ook al moeten ze daarvoor dulden dat hun nationale luchthaven beschermd wordt door Amerikaanse, Noorse of Belgische soldaten? Die laatste stonden vroeger onder leiding van mijn buurman, kolonel D.

** Maar zo werkt het blijkbaar niet. Voor outer en heerd is een oude reflex. Eigen tirannie eerst.

** Zelfs de communisten hebben wereldwijd nooit veel aanhang kunnen verwerven, behalve als ze zichzelf voorstelden als nationalisten.

** Ikzelf zou het fijn vinden als de hele wereld meer Westerse trekjes kreeg: individualisme, vrijheid, abstracte rechtsbeginselen afgedwongen door de staat, geloof in onderwijs en wetenschap, dialoog op basis van feiten en logica, tolerantie, verfijnd hedonisme. Het is leuk als daar nog een hap spiritualiteit bij komt. Maar de begeerte om die Westerse trekjes op te leggen door militaire interventies werkt – zoals hierboven al opgemerkt – vaak averechts. Misschien kunnen we in de vorige zin ‘vaak’ zelfs door ‘altijd’ vervangen, en hebben we te maken met een heuse ‘wet’ in de internationale politiek. 

dinsdag 10 augustus 2021

Twintig bedenkingen bij het Demarez-incident


 1.  Het vulgaire gesprekje tussen Demarez en zijn collega werd, zonder dat hij zich daarvan bewust was, uitgezonden op FB Live van Sporza. En iemand van de wellicht niet zo talrijke luisteraars heeft dat dan doorgestuurd naar de Cats. Dat dialoogje keur ik af, maar ik begrijp het. De reflex om het door te sturen naar de Cats keur ik niet af, maar ik begrijp die niet. Die speelt zich af buiten mijn moreel universum.

2. Ik ga in grote lijnen akkoord met Lorin Parys: ‘Verontwaardiging over uitspraken: volkomen terecht. Ontslag eisen: disproportioneel na excuses en non-actief.’ Gevoel voor proporties … het is het eerste artikel van mijn credo.

3. Er is één soort verontwaardiging die ik in die materie níet kan smaken: die van vrt-collega’s. Daarin volg ik Bart Schols die tweette: ‘Interesting, al die stemmen die een collega mee vierendelen voor totaal ongepaste (laat dat heel duidelijk zijn) uitspraken, maar op een redactie hun mond niet opendoen als dezelfde praat voorbijkomt.’ Zelf weet ik wel dat moraliserende hypocrisie, net als denigrerende praat, een sociale functie heeft, maar ’t is best bij allebei wat maat te houden.

4. Aangezien nuance het tweede artikel van mijn credo is: er bestaat een verschil tussen iets denken, stilletjes in je hoofd zoals de hond Samson doet, en iets luidop zeggen, zodat anderen het kunnen horen. Dat verschil is geen eenrichtingskwestie. We kunnen vreselijke dingen denken, die we niet durven zeggen. Maar vaak zijn we ook braver in wat we echt denken dan in wat we zeggen. En stouter in wat we zeggen dan in wat we doen. Grootspraak en branie is vaak niet meer dan een pose.

5. Facebookvriendin Helga Wijns formuleert die dubbelzinnige verhouding tussen ‘spreken’ en ‘echt denken’ veel concreter, in een reactie op mijn stukje: ‘Als iemand de opmerkingen die mijn man en ik tijdens een tv-avond zoal maken zou beluisteren in de veronderstelling dat we onze oprechte mening over allerlei mensen aan het debiteren zijn, dan komen we eruit als door-en-door slechte respectloze mensen zonder een greintje empathie. Ik kan me amper voorstellen dat we uitzonderingen zijn.’ Er is inderdaad weinig reden om aan te nemen dat wat we al gekscherend en op onbewaakte momenten zeggen, een juister beeld heeft van wie we zijn, dan wat we op andere momenten zeggen, en vooral doen.

6. En áls je dan iets luidop zegt, is er ook nog eens een verschil met betrekking tot waar en tegen wie je dat doet: tegen vrienden thuis, tegen kennissen op café, tegen collega’s op de werkvloer, tegen het grote publiek voor de camera of microfoon. Demarez dacht het derde te doen, en deed het vierde.

7. Dat is maar een half excuus. Natúúrlijk zou Demarez wat hij tegen zijn collega’s zei, nooit tegen de Cats zelf durven herhalen, uit lafheid, of, even waarschijnlijk, omdat hij echt niemand wil kwetsen. Maar intentie is niet het enige wat telt. Pastoor Munte stelt aan de Witte en zijn klasgenootjes de volgende vraag. ‘Daar zitten mussen in mijn kriekenboom. Ik schiet ernaar met een geweer, en ik schiet een mens dood die in de boom zat … Is dat zonde? Die het weet krijgt tien cens.’ De leerlingen antwoorden: ‘Neie, meniër pastoër.’ Maar zo eenvoudig is dat niet. Een normaal mens die, al was het per ongeluk, een mens doodschiet die in een kriekenboom zit, zal daar een groot schuldgevoel aan overhouden. Demarez begon zijn excuses met het cliché dat het ‘niet zijn bedoeling was om te kwetsen’. Als Demarez overtuigend wil zijn, zou hij beter beginnen met iets te zeggen over het schuldgevoel en de schaamte die hem kwellen sinds en omdat hij betrapt werd.

8. De verleiding is groot om Demarez nu in gedachten als een geheel en al verachtelijke, grove man weg te zetten, iemand die vrouwen in het algemeen alleen beoordeelt op hun ‘fuckability’. Ik trof het woord aan bij Facebookvriend Nick De Clippel, met de volgende wijze commentaar erbij: ‘Eigenlijk is dat [de beoordeling op fuckability] niet zo vreemd voor geseksueerde wezens. Het zou pas raar worden mocht  fuckability het énige criterium zijn waarmee mensen elkaar beoordelen. Wat mij eraan doet denken dat ik niemand, maar dan ook niemand ken, man noch vrouw, bij wie dat het geval is. Ik ken niemand die écht zo over het andere geslacht denkt.’

9. Het hierboven gebruikte Engelse woord doet mij dan weer doet denken aan de beroemde kaartscène in ‘Docteur Popaul’, die Chabrol-film uit 1972. (Zie hier, vanaf 1:23)

10. Ik heb een Amerikaanse kolonel gekend die een uitgebreid arsenaal aan licht aangebrande mopjes had. Geen enkel was erg vulgair, maar ‘vrouwonvriendelijk’ waren ze allemaal. Ik zou ze nooit verteld hebben. Die officier was in andere opzichten de hoofsheid zelve: opstaan als een vrouw de tafel verlaat, na het parkeren uit de wagen stappen om het portier voor zijn echtgenote te openen. Hij zou nooit verdragen hebben dat iemand in aanwezigheid van vrouwen het f-woord gebruikte. ‘Even if he were a five star general, I’d smack him in the face.’

11. De blooper van Demarez heeft weinig met ‘vrije meningsuiting’ te maken.  Je kunt wat hij zei moeilijk als een mening beschouwen, zoals een vulgair mopje ook geen mening is. Hoogstens zou je kunnen zeggen dat een bepaald soort vulgariteit beter gedijt in een bepaalde culturele conjunctuur.

12. Op Knack.be schreef Stijn Verbist een overigens eerder gematigd stuk (hier) waarin hij uitgebreid de persoonlijkheid van Demarez belicht. ‘Demarez’ woorden geven blijk van een achterhaaldheid die doet vermoeden dat hij tot op vandaag nog niet ten volle heeft ingezet op persoonlijke groei en ontwikkeling. Naar zichzelf leren kijken, eigen vooroordelen ontmaskeren, authentiek in verbinding treden met zichzelf, en van daaruit met de ander en vooral met wie anders is, stonden allicht nog niet op zijn programma.’ En dat leidt hij allemaal af uit die twee of drie zinnetjes ...

13. De blooper heeft trouwens vermoedelijk weinig met lesbofobie te maken. Het maken van grove suggesties over het uiterlijk van vrouwen is een barbaarse gewoonte waar de hoofse revolutie van de 12de eeuw tevergeefs een einde aan zocht te stellen. Misschien is de gewoonte zelfs door de hoofse revolutie aangezwengeld: als de etiquette vereiste dat alle vrouwen openbaar voor hun schoonheid werden geprezen, ontwikkelde de behoefte zich om daar privé enkele reserves bij te formuleren.

14. Ontwikkelde mannen kunnen hun occasionele behoefte aan barbaarse mysogynie bevredigen met verfijnder toespelingen. Woorden als ‘virago’, ‘kenau’ en ‘harpij’ hebben speciaal daarvoor in de loop der eeuwen een betekenisverandering ondergaan.

15. Heeft de kleedkamervulgariteit onder mannen een equivalent onder vrouwen? Ik weet dat niet. ‘I wonder what women talk about when men talk,’ zegt George in Who’s Afraid of Virginia Woolf. Volgens ervaringsdeskundige Erwin Van Mol kun je in de vrouwenrefter van een autofabriek evenveel schunnige praat horen als in de mannenrefter, en dan nog ‘vooral ten nadele van hun eigen sekse’ (Zie hier). Voor mannen zit hier een zekere geruststelling in: zíj zijn niet de enigen die in de fout gaan, en in de vrouwenrefter gaat het niet over hén.

16. Context nuanceert de betekenis van losse uitspraken. In ‘The Americans’ (S2/E8) nemen Russische spionnen een privé-gesprek op tussen enkele keurige, fatsoenlijke FBI-agenten. Die hebben het over een secretaresse, Martha.
- Come on, guys, Martha’s not so bad. Look, my first boss said I should hire an ugly old lady, so I’d have to be ten scotches deep before I’d touch her.
- He’d do an ugly old lady with 10 scotches?
- Ew. Maybe 10 scotches and a bag over her head. Al right men, Martha’s a good girl. Leave her alone.
De Russische spionnen knippen één en ander weg uit het gesprek en laten de opname dan horen aan Martha. De geluidsfragmenten van Demarez zullen wel niet bijgeknipt zijn, maar toch ontberen we een zekere mate van context.

17. Vulgariteit zal er altijd zijn, net als geweld, maar ’t is mooi om naar een beperking ervan te streven. Er wordt nu minder dan vroeger gevochten op café en op kermissen, en daarmee is een stuk charme van het leven verdwenen. Maar ik kan best leven zónder die charme. In de televisiereeks Mrs. Maisel zie je het typische niveau van Amerikaanse stand-up eind de jaren 50. De ene vrouwonvriendelijke mop na de andere. ‘Mijn vrouw is jaloers op ons toilet. Ja, ik zit er vaker op dan op haar.’ Ik vind het niet erg dat dat niveau van het podium naar de lockerroom verbannen is.

18. Maar ook hier dient overdrijving te worden vermeden. Er moeten in de lockerroom, of in de operatiezaal, geen camera’s komen om mogelijke vuile praat te registeren. Er moeten geen arbeidsreglementen worden opgesteld met bepalingen over vulgaire uitspraken. En er moeten voor de collega’s geen seminaries of workshops worden georganiseerd om een verfijnder soort humor aan te leren. Als je de zeden wil veranderen, doe je dat vaak best niet te snel, niet te bureaucratisch, en niet te grondig. Victoriaanse nultolerantie leidt tot een averechts effect. Naast Dr. Jekyll krijg je dan Mr. Hyde en vaak – spoiler alert! – is dat dezelfde persoon.

19. Is misogyne vulgariteit minder laakbaar als ze in geschrifte gebeurt door iemand die min of meer kan schrijven? Ik denk aan wat Herman Brusselmans schreef over Anne Teresa De Keersmaeker. Of neem Gerrit Komrij. Hij noemde feministen ‘de onwelriekende gleuvenbrigade’ en Anja Meulenbelt ‘een hoopje verwilderd hangvlees’. Hij spreekt in verband met die laatste over een ‘vagina die door de tand des tijds de vorm heeft aangenomen van een brievenbus.’ Ik herhaal mijn vraag: is zó’n vulgariteit minder laakbaar? Ik vind van wel, maar ik zou niet goed weten waarom ik dat vind.

20. En vanaf wanneer heb je met een denigrerende, seksistische uitspraak te maken? Ik meen mij te herinneren dat Arthur Koestler de vrouwen in de fascistische beweging aantrekkelijker vond dan die in de communistische beweging. Misogyne stereotypering? M.E. herhaalt af en toe dat hij als maoïst wel eens het gezelschap van trotskisten opzocht, ‘omdat de vrouwen daar mooier waren.’ Vulgair seksisme of tongue-in-cheek humor? Als je de prikkeldraad van het seksisme maar laag genoeg hangt, kan níemand er onder door kruipen. Om nogmaals Lorin Parys aan te halen: ‘Voor mij geen samenleving van perfecte mensen.’

zondag 8 augustus 2021

Eddy Demarez - Weer en klimaat - Corona-grafieken - Gevaccineerde besmettelijkheid - Seksuele voorlichting - Kersen


 ** Eddy Demarez. Sportjournalist Demarez – mijn zoon heeft nog met zíjn zoon gevoetbald – heeft wel pech gehad met die microfoon. Het voorval doet mij denken aan iets wat ík ooit heb meegemaakt. Toen ik veertien was, heb ik mij op school ooit met drie vriendjes verstopt in een opberglokaaltje naast de speelplaats. We hebben daar toen een half uur lang de goorst mogelijke praat uitgeslagen, zoals alleen veertienjarigen dat kunnen, waarbij de vulgariteiten werden afgewisseld met sterke staaltjes van kritiek op de maatschappij in het algemeen, en op onze leraren in het bijzonder. Toen we het lokaaltje wilden verlaten, botsten we tot onze schrik op een priesterleraar die daar de hele tijd van achter de deur onze conversatie had staan volgen. We voelden ons toen verpletterd door schuldgevoel. Nu vind ik dat die priesterleraar had moeten kuchen om zijn aanwezigheid kenbaar te maken. Of nog beter: toen hij ons toevallig bezighoorde had hij zich onmiddellijk uit de voeten moeten maken en doen alsof hij niets gehoord had. Volgens Erasmus’ etiquetteboekje moest je, als je iemand in de gang zag defaeceren – toiletten bestonden nog niet –  moest je dus doorlopen alsof je niets gezien hebt. Je mocht, nog volgens Erasmus, zeker geen oogcontact maken.

** Weer en klimaat. Als het lang warm is, of er valt te veel regen, of te weinig, of het waait hard, hoor je wel eens dat die verschijnselen met de klimaatcrisis te maken heeft. Rik Torfs vond dat op Twitter geen ernstige manier van redeneren: ‘Dat is een stelling die weer met klimaat verwart en wetenschappelijk niet kan worden bewezen. Daardoor speelt zij rechtstreeks in de kaart van mensen die menen dat er met het klimaat niets aan de hand is.’ Dat is een terechte  opmerking. Maarten Boudry (Roberta Maundy), die het niet begrepen heeft op Torfs, reageerde met een sarcastische vergelijking: een dronken chauffeur die een fietser aanrijdt zou dan ook niet bewijzen dat alcohol leidt tot meer ongevallen! Laat mij de kwestie dus stellen in de termen die Maarten zelf graag gebruikt. Een verwijzing, in een debat over klimaat naar concrete weersomstandigheden, of in een debat over verkeersveiligheid naar één aanrijding, berust op de veel gemaakte verwarring tussen anecdote en data. En zoals Maarten ook weet – ik heb het wellicht van hem geleerd – : zelfs ‘the plural of anecdote is not data’.

** Corona-grafieken. Ik word razend van de coronagrafieken in Het Nieuwsblad. De blokjes van besmettingen, nieuwe ziekenhuisopnames en patiënten op intensieve zorg beginnen nu op … 30 mei 2021. De eerste coronadode in ons land viel op 10 maart 2020! De bedoeling van een grafiek moet zijn om cijfers in een perspectief te plaatsen.

** Gevaccineerde besmettelijkheid. Ik heb al eens mijn ongenoegen laten weten over de virologen die ons onvoldoende voorlichten over corona (hier). Daar zijn verschillende redenen voor. Als communicatiestrategen weten ze dat het beter is om altijd dezelfde zaken te herhalen zodat het ABC ten minste blijft hangen, weze het ten koste van de andere letters van het alfabet. Een andere reden is dat de kennis over het virus voortdurend verandert. Als ze dus in details treden, moeten ze vaak hun versie veranderen, wat hun geloofwaardigheid niet ten goede komt. Nu geloof ik dat er nog een derde reden is, namelijk dat soms bewust een ‘flou artistique’ wordt nagestreefd. Neem de vraag of gevaccineerden nu even besmettelijk zijn als niet-gevaccineerden (zie hier). Als de virologen duidelijk ‘ja’ antwoorden, dan vraag je je af waarom de hele bevolking, tot en met de kinderen, een vaccin moeten krijgen. Ze zijn toch even besmettelijk. Als de virologen duidelijk ‘nee’ antwoorden, dan vraag je je af waarom gevaccineerden nog een mondkapje moeten dragen en andere richtlijnen moeten volgen. Als ze daarentegen niets zeggen, bestaat de kans dat én de kinderen gevaccineerd worden, en de mondkapjes verder worden gedragen.

** Seksuele voorlichting. Nu wordt op alle scholen vrij en vrolijk seksuele voorlichting gegeven, behalve naar het schijnt in Hongarije, maar voor de tweede wereldoorlog was dat anders. Men probeerde een en ander zo lang mogelijk uit te stellen, om de jongens en meisjes niet op gedachten te brengen. Soms moesten moeders aan hun dochters de dag voor het huwelijk nog een en ander uitleggen. De jonge mijnwerkerszoon in How Green Was My Valley krijgt zijn uitleg van een openhartige pastoor. Maar niet alle moeders of pastoors waren geschikt voor dat taakje. Er was dan ook een markt voor boekjes met uitnodigende titels als ‘Wat een aankomend meisje weten moet’, ‘Wat een volwassen meisje weten moet’, ‘Wat een jonge vrouw weten moet.’ H.L. Mencken bedacht enkele leuke varianten op die titels: ‘What a Man of Forty-Five Ought to Know’ en ‘What a Decent Grandmother Ought to Forget’.

** Kersen. Nu ik met pensioen ben heb ik veel meer tijd dan vroeger om kersen te eten. (Zie ook hier).