Longreads: als het ietsje (of veel) langer mag zijn

vrijdag 26 mei 2017

Moordaanslag in naam van Allah

     Zoals bekend hield Mohammed niet van kritiek en spotternij. Lasteraars en satirische dichters werden gevangengenomen, veroordeeld en ter dood gebracht. De vrome overlevering vermeldt hun namen: Oetba, Ibn Chatal, Ibn Noequaidh en enkele anderen. Maar soms was gevangenneming en veroordeling onmogelijk en moest tot een aanslag worden overgegaan. Mohammed had dan de gewoonte om het bevel tot aanslag als een vraag aan te reiken:
  • ‘Wie bevrijdt me van Ibn Al Asjraf?’
  • ‘Wie gaat voor mij met deze schurk [Aboe Afak] afrekenen?’
  • ‘Wie bevrijdt me van Marwaans dochter?’
     Waarop een of meerdere volgelingen eropuit trokken om de genoemde dichters om te brengen.
     ‘Wie bevrijdt me van’ … Dat hebben we nog gehoord. Waren dat niet de eigenste woorden van Hendrik II (1133-1189) waarmee hij de aanslag beval op Thomas Beckett? ‘Who will rid me of this turbulent priest?’ riep de koning en vier van zijn ridders reden uit om de aartsbisschop te vermoorden in de kathedraal te Canterbury.
        Maar later moest de koning zich verontschuldigen voor de wandaad en moest hij zich laten geselen op het graf van de vermoorde. Onze middeleeuwen hadden immers een gevoelig evenwicht tussen kerk en staat. Tussen die twee was er een aanhoudende twist. Het was de eeuwige barst in de maatschappij – en dat had zijn voordeel. ‘There is a crack in everything / that’s how the light gets in,’ zong Leonard Cohen tot voor kort. Het kalifaat voorziet, geloof ik, niet in zo’n barst.
     Het jammere van de moslimoverlevering is dat we wel de namen kennen van de spotdichters, maar de vrome schrijvers lieten meestal na om ook de verzen zelf mee te delen. Eén van de uitzonderingen is een kwatrijn dat gezongen werd door een naamloze herder. Koenraad Elst geeft in De Islam voor ongelovigen een rijmende vertaling die prettig scandeert:

                Ik zal geen moslim worden
                Zolang als ik zal leven
                Noch zal ik enig’ aandacht
                Aan hun religie geven.
 
     De herder werd gedood.

* De namen van de slachtoffers in Engelse transcriptie: Utbah, Abdullah ibn Khatal, al-Huwairith ibn Nuquaidh, Ka’b ibn al-Ashraf, Abu Afak, ‘Asma’ bint Marwan.

5 opmerkingen:

  1. Toch wonderlijk, dat we zoveel details kennen van het leven van Mohammed. En dat alles uit de Overleveringen of Hadith, die tussen 850 en 1050 te boek werden gesteld en berustten op orale tradities (gemiddeld 325 jaar of een 13-tal generaties later). Mohammed, een zogenaamde profeet-krijgsheer-koning van rond het jaar 600 van wie geen enkele munt, bouwwerk of tijdgebonden geschrift ooit is gevonden. Dit geldt ook voor zijn fameuze opvolgers, de 4 rechtgeleide Kaliefen, die zogezegd een wereldrijk veroverden. Duitse onderzoekers twijfelen steeds meer aan het traditionele verhaal en zien dit eerder als een construct uit de 9de - 10de eeuw waarbij een mythe is geschapen uit politieke en godsdienstige overwegingen.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Inderdaad. Stof voor discussie. De anekdotes die ik citeer zijn wel wat ouder (Ibn Ishak) maar ook over de datering van zijn werk kan worden geredetwist. Eddy Daniels argumenteert uitgebreid in 'De kwestie M' waarom volgens hem de Hadith historisch redelijk betrouwbaar is. Maar daarmee is de discussie niet afgesloten. In de context van de huidige islam is het niet onbelangrijk dat voor heel wat moslims de overlevering een correct beeld biedt van de na te volgen profeet.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Van Ibn Ishaks Sirat Rasul Allah, dat rond 750 te boek gesteld zou zijn geweest, zijn geen originele teksten meer gevonden. Latere hagiografen vooral uit de tijd der Abassieden zoals Ibn Hisjam citeren overvloedig uit zijn werk. Er is wel een verschil daar waar Ibn Isjak vooral de krijgshaftige exploten van de mythische Medinese krijgsheer Mohammed benadrukt, lijkt Ibn Hisjam meer de nadruk te leggen op de meer politieke en religieuse achtergronden. Er zijn circa 75 jaar tussen beide. De Abassieden hadden toen eerst in Koefa en later in Bagdad definitief het pleit gewonnen t.a.v. de Oemajjaden uit Damascus. Toch waren zij niet zo eenduidig als later voorgesteld. Tot bijna 900 werden christelijke tolken gevraagd de Griekse filosofen te vertalen, die later door Ghazali (1150) en consoorten buiten de wet gesteld werden. Er heeft zich blijkbaar een geheel wijzigingsproces voltrokken van 'christelijk' monofysitisch of ariaans allooi naar een cultus van een 'heilige man' c.q. profeet cum politiek monotheisme. Bovenstaande heb ik opgemaakt vanuit verscheidene bronnen, die nu voorhanden zijn.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Ibn Ishak ... Ibn Hisjam ... Dat klopt allemaal. Ondertussen is de Sirat Rasul Allah in zijn overgeleverde vorm een erg gezaghebbende bron voor de meeste soennieten.

      Verwijderen
    2. De werkelijke toestand op religieus gebied in het Midden-Oosten tussen 600 en 900 nC dient afgeleid te worden door de analyse van verschillende bronnen en niet door de enige weerhouden bronnen van de Soenni's. In die tijd was het gehele gebied een lappendeken van verschillende christelijke, zoroastrische, joodse en andere sekten. In oorsprong waren de latere moslims een groep diverse eerder christelijke monofysitische of ariaans getinte sekten, ook sterk beïnvloed door het Jodendom. De voorstelling dat de talrijke moslimsekten een afscheuring zijn van een oorspronkelijke oer-heilsleer, kan niet door de ernstige geschiedsvorsing bevestigd worden. De hypothese dat een bepaalde stroming in casu de Soenna het later voor het zeggen gekregen heeft is veel logischer en verklaart dan ook beter het bestaan van sekten als het Sjiïsme, Moetazilisme, Ibadieten, Alawieten, Druzen ... Als men verder ook oog heeft voor de zeer talrijke christelijke kerkgenootschappen aldaar zoals de Maronieten, de Kopten, de Orthodoxen (Armeens, Syrisch en Grieks), de 23 Oosterse katholieke kerken ... en voor bijvoorbeeld de Yezidi (halve Zoroastriërs), dan moet het duidelijk zijn dat zo'n eenzijdig verhaal ook op een ahistorische eenzijdige benadering berust.

      Verwijderen