Alfons De Ridder, pseudoniem Willem Elsschot |
Maar dit jaar was de Belangrijke Persoon zekere Bart De Wever, en dan wil ik wel eens luisteren. Aangezien ik op het diner zelf niet aanwezig kon zijn – ik was die dag met mijn hele staf naar Rijsel voor de internationale conferentie – heb ik de schriftelijke neerslag van de tafelrede moeten lezen in De Standaard. (hier)
Over de stijl van Bart kunnen we kort zijn: hij is geen Elsschot. Hij heeft het over het ‘sombere soortgelijk gewicht’ van een gedicht. Maar je krijgt wel de indruk dat Bart af en toe door Elsschot gegrepen werd. Hij citeert de regels ‘Weet nu dan dat uw stem door niemand wordt aanhoord, zolang gij stamelend bidt, en bedelt bij de poort.’ En hij voegt er trots aan toe dat hij nog nooit beschuldigd werd van stamelend bidden en bedelen aan de poort. Nee, zo ziet hij er niet uit. Bart schrijft dat weinig grootouders ‘het droog houden’ bij het lezen van Tsjip. Ik voeg er graag aan toe dat je daarvoor geen grootouder moet zijn. Er is een passage in Tsjip waar ik het, geen grootouder zijnde, ook altijd moeilijk krijg, zeker als ik ze hardop moet lezen voor de klas. Kenners van het boek zullen weten welke passage ik bedoel.
Over één punt verschil ik van mening. Bart beweert dat Elsschot ‘zo vaak wordt vertaald’. Ja, ik ken ze, die vertalingen – Fromage, Soft Soap, Il fuoco fatuo, Tancowiec … Die kleine boekjes staan bij mij in de kast. Maar zó zullen we de wereld niet veroveren. Het Verzameld Werk verdomd – daar moeten we die Fransen, Amerikanen, Italianen en Polen om de oren mee slaan. Ook bij ons is Elsschots werk immers pas beginnen lopen met de uitgave van het Verzameld Werk door Van Kampen. Het Verzameld Werk, het hele Verzameld Werk en niets dan het Verzameld Werk! Maar ik moet me niet zo opwinden.
Bart heeft natuurlijk gesproken als beleidsman. En als beleidsman vindt Bart dat er vandaag te veel echtscheidingen zijn. Dat bezorgt de samenleving een ‘materiële en immateriële factuur’. Dat vindt de Amerikaanse geleerde Charles Murray ook, die boek na boek statistieken aansleept om zijn stelling te staven dat wankele gezinssituaties leiden tot verarming en ontreddering, iets waar vooral de laagste klassen en hun kinderen het slachtoffer van zijn. Bart en Murray vinden dat het vroeger beter was. Goede gezinnen bleven bij elkaar omdat ze het goed hadden, redelijk goede gezinnen bleven bij elkaar omdat ze het redelijk goed hadden, en slechte gezinnen bleven bij elkaar uit plichtsbesef, gemakzucht, angst voor het onbekende, schaamte en hypocrisie.
Van dat laatste, vindt Bart, was het gezin Elsschot – of beter het gezin De Ridder – een treffend voorbeeld. Alfons De Ridder was een ‘norse, zwijgende, afwezige vader’ die teveel dronk en aan veelwijverij deed. Een lafaard ook die bang was dat zijn vrouw iets van zijn escapades zou merken. Vrouw Fine droeg de hele last van het gezin. Meneer De Ridder zelf zorgde enkel voor het inkomen. Maar toch bleven die twee bij elkaar, en groeiden zij, op het einde van hun leven, weer naar elkaar toe.
Op de tafelrede van Bart is een weerwoord gekomen (hier) van een kleindochter van Elsschot, Ida Dequeecker – ‘ons Ida’ zoals ze vertederd werd genoemd door een beroemd cineast. Ida neemt aanstoot aan Barts ‘gedateerde’ opvattingen over het gezin. Dat vind ik prima. Ida hangt radicaal linkse ideeën aan en is daarbij radicaal feministisch georiënteerd. Zulke mensen moeten er ook zijn. Bovendien geeft ze uit de eerste hand verdere toelichtingen bij de gezinsverhoudingen in de Lemméstraat. De drie zoons werden door de moeder behandeld als prinsen, de drie dochters als slavinnen. Dat wist ik niet, of anders was ik het vergeten.
Maar de eerste vier alinea’s van haar artikel zijn schandelijk. Ze geven een volstrekt verkeerd beeld van wat Bart werkelijk gezegd heeft2. Dat mag je nooit doen, ook niet in een polemisch geschrift. Ze schrijft dat Bart ‘een jubelzang [bedacht] op de voorbeeldig duurzame gezinsordening ten huize Alfons De Ridder.’ Nu kun je van Barts toespraak veel zeggen, maar een ‘jubelzang’ op het gezin De Ridder was het zéker niet.
2 De ergste vertekening gebeurt in de inleiding op
het stuk. ‘Het is Bart De Wever blijkbaar ontgaan dat het vooral Elsschots
vrouw Fine was die hun gezin bijeenhield’. Nee hoor. Het was Bart niet ontgaan. Dat Fine het gezin bijeenhield is precies wat
Bart in zijn rede onderstreept. Maar wellicht is voor die inleidende alinea niet ‘ons Ida’ maar de eindredactie
verantwoordelijk.
Toch heb ik liever ongelijk met Ida dan gelijk met Bart.
BeantwoordenVerwijderenIk hoor de oude Trotsky. 'My party, right or wrong!' Maar eerlijk gezegd: zo'n partijdigheid is mij ook niet vreemd. Overigens: http://philippeclerick.blogspot.be/2015/09/vuile-trotskisten.html
Verwijderen