maandag 28 februari 2022

Poetin, de PVDA en de de-escalatie*

 

     De PVDA heeft, zoals bekend, geweigerd om in het Vlaamse Parlement een resolutie over Oekraïne goed te keuren. De resolutie stelde voor om (1) de Russische agressie te veroordelen, (2) solidariteit te betuigen aan Oekraïne, (3) extra Europese sancties door te voeren, en (4) humanitaire en andere hulp aan Oekraïne te verlenen. De PVDA ging blijkbaar alleen akkoord met het eerste punt en vond de rest van de resolutie eenzijdig omdat ze de verantwoordelijkheid van de Navo niet belichtte. Die had zich immers uitgebreid met nieuwe lidstaten waardoor ‘Rusland zich bedreigd voelde’. Verder had Oekraïense regering zelf ook boter op het hoofd omdat ze geen autonomie had verleend aan de oostelijke gebieden.
     In de tijd dat PVDA nog een kleine sekte was zag je in de huizen van partijleden vaak een slagzin van Mao aan de muur hangen die luidde: ‘Tegen de stroom inroeien is een marxistisch principe.’ Dat principe hebben de PVDA’ers  in het Vlaamse parlement dus toegepast. Ze hadden kunnen doen zoals Vlaams Belang, waar nogal wat sympathie voor Poetin bestaat: ze hadden kunnen zwijgen. Maar die kans hebben ze gemist. Ze hadden ook een lange toespraak kunnen houden tegen de Navo en het Amerikaanse imperialisme om dan als slot de resolutie tóch goed te keuren. Maar ook dat hebben ze niet gedaan. Ze hebben zich stoutmoedig in de strijd geworpen: één tegen allen. 
     De politieke vijanden van de PVDA – alle partijen dus – grepen de politieke flater aan om de partij scherp te veroordelen. Ze stelden het voor alsof de PVDA de invasie goedkeurde. Dat was niet helemaal waar. Maar het PVDA-standpunt deed me wel denken aan wat gebeurde toen Hitler in 1939 Polen binnenviel. De Franse communisten voelden zich gebonden door het recente verdrag tussen Duitsland en de Sovjetunie. Ze keurden de nazi-inval weliswaar niet goed, maar ze wezen erop dat die het gevolg was van het ‘Engelse en Franse imperialisme’ en dat ‘het wereldproletariaat onmogelijk het fascistische Poolse regime kon verdedigen.’ 
     De Franse communisten van 1939  en de Vlaamse communisten van 2022 hebben de inval in respectievelijk Polen en Oekraïne niet ‘goedgekeurd’, maar hun standpunt zat zo vol nuances – helaas op een moment dat die nuances niet helemaal op hun plaats waren, en bovendien, op de keeper beschouwd, berustten op de bedenkelijke analyse van ‘fouten aan de twee kanten’. Een buitenstaander die niet doorkneed is in de marxistische dialectiek kan weinig met die nuances aanvangen op een ogenblik dat een zwak onafhankelijk land wordt binnengevallen door een sterke agressieve buur, en dàt onder het absurde voorwendsel dat die agressie nodig was om de regering van dat land te zuiveren van ‘neo-nazis’ en ‘druggebruikers.’
     De PVDA is geen klein sekte meer, maar een partij die rekening moet houden met buitenstaanders die niet in de marxistische dialectiek doorkneed zijn. Op het VRT-journaal van gisteren kreeg Raoul Hedelbouw uitgebreid de kans om een elegante pirouette uit te voeren. Bart Verhulst stelde hem de vraag waarom PVDA zoveel moeite had om Poetins inval te te veroordelen. Raoul stak van wal met een reeks scheldwoorden aan het adres van Poetin: autocraat, oligarch, man van de big business, crimineel. Hij was tegen de Russische ‘agressie’ en ‘voor de erkenning van de Oekraïense staat’ en gaf verder een lange uitleg over de Helsinki-akkoorden van 1975, de ontwapening, de vredesbeweging, het belang van de-escalatie, het gevaar voor een wereldoorlog, en de noodzaak voor België om als klein land een diplomatieke rol te spelen.
     Ik vond dat Bart Verhulst aan het einde van de tirade had moeten vragen of dat nu allemaal een reden was om de resolutie in het Vlaams Parlement niet te onderschrijven. In plaats daarvan besloot Verhulst: ‘Dank u, meneer Hedebouw. Ja, dat is wel een duidelijke boodschap nadat PVDA-PTB toch wat geïsoleerd stond in de politiek en het leek alsof ze die inval niet meteen veroordeelde; die veroordeling is er nu toch wel heel duidelijk gekomen.’ Ik vond dat een erg mooi cadeautje van de journalist aan de politicus.
    De pirouette van Raoul Hedebouw bestond trouwens niet in de veroordeling van Poetins agressie – die had de PVDA inderdaad al eerder uitgesproken – maar in de verschuiving van de stugge anti-Navo retoriek naar het aantrekkelijker vredesdiscours. Communisten kunnen inspiratie putten uit een rijk verleden waarin ze op verschillende momenten verschillende deuntjes zongen: in 1939 was het dat van het anti-imperialisme, van 1941 tot 1945 werd het dat van het patriottisme, en in de jaren 50 werd het dat van het pacifisme, met de vredesduif van Picasso als symbool.
     Nu we het toch over pirouettes hebben. Ik vond de herhaalde verwijzing, vijf of zes keer, van Raoul naar de de Helsinki-akkoorden bijzonder vermakelijk. De vader van Raoul, Berten Hedebouw, moet als oude Amadees en PVDA-er, aan tientallen betogingen hebben deelgenomen tégen de Helsinki-akkoorden. Die akkoorden brachten immers, volgens de Chinese communisten en Ludo Martens, niet de vrede maar de oorlog dichterbij. Amada-PVDA beschouwde indertijd de Sovjet-Unie als verraders van het echte communisme, en bovendien als de belangrijkste ‘oorlogsstoker’ in de wereld.  De argumentatie voor die laatste stelling sneed enig hout. De Sovjet-Unie, zo hield kameraad Ludo ons voor, raakte economisch achterop. De enig mogelijkheid om haar positie op het wereldtoneel te versterken, bestond erin de militaire kaart te spelen. 
    Vandaag is Rusland economisch nog meer achterop geraakt. Daardoor kon het Westen één na één de vorige vazalstaten van Rusland aan zich binden. Poetin kan daar weinig tegenover stellen behalve militair geweld. Wellicht is Rusland ondertussen dermate achterop geraakt, dat zelfs dat militaire geweld op een zwakkere basis berust dan in de tijd van Brezjnev. Wat zou betekenen dat het oorlogsgevaar vandaag heel wat minder is dan in 1975.
    Dit alles echter is speculatie, en op grond van zulke speculaties moeten beter onderlegde mensen dan ik beslissingen nemen en geostrategische keuzes maken. Escaleren of de-escaleren? Churchill of Chamberlain? Achteraf is het makkelijk praten. De diplomatieke voorgeschiedenis van de Eerste Wereldoorlog laat zien hoe de tragedie vermeden had kunnen worden door inbinden, wederzijdse toegevingen, begraven van ultimatums, verminderde achterdocht, en bereidheid om de ‘eer van de natie’ op de tweede plaats te stellen. De-escalatie had een wereldbrand kunnen voorkomen. Dat weten we we nù.
     Maar de voorgeschiedenis van de Tweede Wereldoorlog biedt, ook achteraf gezien, het tegenovergestelde beeld. Toen had men juist wel moeten grijpen naar hoge principes van moed en eer en naar een no passaràn-mentaliteit; men had Hitler kunnen stoppen – met dreigende ultimatums en desnoods met een oorlog – toen het nog kon, dat wil zeggen toen de opbouw van zijn leger nog niet voltooid was. Churchill bleek, achteraf, gelijk te hebben: men had veel vroeger moeten escaleren. Dat weten we nù. Maar wat we nu niet weten, althans niet met zekerheid, dat is wat we nù moeten doen. Aan mij moet je het niet vragen, want ik heb geen antwoorden. En aan Raoul Hedebouw moet je het zeker niet vragen, want die heeft àlle antwoorden.

* Zie ook het artikel van Boudewijn Bouckaert op Doorbraak of op de Facebookpagina van de professor.

vrijdag 25 februari 2022

Oekraïne: het stukje dat ik niet wou schrijven


(1) Ik wou eigenlijk al lang een stukje schrijven over ‘activistische rechtspraak’ en ‘juristocratie’. En nu komt Poetin met die inval in zijn buurland. Nare man, die Poetin.

(2)  Het Westen wou Oekraïne verleiden. Poetin heeft Oekraïne verkracht. Ook in MeToo-tijden mag dat onderscheid nog altijd worden gemaakt.

(3) Over buitenlandse politiek en militaire conflicten in heden en verleden heb ik meestal geen uitgesproken mening en al zeker geen oplossing: de Amerikaanse interventie in Vietnam, de Russische interventies in Tsjechoslovakije en Afghanistan, de Navo-interventie in de Balkan, de tweede golfoorlog, de conflicten in Libië, Syrië en Israël-Palestina. Als in zulke conflicten de ene partij min of meer liberaal-democratisch is en de andere autoritair, dan gaat mijn sympathie uit naar de eerste. My liberal democracy, right or wrong. Maar verder probeer ik niet te hoog van de toren te blazen.

(4) Over enkele conflicten heb ik overigens wel een mening: de inval van Mussolini in Abyssinië, de inval van Hitler in Polen, de inval van Saddam Hoessein in Koeweit en de inval van Poetin in Oekraïne. Ik ben er tegen.

(5) Ik heb de huidige inval niet voorspeld, maar ik ben ook niet verrast. Ik was er niet gerust in als ik Biden bezig hoorde. Ik nam ik aan dat hij over inlichtingen beschikte van zijn geheime diensten. En als ik Poetin hoorde, was ik nog minder gerust. Er was nog altijd een kans op een diplomatieke oplossing, zei hij. Ja, en wat was die àndere kans dan?

(6) Ik lees dat Poetin minachting heeft voor de Westerse decadentie. Hij heeft wellicht gelijk. Maar alles samen genomen, sluit ik mij aan bij Charles Laughton in de film Spartacus: “I’ll take a little republican  decadence along with a little republican freedom.” Alhoewel Laughton sprak van ‘corruption’ in plaats van ‘decadence’.

(7) Ik zal het nog sterker zeggen, maar dan moet ik eerst diep ademhalen en mij moed inspreken: ik verkies Ursula von der Leyen boven de Russische borstontblote, paardrijdende judoka.

(8) Poetin wil, zegt hij, Oekraïne ‘denazificeren’. Ik vrees dat Poetins definitie van ‘nazi’ dermate ruim is, dat ze veel van zijn Westerse bewonderaars zou insluiten.

(9) Het Westen krijgt er van langs in onze krantencommentaren. En de kritiek is dubbel. Men heeft Poetin met onvoldoende respect behandeld, schrijft men, en men heeft hem te veel laten betijen, schrijft men. Dat is nogal tegenstrijdig. Anderzijds: die twee fouten sluiten elkaar niet helemaal uit. Het is altijd goed je vijand met respect tegemoet te treden. Of hij daardoor welwillender wordt, is een heel andere kwestie.

(10) Had Oekraïne lid moeten worden van de Navo? Men begrijpt nu in elk geval waarom het land vragende partij was. Uiteraard konden de Russen er in dat geval op aandringen dat in dat land geen nucleaire raketten zouden worden opgeslagen. Dat zou een redelijke eis geweest zijn. Bij mijn weten staan er ook geen nucleaire Natoraketten in Estland, Polen of Roemenië. 

(11) Vormt de Navo een militaire bedreiging voor Rusland? Is de Navo van plan Moskou te bombarderen, zoals Rusland Kiëv bombardeert? Ik geloof het niet. De Navo heeft zich, ondanks zekere militaire avonturen, altijd defensief opgesteld tegenover Rusland, net zoals het Warschaupakt zich indertijd, ondanks zekere militaire avonturen, defensief opstelde tegenover het Westen. De Russische inval kan moeilijk als een ‘preemptive strike’ omschreven worden.

(12) Zou Rusland Oekraïne ook zijn binnengevallen als dat land openlijk had verklaard nooit lid van de Navo te worden? Ik denk het niet. Had Servië in 1914 toegestaan dat Oostenrijkse ambtenaren op hun grondgebied het onderzoek deden naar de aanslag op Frans-Ferdinand, dan was er misschien ook geen Eerste Wereldoorlog geweest. Maar in het geval van Oekraïne zou Rusland nieuwe eisen hebben gesteld in verband met de oostelijke ‘volksrepublieken’, in verband met het Donetsbekken, in verband met een ‘corridor’ naar de Krim, in verband met ‘denazificatie’. Het strategisch einddoel zou hetzelfde geweest zijn: een regimewissel in Kiëv. 

(13) Rusland volgt de 19de-eeuwse logica van ‘bufferzones’ die nodig zijn om zich te beschermen. Maar dan heb je daarna weer een nieuwe bufferzone nodig om die bufferzone te beschermen. Dat soort logica bracht Napoleon tot in Moskou.

(14) Internationale politiek is een kwestie van macht – overheersing én verdediging - , samenwerking, recht en moraal. Het eerste beginsel is altijd ‘macht’ geweest, maar Steven Pinker, in The Better Angels of Our Nature, beschrijft dat er een zekere verschuiving is gekomen in de richting van de drie andere. Het is echter niet duidelijk of Rusland en China wel mee zijn met die verschuiving. Als ze niet mee zijn, dan moeten de andere landen daar hun conclusies uit trekken. 

(15) Joren Vermeersch stelde op zijn facebookpagina voor om Oekraïne op te delen in twee autonome regio’s, een Europees-gezinde westelijke regio en een Russisch-gezinde oostelijk regio. Dat was vóór de inval natuurlijk, maar het voorstel zelf is interessant omdat het ons op de paradox van het nationalisme wijst. Als Oekraïne het recht had zich los te maken van het Sovjetimperium, waarom zou het oostelijk gebied zich niet los mogen maken van Oekraïne? Als Ierland zich mocht afscheuren van Groot-Brittannië, waarom zou Noord-Ierland zich dan niet mogen afscheuren van Ierland? Voor deze paradox bestaat geen logische oplossing, alleen redelijkheid, rechtsprincipes, tolerantie en diplomatie. Hoe het met de andere partijen zit, weet ik niet, maar Poetin kun je er in elk geval niet van verdenken dat hij die principes al te slaafs volgt. 

donderdag 17 februari 2022

P.J. O'Rourke (14 november 1947-15 februari 2022)*

 

     Omdat mijn vrouw talrijke nieuws-sites volgt, is ze goed geplaatst om mij op de hoogte te houden van relevante overlijdens. ‘Weet je wie er dood is,’ vraagt ze, en dan geeft ze zelf het antwoord: Joan Didion! Of Lina Wertmüller! Of Ghislaine Nuytten! Of Peter Bogdanovich! Gisteren was het P. J. O’ Rourke, de Amerikaanse humorist, die het tijdelijke met het eeuwige verwisseld had. 
     Dat O’ Rourke een humorist was, zag je vaak al aan de titels van zijn stukken. Deze bijvoorbeeld: ‘How to Drive Fast on Drugs While Getting Your Wing-Wang Squeezed and Not Spill Your Drink.’ Zo’n titel illustreert meteen twee constanten in het werk van P. J. : het onbeschaamde consumentisme, dat wij bijvoorbeeld ook terugvinden bij een totaal andere, maar even Amerikaanse, humoriste als Norah Ephron. En ten tweede: het belang dat P. J. hechtte aan goede manieren. Hij heeft een heel boekje geschreven over ‘Modern Manners.’ Hij noemde het ‘etiquette for very rude people’. Hoewel het boekje van 1988 dateert, is het verrassend modern. Het behandelt vragen als ‘How do you introduce a younger sister who, until recently, was a younger brother.’ Het verstrekt ook kledingadvies voor mannen (‘Never wear a tie that is louder than your wife’) en voor vrouwen (‘Never wear anything that panics the cat’).
     Van mijn vrouw, om op haar terug te komen, heb ik niet alleen P. J.
s  overlijden vernomen. Ook van zijn bestaan heeft ze mij indertijd op de hoogte gebracht. Ergens in 1987 bracht ze een boekje in huis dat ze gekocht had bij WH Smith. Dat boekje was Republican Party Reptile. Ik las het en werd in Amerikaanse aangelegenheden, waar ik overigens niet veel van afweet, een levenslange Republikein. P. J. vertelt over zijn Republikeinse grootmoeder die zich zorgen maakte over haar kleinzoon die op de universiteit in extreem-linkse richting ontspoord was. 
- ‘Pat,’ she said, ‘I’ve been worrying about you. You’re not turning into a Democrat, are you? 
- ‘Grandma,’ I said, ‘Democrats and Republicans are both fascist pigs. LBJ is slaughtering helpless Vietcong and causing riots in America’s inner cities and oppressing workers and ripping off the masses. I’m not a Democrat. I am a Maoist.
‘Just so long as you’re not a Democrat,’ said my grandmother.
     Ik vond dat hilarisch. Hier sprak een Amerikaanse ex-maoist tot een Vlaamse ex-maoist. De Amerikaanse ex-maoist was ondertussen libertair geworden, en ik besloot dat ook te worden. Toen ik later P. J.’s Parliament of Whores las, zag ik dat mijn beslissing de juiste was geweest. De schets die P. J. in dat boekje maakte van het Amerikaanse politieke bedrijf was niet alleen ongemeen grappig, ze was ook ‘juist’, dat wil zeggen gegrond in journalistieke observatie, uitgebreid literatuuronderzoek, heldere analyse, logisch doordenken, en ze gaf blijk van een ‘esprit de finesse’, van een oordelend en aanvoelend vermogen dat goed aansloot bij mijn eigen temperament.
     Binnen het libertarisme zijn er veel strekkingen en nuances. Je hebt het ‘smalle’ en het ‘brede’ libertarisme**, het extreme en het gematigde, het libertijnse en het puriteinse, het pragmatische en het principieel-ethische, het optimistische en het pessimistische, het rationele en het viscerale. Zelf sta ik met mijn sympathieën mooi in het midden en vind allerlei moois aan beide kanten van de verschillende spectra. Ik ga  geen rijbewijs C halen om mee te kunnen rijden met de visceralen van het vrijheidskonvooi, maar tegelijk bekijk ik het hele gedoe met die vrachtwagens toch met enige sympathie. t Is goed, denk ik dan, dat de zaak van de vrijheid niet alleen verdedigd wordt door razend intelligente ingenieurs zoals Luc Van Braekel, en een de kool en de geit sparende middle brows zoals ik. Anders zag het er voor die zaak niet goed uit.
     Men kan dat gebrek aan consistentie van mij betreuren, en het is ook wel een zwakheid, maar ik moet niet verder proberen te springen dan de stok van mijn logica lang is. En tot mijn geruststelling zag ik bij P. J.  ook de nodige inconsistenties opduiken. Enerzijds verzon hij titels als ‘Don’t Vote. It Just Encourages the Bastards’, maar zelf schrok hij er niet voor terug om stemadvies te geven, de  laatste keer zelfs voor Joe Biden. ‘He’s wrong about absolutely everything, but he’s wrong within the normal parameters of wrong.’ Dat zijn tegenstander Donald Trump zich niet binnen ‘normal parameters’ bewoog, zullen velen onderschrijven, ook van degenen die niet, zoals P. J.  tot de welgestelde New England upper class behoren. Mij trof in die formulering vooral de voorkeur die eruit sprak voor proportie boven ideologie***.
     De humor van P. J. had, zoals dat vaak het geval is, stevige wortels in een cynische visie op de mens en op zichzelf. Buitenlandse oorlogen bijvoorbeeld omschreef hij als confrontaties van ‘unspellables’ tegen ‘unpronouncables’. Dat lijkt erg harteloos en is in elk geval niet erg politiek correct. Maar juist daardoor komt zo’n cynisme vandaag, nu zoveel dingen wél politiek correct zijn, tegemoet aan een behoefte. Er bestaan zeker mensen die echt hartzeer ondervinden als ze in de krant lezen over buitenlandse oorlogen, of journalisten die persoonlijk lijden als ze daarover berichten, maar er zijn er ongetwijfeld nog meer die tegenover anderen en tegenover zichzelf een medelijden veinzen dat ze niet voelen. Dat gebrek aan medelijden is een ondeugd, maar die huichelarij is ook een ondeugd. Een goede humorist slaagt erin om die twee ondeugden in één en dezelfde zin te hekelen en daar zelf nog plezier aan te beleven.
    P. J. O’ Rourke was zo’n humorist.

 * Op Youtube vind je heel wat filmpjes waarin je P.J. aan het werk ziet. Zoals hierhier, hierhierhier en hier. Maar er zijn er veel meer. Voor wie op zoek is naar iets om een verloren halfuurtje aangenaam in te vullen.
** Het 
smalle libertarisme viseert de vrijheidsbeperkingen door de staat, het brede libertarisme viseert daarnaast ook de vrijheidsbeperkingen door sociaal milieu, gezin, opvoeding, tradities ... Je hoort ook wel eens van rechts en links libertarisme. Als dat over kwesties als immigratie gaat, is dat een legitiem onderscheid. Maar als links-libertarisme een vorm van socialisme inhoudt, wordt het woord misbruikt. In het beste geval wordt dan voorgeteld de dwang van de staat te vervangen door andere vormen van collectieve dwang.
** P.J. noemde het libertarisme overigens geen ideologie, maar een attitude.

maandag 14 februari 2022

Geen dag langer ... of een maand langer?


     Ik hoorde verleden week Alexander De Croo op het VTM-nieuws verklaren dat hij het covidpasje en andere maatregelen ‘geen dag langer wou aanhouden dan nodig was.’ Die uitspraak was in zekere zin een geruststelling. Maar ze was ook niet helemaal waar. Als De Croo het meende, had hij evengoed zijn passage op VTM kunnen gebruiken om de onmiddellijke afschaffing van het pasje  aan te kondigen, waarna Frank Vandenbroucke een paar dagen kreeg om zijn verdriet te verwerken en Annelies Verlinden om één en ander in een passend koninklijk besluit te gieten. Maar die aankondiging van onmiddellijke afschaffing kwam er niet. 

     De Croo kreeg in de studio wat moeilijke vragen voorgelegd. Kon dat pasje niet meteen weg, nu gebleken was dat je met een gepatenteerd vaccinatiebewijs even besmettelijk kon zijn als zonder? Dat was waar, gaf hij toe. Maar tussen twee ongevaccineerden op café was er altijd een grotere kans op virusoverdracht dan tussen twee gevaccineerden. Ik geef op mijn beurt toe dat dàt waar is. Maar hoevéél groter is die kans? Gaat het om procentpunten of tienden van procentpunten? Ik lees dat Pedro Facon het covid-pasje wil afschaffen begin maart. Prima. Maar zal de besmettingskans tussen twee gevaccineerden en twee ongevaccineerden op café dàn wel volledig gelijk zijn?

     De kwestie is eenvoudig. De redenen die men in het verleden voor het pasje aanhaalde – bezetting van ziekenhuis- en IZ-bedden, opdrijven van de vaccinatiegraad – hebben vandaag hun betekenis verloren. Zou De Croo dan niet beter, welja, naar Peter Mijlemans luisteren? Die schreef in Het Nieuwsblad dat het in stand houden van het CST in de kaart speelde van de antivaxers die willen ‘polariseren’. Of laten we het concreet maken. Als De Croo vandaag aankondigt dat het pasje wordt afgeschaft, hebben de mensen van het ‘vrijhheidskonvooi’ geen reden meer om naar Brussel te rijden. Dan kunnen ze een andere hoofdstad uitkiezen waar het CST wel nog geldig is en waar ze dan drukke wegen en kruispunten kunnen bezetten.

    De vraag is dus: waarom dóet De Croo dat niet – het CST onmiddellijk afschaffen? Waarom moet alles nog een maand worden uitgesteld? Is het om de gevoelens van Vandenbroucke te sparen en Verlinden een paar dagen vakantie te gunnen? Maar zo braaf en goedhartig is De Croo geloof ik niet. Hij ziet er alleen zo uit. Is het omdat Molenberghs liever ‘lagere cijfers’ ziet*? Maar zelfs Molenberghs zal moeten toegeven dat ook zonder CST de cijfers zullen blijven dalen. Is het omdat De Croo bang is van een publieke opinie die liever het CST in stand wil houden? Maar de publieke opinie is ondertussen gedraaid. Als het Vlaams Belang nu, na al die maanden van voorzichtigheid, heel hard roept tegen het CST, zegt dat meer dan gelijk welke opiniepeiling over ‘wat er leeft onder de bevolking.’

    Op de facebookpagina van Pieter Laleman vond ik een interessante verklaring. Het CST enkele weken extra aanhouden, is een goede manier om de onmacht van de politieke oppositie, en vooral van N-VA, te demonstreren. Pieter drukte zich laconisch uit, waardoor ik even moest nadenken voor ik de redenering snapte. Ze komt hierop neer. N-VA was in het algemeen een koele minnaar van het CST, maar durfde indertijd niet tegen de publieke opinie inroeien. Vandaag zou de partij wel kunnen roepen tegen het CST, maar dan wordt dat geroep een voetnoot bij het geroep van het Vlaams Belang. Van die laatste partij verwacht men dat ze roept, van de eerste verwacht men dat ze iets doet. Maar rond CST kàn ze niets doen. Het CST wórdt afgeschaft, binnen een maand, niet eerder. Je kunt het parlement en het land niet op stelten zetten om een beslissing twee weken vroeger te laten ingaan. Je moet dus lijdzaam wachten en toekijken hoe de de regeringspartijen binnen een maand de eer opstrijken. Daar valt niets tegen te beginnen.

     Naast de wantrouwige uitleg van Pieter** is er nog een andere verklaring. Die sluit aan bij de oude volkswijsheid dat haastige spoed zelden goed is. Het mag allemaal niet té snel gaan. En er is, zoals dat heet, meer. Men geeft Conner Rousseau uitgelachen toen hij in de coronacontext sprak van de burgers ‘te belonen’. Maar Rousseau gaf perfect de mentaliteit weer van alle bewindslieden. Het afschaffen van de coronamaatregelen beschouwen zij als een beloning die ze aan de bevolking uitdelen. En zo’n beloning, die kan je beter wat spreiden in de tijd, om de grootst mogelijke dankbaarheid te krijgen. Dankbaarheid is immers altijd gedeeltelijk de hoop op nieuwe beloningen. Als je alle cadeaus in een keer geeft, is de dankbaarheid snel uitgewerkt. Kijk maar naar Dudley Dursley, de verwende neef van Harry Potter. Die kreeg op zijn verjaardag 36 cadeaus ineens van zijn ouders. En was hij dankbaar? Helemaal niet. 

     Zo’n schrijnende ondankbaarheid, die wil onze premier graag vermijden. Ook al moeten we dan een dag, of liever een maand, langer wachten. 



* Ook stelt zich de vraag of het laag houden van de cijfers bij de omikronvariant geen door de omstandigheden achterhaalde aanpak is. Infectioloog Van der Hulst pleitte er onlangs voor om de besmettingen sneller te laten stijgen, zodat ze later ook weer sneller dalen, en we sneller de noodzakelijke beschermende maatregelen voor de kwetsbare groepen kunnen afschaffen.

** Als we de uitleg van Pieter volgen, moeten we geloven dat politici politieke spelletjes spelen. Zouden de logici die uitspraak bij de de ‘analytische oordelen’ rekenen?

zondag 13 februari 2022

Bij de 99ste verjaardag van mijn vader


Bij feestelijke gelegenheden hoort een kort toespraakje. Ik mocht er eentje houden vorige week.

      “Papa wordt, wat is het nu weer – 98? 99? – in elk geval een van de twee. 
      “Papa heeft in zijn lange leven veel meegemaakt, waardoor hij het menselijke ras met een zeker wantrouwen is gaan bekijken. In gezelschap kan hij dat goed verbergen onder een flinke laag minzaamheid, vooral tegenover onbekenden, maar in intieme kring citeert hij wel eens het versje van Christopher Morley: This is all we ever say: ego, mei, mihi, me. In het Nederlands: ik-mij-mijn-ik. ’t Is een mooie levenswijsheid: pas op voor mensen: ze zijn soms een heel klein beetje egoïstisch. 
     “Onze neef in het verre Amerika noemde papa ooit ‘the most cynical man he ever met.’ Dat is dan ook weer overdreven. Zoals jullie weten heeft papa zijn eerste pensioenjaren gebruikt om drie boeken te schrijven in elegant Engels, en in die boeken is weinig cynisme terug te vinden. Je vindt er meer mildheid, dankbaarheid en mededogen dan je van een cynicus kunt verwachten. Het is eerder de kijk van een romanticus die zijn ogen niet sluit voor de realiteit, en die die realiteit dan beschrijft met lichte spot en zelfspot.
 “Als kind heb ik van papa af en toe goede raad gekregen. Ik herinner er mij nog veel van. Dat ik mij  altijd moest gedragen als een gentleman. Dat, als ik een zakdoek gebruikte, dat moest doen met natuurlijke en sierlijke gebaren. Dat ik moest oppassen voor saloncommunisten. Die laatste raad heb ik wat te letterlijk genomen en ben dan een straatcommunist geworden, wat weer niet goed was.
“Eén raad herinner ik mij nog goed. Ik was twaalf jaar en we zaten alleen in de auto. Ik denk dat ik mij juist was gaan inschrijven in het Sint-Aloysius College in Menen. Ik was bang voor de nieuwe school met die nieuwe moeilijke vakken als Latijn en meetkunde. Papa stelde mij gerust. Hij was zelf dat Sint-Aloysius College, dat Latijn en die meetkunde zonder kleerscheuren doorgekomen. Het belangrijkste was, zei hij, dat ik het onderscheid leerde maken tussen hoofdzaken en bijzaken. Dat was een goede raad, maar het is mij nooit gelukt die in de praktijk om te zetten. Gelukkig heb ik nu een zoon die dat wel kan. De goede raad heeft een generatie overgeslagen.
“Iedereen weet dat papa een goed geheugen heeft, dat hij door oefening onderhouden heeft. Hij kent geloof ik nog de namen van alle acteurs die meespelen in de twee Ten Commandments van Cecil B. De Mille, die van 1956 én die van 1923, en ook de acteurs geloof ik die meespelen in William Wylers Ben Hur, alhoewel hij nooit vergeet voor dat laatste verhaal zijn voorkeur uit te spreken voor de versie van Fred Niblo uit 1925, met Ramon Novarro in de hoofdrol. Papa’s kennis van oude films, geschiedenis, en aardrijkskunde, van dynastieën, mensenrassen en obediënties binnen het christendom, is encyclopedisch te noemen. Hij is dan ook de enige mens die ik ken die niet alleen een 33-delige encyclopedie bezit, maar ook oneindig veel uren in elk van die delen gelezen heeft.
“Dat van dat goede geheugen en van die uitgebreide kennis, dat staat dus vast. Nu een heel andere vraag: heeft papa naast een goed geheugen ook een goed karakter? Hier is ruimte voor nuance. Hijzelf vindt, geloof ik van wel. Voor de anderen … het hangt ervan af. Toen ikzelf 16 jaar was, vond ik dat papa een lastig karakter had. Toen ik 26 jaar was, vond ik dat niet meer. Papa was erg veranderd, vond ik. Het heeft nog heel lang geduurd voor ik begreep dat ik het was die veranderd was. 16 jaar is een slechte leeftijd om de wereld en de mensen te beoordelen*. 
“Papa heeft drie zoons. Ik heb papa daar nooit over horen klagen, terwijl mama daar bijna dagelijks iets over zei. Iets als ‘drie zoons, drie knechten, en niet één meisje – wat kun je daar nu mee aanvangen?’ Papa zei zoiets niet. Die drie zoons zijn overigens, hoe zal ik het zeggen, nogal verschillend. Maar alle drie hebben ze wel iets van papa meegekregen, de jongste laat niet op zijn kop zitten, de middelste is een romantische pessimist, en ikzelf zit graag heel lang in bad. Als onze kinderarts vroeger op visite kwam op zaternamiddag – en dat was bijna elke week want we waren vaak ziek – dan wilde hij graag wat met papa praten – als ontwikkelde mensen onder elkaar. Maar dan zat papa in bad. De goede dokter moest dan heel lang wachten, dronk whisky ondertussen, en las stripverhalen die overal in het huis rondslingerden, waarbij hij heel hard lachte.
“Die stripverhalen hadden wij kinderen trouwens beter niet laten rondslingeren. Papa kon daar heel boos om worden. Op een dag kwamen we thuis en waren alle stripverhalen verdwenen. Waar die naartoe waren, heeft papa tot op vandaag niet willen zeggen. Dat is ongeveer het enige slechte dat ik van papa kan zeggen. Het andere is dat hij soms met zijn zonen een weddenschap aangaat met een Porsche als inzet, en dat hij dan, als hij die weddenschap verliest, want wij spelen op zeker, dat hij dan komt aandragen met de uitvlucht dat hij een speelgoed-Porsche bedoelde. En ook die speelgoed-Porsche krijg je dan niet.
“Maar verder dus niets dan goeds, en veel te veel om op te sommen. Om zijn gezin te onderhouden – ons dus – heeft hij zich in de zakenwereld begeven – wellicht niet zijn natuurlijke milieu, maar hij heeft het er toch behoorlijk van afgebracht. Het was een harde wereld die voortdurend veranderde. Branches die eerst winstgevend waren, gingen achteruit, en papa reageerde telkens met nieuwe initiatieven,  nieuwe activiteiten, en nieuwe experimenten, zoals zelfstandige ondernemers dat kunnen. Toen de voorloper van Roularta hem ooit voorstelde om in het hoogste management van hun bedrijf te komen werken, heeft papa uiteindelijk geantwoord: ik ben toch liever een kleine baas, dan een grote employé. Dat is een mooi, trots antwoord.
“Om te besluiten. De Franse schrijver Victor Hugo heeft een beroemd boek geschreven: ‘L’art d’être grand-père’. De kunst en de kunstjes van het grootvader zijn. Ik heb dat boek niet gelezen, maar ik heb papa, d.w.z. pépé, d.w.z. opa, geobserveerd wanneer hij met zijn kleinkinderen omging. Eén kunstje van het grootvaderzijn ken ik dus al: je moet op je knieën over de vloer kunnen kruipen. Ik heb het hem vele keren bij Jan zien doen, en hij heeft het ongetwijfeld ook vele keren bij zijn twee andere kleinkinderen gedaan. Waarvoor dank.”


*Mijn vader noemde die leeftijd indertijd ‘l’âge ingrat’. Toen ik hem vroeg wat dat precies betekende, zei hij dat ik dat later wel zou begrijpen. Hij geloofde blijkbaar dat inzicht maar kwam door ervaring. Hij geloofde niet dat je alles uit kon leggen. Zelf geloofde ik dat wel, en ben later leraar geworden.