maandag 10 november 2025

De cultuurstrijd van Tom Naegels

     De stukken van Tom Naegels lees ik graag. Over immigratie en de multiculturele samenleving is de afstand tussen ons groot, en toch blijft het leuk om hem ook over dat onderwerp te lezen. Als je iets leest van iemand die anders over sommige zaken denkt dan jij, ontkom je nooit aan de indruk dat je met een ander menstype te maken hebt. Maar Naegels probeert altijd elegant te schrijven, redelijk na te denken, fatsoenlijk te argumenteren, en al eens een origineel verband te leggen of een subtiele opmerking te maken. Dat zijn allemaal dingen die ik ook betracht, en dat schept een band.
    
  In kwesties van de cultuurstrijd is de kloof tussen ons trouwens niet zó breed. Met zijn stuk (DS 31/10) De cultuurstrijd kan nooit gewonnen worden kan ik het bijna helemaal eens zijn, te beginnen met de titel. We moeten er ons bij neerleggen dat het ‘een zichzelf in stand houdend conflict’ is. Alleen moeten we hopen dat de strijd niet altijd zo fanatiek zal worden gevoerd als nu. Naegels heeft geloof ik een hekel aan naïeve pleidooien voor ‘dialoog’, maar ondertussen maakt hij zelf die dialoog mogelijk door fanatieke tirades te vermijden.
     Naegels hangt zijn stuk op aan beschouwingen rond de film One Battle After Another. Wat hij schrijft lijkt op wat ik zelf over die film heb geschreven*. Leuk vind ik ook zijn volgende zin:

Voor een film die zo nadrukkelijk de vorm aanneemt van een politieke satire, is het verdomd lastig te zien waar het een satire op is.’

      Precies. Het is iets waar ik bij mijn leerlngen op hamerde: ‘Satire is spot, en je spot mét iets. Als je op het examen het woord satire gebruikt, moet je kunnen aangeven waarop het een satire is. Aan degenen die vinden dat de geheime club van elitaire fascisten in One Battle een goed symbool is voor de alliantie tussen de Maga-wapengekken met de techbro’s van Silicon Valley, antwoordt Naegels:

     De manier waarop extreemrechts wordt uitgebeeld, negeert essentiële kenmerken van de werkelijke hedendaagse variant: de humor, de ironie, de vermenging van autoritaire repressie met, paradoxaal genoeg, vrijheid en rebellie. Als je extreem-rechts tegenwoordig bezig ziet, vraag je je als antifascist de hele tijd af: ‘Maar is dit wel fascisme? Goeie vraag. Niet te verwarren met de vraag: is dit erg? En op de volgende alinea van Naegels ben ik gewoon jaloers.

 Als deze film al een satire is, dan is het een metasatire: de regisseur plaatst een karikatuur van extreemlinks, zoals rechts het zich voorstelt, tegenover een karikatuur van extreemrechts, zoals die bestaat in de nachtmerries van links. En vervolgens contrasteert hij die met het enige normale personage: de brave tiener Willa, die goed studeert, die gewoon naar de high school prom wil met haar vrienden en die van al die politiek niets moet weten.

     Nagels polemiseert vervolgens met Joren Vermeersch. Die had in een column geschreven ‘dat de cultuuroorlog in de VS voorbij is en dat links (“woke” in zijn woorden) die heeft verloren.’ Nu was de column van Vermeersch ook naar mijn smaak te triomfalistisch, maar er is een heel verschil tussen schrijven dat ‘links’ de cultuuroorlog verloren heeft, dan wel dat ‘woke’ de cultuuroorlog verloren heeft. Met ‘woke’ bedoelt men niet dat er wel eens een jongen is die zichzelf niet als jongen, maar ook niet als meisje wil zien. Maar ‘woke’ bedoelen mensen als Vermeersch en ik het sfeertje dat daarrond gecreëerd wordt, met die voornaamwoorden en die toiletten. Om van de cancel-cultuur in dat verband nog te zwijgen – zie J.K. Rowling.
      Ik moet bekennen dat zelfs ik humeurig wordt van het sfeertje. Toen televisie-journalist Boudewijn van Spilbeek in transitie was gegaan en voortaan Bo van Spilbeek heette, was mij dat volkomen, maar dan ook volkomen, onverschillig. Maar toen ik op de televisie zag hoe hij op de redactie verscheen en dat er geapplaudisseerd werd voor die metamorfose, voelde ik ergernis. Ik heb dat vaak bij applaus als het geen beloning is voor een puike prestatie.
      Naegels heeft er al meermaals op gewezen dat het progressieve kamp op meerdere vlakken de strijd gewonnen heeft. Homorechten kwamen na militante en andere druk in de tolerantie-zone terecht, en later in de volstrekte normaliteit. Ook extreem-rechts is vergeten wat ooit het probleem was. Dezelfde verschuiving is aan de hand met transgenderisme en binariteit, meent Naegels. Ik kan dat als conservatief alleen toejuichen.
      Maar tegelijk roepen de goedgekozen voorbeelden van Naegels een beeld op van een op voorhand vastgelegde ‘goede kant van de geschiedenis.’ Het beeld dat de progressieven altijd gelijk hebben, alleen hebben ze dat soms wat te vroeg. Daarmee lijkt Naegels te ontkennen dat er domeinen zijn waar tolerantie kan omslaan in ongewenste en maatschappelijk schadelijke permissiviteit. Toen ik leerling was, werd storend gedrag in de klas bestraft, later werd het getolereerd, en nog later werd het genormaliseerd. Ik heb het hier wat overdreven geformuleerd, maar het voorbeeld maakt duidelijk dat grotere tolerantie niet altijd en per definitie de gewenste richting aangeeft.
     Er is nog een sterk argument dat Naegels aanhaalt tegen het rechtse triomfalisme: 

 Voor zover er sprake is van een omslag in de VS, is die er vooral gekomen onder dwang van de regering. Universiteiten, filmstudio’s en mediabedrijven worden bedreigd met financiële en juridische repercussies als ze de voorkeuren van Trump en zijn acolieten niet uitdragen. Van een spontane culturele ommezwaai, bottom up, onder invloed van de smaak van het publiek, kun je dan bezwaarlijk spreken.

      Dat is minstens gedeeltelijk waar. En bij ons geven Vlaams Belang-leiders als Tom Vandendriessche openlijk toe dat ze ook die regeringsdwang willen gebruiken in de cultuuroorlog.
      Maar het is te eenvoudig om hier ‘dwang van de regering’ te plaatsen tegen een bottom-up invloed. Neem die filmstudio’s. Ik heb mij als rechtse jongen ook wel eens geërgerd aan het politiek-correcte gedoe van filmacteurs, maar als ik ze in een film zie, valt dat allemaal nogal mee. Veel films zijn in wezen nogal apolitiek, en zijn, in tegenstelling tot het theater bij ons, geen wapen in de strijd tussen progressieven en conservatieven. Mocht ik de ideologie van de films willen fileren – een futiele bezigheid, als je het mij vraagt –  dan zou ik wellicht vaststellen dat de meeste bij het progressieve kamp aanleunen. Maar weerspiegelt die progressieve bias de smaak van het brede publiek? Niet noodzakelijk. In die zin is de bias ook niet noodzakelijk bottom-up. Conservatieve kijkers nemen die progressieve bias erbij, als een detail, zolang er niet overdreven wordt.
  
    En trouwens: heeft die ‘dwang van de regering’ de toon van de films conservatiever gemaakt? Welnee, die opportunistische filmacteurs zijn alleen wat voorzichtiger geworden in hun uitspraken. Op de films zelf heeft dat weinig invloed. Naegels geeft hier terechte commentaar bij het voorbeeld van Yellowstone.

Vermeersch voert het succes van nieuwe series als Yellowstone aan als bewijs van de nieuwe wind. Na Trumps overwinning in november 2024 waaide er al een reeks opinie-artikels en podcasts over de wereld, die toen al de stelling verdedigden dat de Amerikaanse populaire cultuur conservatiever werd. Hét bewijs dat werd aangehaald: Yellowstone. Als er in twaalf maanden tijd geen enkele nieuwe conservatieve serie gelanceerd is, valt het met die ‘terugkeer naar de normaliteit’ wel mee.

       Ik zal zelfs meer zeggen. Ik scheef onlangs iets over de John Wayne-film McLintock (1963). Het volstaat om het vrolijke, ongecomplexeerde conservatisme van die film te vergelijken met het getormenteerde en defaitistische conservatisme van Yellowstone (2018-2024) om te begrijpen hoezeer de populaire media zijn opgeschoven in de progressieve richting. Of die verschuiving in dezelfde mate heeft plaatsgevonden in de smaak van het publiek is een andere vraag. En zoveel kan het mij niet schelen. Ik behoor in de cultuurstrijd tot het onverschillige centrum, behalve als het over multiculturalisme, woke-excessen en onderwijs gaat. 

                                                                    *** 

    Ook Naegels neigt in zijn stellingennames naar het centrum. Zowel links als rechts kun je een onderscheid maken tussen een revolutionaire aanpak en een hervormingsgezinde aanpak. Het is een discussie die een eeuw geleden diepgaand gevoerd is binnen de arbeidersbeweging en die geleid heeft tot de splitsing tussen revolutionaire communisten en hervormingsgezinde democraten. Maar de discussie blijft actueel. In een discussie op zijn FB-pagina schreef Naegels een passionele verdediging van de hervormingsgezinde strategie (zie de bijlage).
     Ik was diep onder de indruk van die verdediging. Naegels is bereid om toe te geven dat de revolutionaire analyse ‘top’ en ‘intellectueel uitdagend’ is, maar dat je je analyse beter afzwakt tot je er iets praktisch mee kunt aanvangen. Dat lijkt mij niet helemaal in de haak. Een analyse is juist of fout. Maar het probleem stelt zich voor mij niet op die manier, omdat ik de revolutionaire analyse helemaal niet ‘top’ vind.

* Mijn commentaar bij One Battle After Another, zie hier.
** Voor cultuurstrijd à la Tom Vandendriessche, zie mijn stukje hier.
*** Mijn recente commentaar bij McLintock, zie hier, in de tweede sectie van de tekst


 Bijlage: Het pleidooi van Naegels

     Andere politieke, militaire en/of maatschappelijke conflicten geraken toch ook opgelost zonder dat eerst “de economische macht van het multinationale kapitaal” gebroken werd? Nog een geluk, want je hebt geen hefbomen om dat te doen, en je hebt ook geen idee, mocht het ooit toch gebeuren, welk systeem ervoor in de plaats komt, en of dat rechtvaardiger zal zijn.
 
     Het is een ding om vast te stellen dat we inderdaad in een kapitalistisch systeem leven en dat die economische context zijn rol speelt in om het even welk vraagstuk dat je wil bespreken, het is een ander om te zeggen: om dit vraagstuk op te lossen moet eerst die context verdwijnen. Dan organiseer je je eigen machteloosheid, want die context gaat niet weg.
     Laat me twee voorbeelden geven van debatten die ik al lang volg.
      Voorbeeld 1: de bestrijding van racisme. Je kunt racisme definiëren als een set van negatieve vooroordelen, die worden opgeroepen door uiterlijke kenmerken zoals huidskleur, kledij etc, en die maken dat mensen met die kenmerken een grotere kans maken om gediscrimineerd te worden. Als je het zo definieert, kun je beginnen werken op die vooroordelen. Je kunt mensen ervan bewust maken. Je kunt discriminatie strafbaar stellen. Je kunt proberen te werken op inclusie en representatie. Op die manier hebben we zichtbare vooruitgang geboekt: de Vlaamse samenleving was in de jaren 1980 aantoonbaar racistischer dan die van vandaag. Daar kun je dan trots op zijn én er moed uit putten om verder te gaan op het ingeslagen pad.
     Wat je ook kunt doen is zeggen: die vooroordelen zijn een oppervlakte-fenomeen. Racisme is een structureel kenmerk van het neokoloniale extractieve roofkapitalisme, de ideologie die al 500 jaar lang deel uitmaakt van de Westerse psychologische en culturele dieptestructuur. Of een individu meer of minder expliciet racistische ideeën heeft is volstrekt irrelevant - iedere witte Westerling wordt geboren in die racistische structuur, hij of zij profiteert van de privileges die ze hem of haar biedt. Dit inherente, structurele racisme biedt de rechtvaardiging voor het uitzuigen en onderwerpen van de niet-witte wereld, of dat nu gebeurt door militaire bezetting zoals in Israël, door het roven van grondstoffen zoals in Congo, of door het uitbuiten van goedkope arbeidskrachten zoals in het geval van arbeidsmigratie. De enige manier waarop we het racisme kunnen bestrijden, is door het neokoloniale extractieve roofkapitalisme omver te werpen.
     Top. Intellectueel uitdagende analyse. Prikkelend en stimulerend. Enig nadeel: je hebt geen hefbomen om dat kapitalisme omver te werpen, en de hefbomen die je wél hebt om iets te verbeteren –  het “kleinere” werken aan een mentaliteitswijziging –  heb je net verbeurd verklaard. Wat doet het ertoe of Vlaanderen vandaag minder expliciet racistisch is dan vijftig jaar geleden? Dat is louter cosmetisch! Er is geen enkel verschil tussen een slaveneigenaar op een plantage in Jamaica in de 18de eeuw, en Tom Naegels.
     Tweede voorbeeld: de journalistiek.
      Je kunt journalistiek definiëren als de collectieve inspanning van daartoe opgeleide en door een gespecialiseerde organisatie betaalde professionals, gedreven door een professionele code, om op regelmatige basis verhalen over de wereld op te diepen, te onderzoeken en te verspreiden, verhalen waarvan mag worden uitgegaan dat ze 1. Waar zijn en 2. Binnen de cultuur waar de journalisten en hun publiek deel van uitmaken, gezien worden als interessant en relevant. Met die definitie in het achterhoofd kun je dan een onderscheid maken tussen betere en slechtere journalistiek, je kunt individuele journalisten bekritiseren als ze in de fout zijn gegaan (het verhaal is niet waar, of de journalist heeft zich niet aan de deontologische code gehouden, of…)
 
     Wat je ook kunt doen is zeggen: de journalistiek maakt deel uit van het internationale neokoloniale extractieve roofkapitalisme. De verhalen die journalisten vertellen, dienen enkel de belangen van de elite achter de schermen. Het systeem dat onderdrukking mogelijk maakt, wordt door de mainstream media nooit in vraag gesteld. Logisch, want de meeste grote nieuwsmerken zijn in private handen. Ze moeten dus in de eerste plaats winst maken. Ze mogen hun adverteerders niet tegen de borst stoten. Hun deontologische code, zogenaamd gebaseerd op “waarheid” en “objectiviteit”, dient enkel ter rechtvaardiging van een onderdrukkende ideologie. Geloof dus niets wat de reguliere journalistiek je vertelt. We zullen pas eerlijke journalistiek kennen als het kapitalisme omver geworpen is.
     Opnieuw, top. Intellectueel uitdagende analyse. Enig nadeel: je hebt nog steeds geen hefbomen om dat kapitalisme omver te werpen, en de hefbomen die je wél hebt om journalisten aan te sporen om hun werk beter te doen, heb je net verbeurd verklaard. Er is geen verschil meer tussen The New York Times of Fox News, tussen De Standaard of een van de Hongaarse kranten die door Orban onder het gezag van een van zijn politieke bondgenoten geplaatst zijn. Je kunt net zo goed in de “waarheid” van Donald Trump of Elon Musk geloven, want zolang het kapitalisme bestaat, is dat begrip “waarheid” toch een uitvinding van de elite.
     Bon. Ik vind in al die gevallen dat die zogenaamd “diepgaande” anti-kapitalistische systeemanalyse je dus de mogelijkheid ontneemt om reële verbeteringen na te streven, en dat ze je uiteindelijk ook verhindert om de wereld waarin je leeft, goed te begrijpen. Zo druk ben je bezig met de fundamenten te bestuderen, dat je niet meer ziet of het gebouw dat op die fundamenten gebouwd is, in esthetisch en functioneel opzicht de rol vervult die je ervan mag verwachten.



* Mijn commentaar bij One Battle After Another, zie hier.
** Voor cultuurstrijd à la Tom Vandendriessche, zie mijn stukje hier.
*** Mijn recente commentaar bij McLintock, zie hier, in de tweede sectie van de tekst


 

1 opmerking:

  1. Het pragmatische versus idealistische is ook van tel in de "klimaatstrijd". Er zijn volgens mij twee redenen voor de afkalving van Groen! Ten eerste hebben ze zich geprofileerd als dé linkse partij, waarbij ze zich alle thema's van sociale emancipatie hebben toegeëigend. De economische emancipatie is echter de kern van rood, dus dat ben je zo weer kwijt als er een bloedrode speler opduikt (pvda); de migratie-emancipatie heeft meer potentieel maar Groen lijkt moeilijk te beseffen dat migranten ethisch conservatief zijn of dat er een egoïstisch motief kan spelen van "na mij de deur toe"; en vooral: de gender-emancipatie roept meer antipatie op dan dat het stemmen wint.

    De tweede reden is dat ze het eigen kernthema hebben opengetrokken van "ons leefmilieu redden" naar "het klimaat redden". Zelfs een leek weet dat we als klein België niet vermogend zijn het klimaat te redden. We kunnen wegen op het internationale toneel en zelf het goede voorbeeld geven, maar alle offers die daartoe gebracht worden zijn vooralsnog druppels op een hete plaat. Daar werf je geen kiespubliek mee. Dat was anders met het leefmilieu: als iedereen sorteert, slinkt de afvalberg. Als iedereen hiér elektrisch rijdt, wordt ónze lucht zuiverder. Als onze bedrijven hun afvalwater filteren, worden onze rivieren properder. Enzovoort. Groen heeft de samenleving mee gekneed richting collectief handelen om ons leefmilieu te herwaarderen. Dat leiderschap hebben ze weggegooid door te ijveren voor een onhaalbaar ideaal: het klimaat terugdraaien.

    D.

    BeantwoordenVerwijderen