De Schotse schrijver Robert
Louis Stevenson (1850 - 1894) was dol op kinderen en op kinderspelletjes. Zijn hele leven lang bleef hij oorlogje spelen met zijn meer dan zeshonderd tinnen
soldaatjes. Maar toen hij trouwde met de tien jaar oudere Fanny Osborne spraken ze af om geen kinderen te nemen. Fanny
had al een dochter van tweeëntwintig en een zoon van twaalf, en was enkele
jaren daarvoor een andere zoon verloren.
De schrijver troostte zich met
zijn tinnen soldaatjes, speelde oorlogje met zijn stiefzoon, maar de kinderwens
bleef knagen. Hij had wel geen zoon, of toch niet echt, maar hij had wel het
hart van een vader
God gave to me a
child in part
Yet wholly gave
the father’s heart:
– Child of my
soul, O whither now,
Unborn,
unmothered, goest thou?
Van zulke zielskwellingen had
Fanny geen last. Toen haar dochter Belle zwanger was, schreef ze aan een
vriendin: ‘Belle, I hear, is going to have another baby and her dog is dead. I’m
not going to have another baby and my dog is not dead.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten