De Zionskirche in Berlijn ziet er aan de buitenkant niet bijzonder uit. Van binnen is ze aan de kleine kant, en erg vervallen, veel erger dan de foto hierboven laat vermoeden. Dat komt goed uit want ik ben gek op die afbladderende-verf-interieurs, waar mijn collega D.B. zulke mooie foto’s van maakt (hier).
Vervallen dus, maar niet desolaat vervallen. Vóór het altaar hadden zich een dertigtal kinderen verzameld, vooral meisjes, van tussen de zeven en de tien jaar. Er waren ook een paar oudere kinderen bij die een instrument vasthielden. Daartussendoor liepen een tiental volwassen vrouwen rond om instructies te geven. Die moeten tegenstrijdig geweest zijn, want de ene keer stelden de kinderen zich op in een halve cirkel, daarna in een horizontale rij, daarna weer in aparte groepen. Een van de vrouwen droeg een grotere verantwoordelijkheid dan de andere. Ze had kort haar en een verbeten trek om de mond en liep vaak de kerkgang in om vandaar de opstelling te overschouwen, waarna ze weer nieuwe instructies gaf. Op het balkon was een andere vrouw bezig met een zestal doeken in verschillende kleuren zorgvuldig over de borstwering te hangen. Ze deed dat eerst aan de linkerkant van de kerk, maar het resultaat moet haar teleurgesteld hebben. Heel zorgvuldig nam ze de doeken weer weg en hing ze daarna één voor één aan de rechterkant op. Zulke gekleurde doeken ophangen, het luistert nauw.
Ondertussen waren de kinderen nog maar eens van opstelling veranderd. De vrouw met de grotere verantwoordelijkheid keek nog verbetener. En er kwamen altijd maar meer mensen de kerk binnengelopen – vrouwen met kinderen aan de hand, op de arm of in de kinderwagen. Of minstens ongegeneerd zwanger. Je verwachtte elk moment dat een van hen borstvoeding zou gaan geven, maar dat gebeurde niet. Geen van die vrouwen droeg mooie kleren, of was een beetje opgemaakt. Aan de andere kant had geen van hen tatoeages of paars geverfd haar en dat is ook iets waard in de vroegere DDR. Af en toe kwam zelfs een man het gezelschap versterken – met een baby in een draagzak. Al die mannen en vrouwen kenden elkaar, groetten elkaar, kusten elkaar, niet uitbundig maar toch heel hartelijk. Zij waren het publiek.
Vooraan kwam nu waarachtig schot in de zaak. Een van de vrouwen bleek een koorleidster te zijn en ze maakte heftige gebaren om stilte te krijgen – tevergeefs, want eerst moest de opstelling nog eens veranderd worden. En toen werd er ten slotte ook écht gezongen.
Och, ’t was eigenlijk niet veel zaaks, maar we hebben toch met plezier geluisterd. Tijdens dat luisteren viel mij plots iets te binnen. ‘Zijn het niet zulke mensen,’ zo dacht ik bij mijzelf, ‘mensen die een half uur nodig hebben om zes doeken op te hangen – mensen die drie kwartier nodig hebben om dertig kinderen op te stellen – zijn het niet zulke mensen die hier indertijd het communistische regime klein hebben gekregen?’
Ik heb het ondertussen opgezocht (hier) en het klopt. De Zionskirche was eind de jaren tachtig een van de verzetshaarden in Oost-Berlijn. In 1987 werd wekenlang vreedzaam geprotesteerd tegen de aanhouding van opposanten die aan de kerkgemeente verbonden waren. Men trok vreedzaam de straat op met een brandende kaars in de hand. Veel van die mannen en vrouwen die wij in de kerk gezien hebben, moeten als kind bij die kaarslichtprotesten aanwezig geweest zijn. Aan de hand van hun ouders, op de arm, in de kinderwagen of in de draagzak. Misschien werd er toen ook gezongen.
Postscriptum Omdat mijn collega’s van Godsdienst misschien meelezen, vermeld ik voor de goede orde nog dat de dappere theoloog Bonhoeffer van 1931 tot 1943 aan de Zionskirche verbonden was.