Longreads: als het ietsje (of veel) langer mag zijn

zondag 9 oktober 2016

Bavo Claes en de superrijken

     Oud-journalist Bavo Claes schreef onlangs een stukje waarin hij de superrijken van vandaag vergelijkt met de slaveneigenaren van gisteren (hier). De rijkdom van die superrijken is ‘een misdaad’, ‘een morele ontsporing’ en vergelijkbaar met de slavernij die vroeger ook ‘doodnormaal' gevonden werd. Hij hoopt dat zijn ‘schatten van kleinkinderen’ het nog zullen meemaken dat de graaiers en de poenscheppers uit het beeld zijn verdwenen en iedereen zich hoofdschuddend afvraagt hoe men vroeger die rijkdom van de superrijken heeft kunnen dulden. Claes beroept zich voor zijn stelling onder andere op een zekere Richard Wilkinson en dat is een ‘emeritus hoogleraar’.
     Hoewel hij sterke taal niet schuwt, is Claes ook voorzichtig. Zo spreekt hij niet over de ‘rijken’ in het algemeen. Het zijn alleen de ‘superrijken’, de ‘schatrijken’, de ‘puissant rijken’, de ‘absurd rijken’ en de ‘exorbitant rijken’ die in de toekomst zullen verdwijnen. De welgestelde lezer van zijn stuk hoeft zich geen zorgen te maken, zolang hij zichzelf niet ‘absurd’ of ‘exorbitant’ rijk vindt.
     Nu zijn speculaties over wat in de toekomst zal gebeuren geen sterk argument. Daarom haalt Claes ook ‘onverdachte bronnen’ aan die ‘cijfers in de hand’ bevestigen dat inkomensongelijkheid de economische groei fnuikt, het kapitalistisch systeem kapot maakt en de maatschappij ontwricht*. Vooral dat het kapitalistisch systeem kapotgemaakt werd, maakte me erg ongerust.
     Mijn vijanden verwijten mij dat ik in mijn polemiek aan detailkritiek doe. Dat ik van één argument de logische of feitelijke fout aantoon, terwijl er honderden andere argumenten zijn waar ik niet op inga. Laat ik dat weer maar eens doen. Ik ga dus niet in op de vraag of de inkomensongelijkheid de economie fnuikt, het systeem kapot maakt of de maatschappij ontwricht. Maar ik beweer stellig dat die gefnuikte economie, dat kapotte systeem en die ontwrichte maatschappij niet bewijzen dat inkomensongelijkheid een ‘morele ontsporing is’. Of iets een moreel goed of een moreel kwaad is, moet minstens in abstracto kunnen worden behandeld zonder er meteen de gunstige of kwalijke gevolgen in een ander domein bij te halen. Slavernij was een moreel kwaad op zichzelf, ook als het de economische groei stimuleerde, het systeem bestendigde en de maatschappij in stand hield, in plaats van die te fnuiken, kapot te maken of te ontwrichten. 
     We moeten de vraag dus opnieuw stellen: is inkomensongelijkheid een moreel kwaad op zichzelf, en is inkomensgelijkheid een moreel goed op zichzelf? In plaats van het aan een epidemioloog als Wilkinson te vragen, al is hij dan emeritus hoogleraar, lees ik liever wat een moraalfilosoof daarover schrijft. Harry G. Frankfurt is zo’n moraalfilosoof en hij is bovendien ook emeritus hoogleraar. Hij schreef het kleine boekje On Inequality – een trage lezer als ik heeft het uit in twee uurtjes – waarin hij beredeneert waarom ongelijkheid geen moreel kwaad is op zichzelf, in tegenstelling bijvoorbeeld tot onnodige armoede, en waarom gelijkheid geen moreel goed is op zichzelf.  Als je in een maatschappij alle rijkdom van de rijken zou vernietigen, zo redeneert Frankfurt ongeveer, als je al hun geld zou vernietigen, al hun huizen zou afbranden, al hun boten zou laten zinken, en al hun auto’s zou laten pletten door een erkende autosloper, dan heb je ontegenzeggelijk een grotere gelijkheid tot stand gebracht. Maar je hebt geen moreel goed tot stand gebracht. En verder wijst Frankfurt erop dat het vergelijken van inkomens en bezit de aandacht afleidt van de echte morele vragen in dat verband.
     Het boekje van Frankfurt is bescheiden van opzet. De schrijver blijft volledig binnen het domein van de moraalfilosofie en de zielkunde. Hij bestudeert niet het verband tussen ‘vrijheid’ en ‘gelijkheid’. Hij bespreekt niet de voor- en nadelen van de vrije onderneming of de staatsregulering. Hij geeft geen antwoord op de vraag of inkomensongelijkheid  de economische groei fnuikt of juist bevordert. Hij is best bereid om toe te geven dat er allerlei redenen kunnen bestaan om naar meer – of zelfs naar volledige – gelijkheid te streven. Dat moeten anderen maar eens uitzoeken. Maar op zijn terrein spreekt hij zich duidelijk uit:  gelijkheid is geen moreel goed, en ongelijkheid  is – in tegenstelling tot slavernij – geen moreel kwaad. Vroeger niet, nu niet en ook in de toekomst niet,  als kleinkinderen van Bavo Claes groot zullen zijn.

* Misschien bedoelt Bavo Claes met die onverdachte maar naamloze bronnen wel het succesboek The Spirit Level. Dat zou kunnen, want dat boek is geschreven door Richard Wilkinson – de emeritus hoogleraar die hij wél met name vermeldt. Die bron bevestigt, ‘cijfers in de hand’, dat allerlei maatschappelijke kwalen zoals slechte gezondheid, korte levensduur, misdaad, wantrouwen, tienerzwangerschappen, alcoholmisbruik, geestesziekten, enzovoort niet alleen gerelateerd zijn aan lage inkomens, zoals men vroeger dacht, maar aan de ongelijkheid op zichzelf. De mensen worden ziek, of leven korter, of worden zwanger op jonge leeftijd, niet omdat ze arm zijn, maar omdat ze rondom zich of op de televisie mensen zien die rijker zijn.
     Een criticus van de theorie vergeleek het met vliegtuigreizen. De gewone reiziger verlaat het vliegtuig dodelijk vermoeid, geradbraakt en hongerig. Dat komt niet door de slechte stoelen, het gebrek aan beenruimte en de karige maaltijden, maar omdat hij ziet dat de eersteklasreizigers fris en monter en verzadigd het toestel verlaten. Voor wie dieper op de kwestie wil ingaan, raad ik aan om zowel The Spirit Level te lezen, als het antwoord erop, The Spirit Level Delusion van Christopher Snowdon. Al naar gelang je maatschappelijke overtuiging zul je aan minstens van één van die twee boekjes veel plezier beleven.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten