Longreads: als het ietsje (of veel) langer mag zijn

dinsdag 11 april 2017

Een socioloog verklaart onze terrorismeangst

Van links naar rechts: Laachraoui, El Bakraoui en Abrini. Geen van hen roept
 bij mij het beeld op van een ‘sneeuwpop’ die ‘ons sneeuwballen toewerpt’
    Onder sociologen, het is bekend, lopen niet veel stilisten rond. François Levrau* van de Antwerpse universiteit probeert er ten minste een te zijn. In een stuk voor Knack.be vergelijkt hij terrorismeangst met een ‘zwarte aal die menig grijze hersenmassa binnendringt’. Ik vind die ‘aal’ wat groot voor onze hersenen maar kom, het moeten niet altijd wormen zijn die aan ons hart knagen. Wat later omschrijft Levrau de angst als ‘een naakt kaal spook dat naarstig op zoek is naar een laken’. Hoe zou een naakt spook eruitzien, vraag je je af, ónder zijn laken? En voor de terrorist heeft Levrau de volgende vondst: de terrorist is een ‘sullige sneeuwpop’ die in onze verbeelding is ‘uitgegroeid tot een yeti’. Dat beeld van die sneeuwpop vind ik het minst geslaagde, want een regel ervoor heeft Levrau nog geschreven dat de terrorist ons een ‘sneeuwbal toewerpt’. Ten eerste gooit een sneeuwpop geen sneeuwballen – wij gooien sneeuwballen náár de sneeuwpop – en ten tweede doet dat beeld van die gooiende en werpende terrorist te veel denken aan wat de ‘sullige’ figuur wél gooit. Ik denk niet dat dat de bedoeling was van onze socioloog.
     Levrau probeert te achterhalen waarom we zo bang zijn van terroristen. Of preciezer: waarom we meer angst hebben van terroristen dan van milieuverontreiniging, van te veel zon, van een kortlopend arbeidscontract, van de geleidelijke neergang van de planeet, van de afbouw van de welvaartstaat, van kanker, en, uiteraard, van verkeersongevallen. Want de kans dat we omkomen door een terroristische bom is klein. De kans is veel groter dat we omkomen, misschien niet door een kortlopend arbeidscontract, maar dan toch zeker door een verkeersongeval of door kanker.
     De eerste verklaring van Levrau is de volgende. Verkeersongevallen en kanker zijn concreet, spreken niet tot de verbeelding, zijn onderdeel van ons dagelijkse leven. Maar terrorisme is nieuw, sensationeel, irrationeel, onbekend en abstract. Dat zijn allemaal kenmerken die de mens als een ‘angstig beestje in zijn holletje doen kruipen’. Je zou dat een verklaring van binnenuit kunnen noemen.
     Levrau heeft ook een tweede verklaring, een verklaring van buitenuit. Er bestaan namelijk slechte mensen die het terrorisme als een ‘geschenk’ beschouwen om de ‘ganse moslimgemeenschap bij voorbaat verdacht te maken’. Er bestaan kwaadwillige media die het terrorisme opblazen – c’est bien le cas de le dire – om de kijkcijfers – nou ja – op te blazen. En er is een boosaardig politiek bestel dat het terrorisme en de terrorismebestrijding gebruikt om het ‘electoraat te paaien’.
     Met enig vernuft brengt Levrau zijn twee verklaringen samen. Het angstige beestje dat zo gemakkelijk in zijn holletje kruipt is eigenlijk bang van alles, zowel van kanker als van een kortlopend arbeidscontract. Aan sommige van die angstbronnen, dat arbeidscontract bijvoorbeeld, zou hij zelf iets kunnen doen door ‘opstandig te zijn op het sociaaleconomische front’. Maar het beestje laat zich liever comfortabel in slaap wiegen. Het laat zich door het bestel een abstracte angst ‘aanpraten’ die tegemoet komt zowel aan zijn sensatielust als aan zijn gemakzucht. Sidderen voor het terrorisme is zoveel gemakkelijker dan de sociaaleconomische strijd voeren.
     Ik heb Levraus verklaring hier op mijn eigen manier samengevat. Ik hoop dat ik dat op een rechtvaardige manier heb gedaan want ik vind zijn hele premisse onzinnig. Als ik om me heen kijk, sterker, als ik naar mijzelf kijk, dan zie ik niet zoveel angst voor het terrorisme**. Dát is niet de emotie die terrorisme – op de huidige schaal – oproept. Bij zachte mensen zie ik vooral verdriet om de slachtoffers en bij het hardere type tref ik vooral verontwaardiging aan. Mensen kunnen zich bij dat terrorisme niet neerleggen. Ze willen dat er maatregelen worden genomen en dat schuld wordt uitgesproken. Welke maatregelen dat zijn, daar kan een rationele discussie over worden gevoerd. Hoe breed of hoe smal de schuld moet worden begrensd, daar kan over worden geargumenteerd***. Maar dát er iets moet gebeuren is een eis die voortkomt uit een diepe emotionele en ethische nood, een nood die geen socioloog kan wegredeneren.
     Levrau definieert terrorisme als ‘iets wat ons naar grote waarschijnlijkheid niet zal treffen’. Voor elk van ons afzonderlijk is dat juist. Maar de uitspraak is veel minder geruststellend dan Levrau schijnt te denken. Ergens in zijn tekst somt hij kort na elkaar enkele vragen op die de burger zich stelt. Zo’n opeenstapeling van vragen is een eerbiedwaardige stijlfiguur. Hij eindigt met de vraag: ‘Wat bezielt die terroristen toch dat ze, in het wilde weg, onschuldige burgers doden?’ Mag ik Levrau de raad geven die men aan beginnende advocaten geeft: stel nooit een vraag waar je zelf het antwoord niet op weet of waar je antwoord niet op wilt weten.

 Levrau studeerde Klinische Psychologie en Moraalwetenschappen en promoveerde tot Doctor in de Sociale Wetenschappen. ‘Het leeuwendeel van zijn onderzoek werd verricht bij het Centrum voor Migratie en Interculturele Studies (Universiteit Antwerpen),’ lees ik hier.
** Waar ik wél bang voor ben, is een mogelijke toename van Islamfundamentalisme, zoals ik  hier al schreef.
*** Hoe groot de rol is van de Islam bij de recente aanslagen is een vraag die ik hier graag uit de weg ga. Met het mes op de keel zou ik zeggen: groter dan die van het katholicisme bij de aanslagen van de IRA in de jaren 70, 80 en 90.

Dit stukje verscheen ook op Doorbraak.

1 opmerking:

  1. Wegkijkers heb je op alle gebieden. zo is ook de Heer Levrau. Hij heeft het moeilijk om te begrijpen dat er mensen bestaan, die niet zijn visie op de maatschappij wensen te volgen en hieraan zelf gevolgen verbinden, die indruisen tegen de waarden, die hij zelf hoogschat. Bepaalde ideologiën en godsdienstige overtuigingen verdragen geen pluriformisme of alternatieve benadering en handelen er naar. Daarbij worden ettelijke minder-in-de-pas-lopenden uitgeschakeld fysiek of anders. Wat baten kaars eb bril als de uil niet zienen wil?

    BeantwoordenVerwijderen