Ook vertelt Brinckman veel wetenswaardigheden. Omdat hij het wat moeilijk heeft om feiten van meningen te onderscheiden, heb ik dat hier zelf gedaan. Feiten:
-
Brinckman heeft als kind nog op de knie gereden van vader De Wever;
- sommige anonieme hooggeplaatste N-VA’ers raken zoon De Wever stilletjes aan beu;
- de redactie van De Standaard heeft in 2010 beslist om de regering Di Rupo te steunen.*
Dan Brinckmans meningen:
- Bart De Wever heeft het recht om in het openbaar te zeggen wat hij van Brinckman vindt;
- een burgemeester van Antwerpen moet zijn taak niet combineren met partijvoorzitterschap en marathonlopen;
-
het is
onvermijdelijk dat de grens tussen berichtgeving en opinievorming in kranten versmalt.
Brinckman gelooft dat het door de opkomst van het internet is dat de gedrukte media meer naar opinievorming neigen. De ‘feitelijke berichten, zegt hij, belanden op onze websites, waar ze gratis worden gelezen door iedereen die constant op zijn smartphone checkt of er nog nieuws is’. Dat is juist. Ik doe dat en mijn vrouw doet het nog veel meer. We bevinden ons met deze uitspraak in het rijk van de onweerlegbare feiten. Maar dan voegt Brinckman er een mening aan toe: ‘Een modern krantenbericht moet ‘meerwaarde’ hebben. En dus moet je, als journalist, het nieuws duiden, er extra uitleg bij verschaffen en achtergronden aandragen … Natuurlijk versmalt de grens tussen berichtgeving en opinie dan.’
Hélà, hola! En wat is duiden? Wat is extra uitleg? Wat zijn achtergronden? Mij lijkt het dat voor duiding, uitleg en achtergrond een journalist juist méér feiten moet opdiepen dan die die je ook in een Belga-bericht vindt. Daarvoor moet je telefoneren, archieven raadplegen, erop uit trekken, getuigen en specialisten spreken, enfin, Brinckman weet dat zelf ook wel. Natuurlijk is het moeilijk om bij die tweede feitenronde even objectief te blijven als bij het korte bericht. De achtergrondfeiten moeten worden gekozen uit een schier eindeloze voorraad. Het ene feit moet als belangrijk worden weerhouden en het andere als niet ter zake doend aan de kant geschoven. En wie bepaalt wat belangrijk is en wat niet ter zake doet? Vanzelfsprekend de journalist, met zijn onvermijdelijke vooroordelen, voorkeuren en overtuigingen. Dat is allemaal waar, maar ik hoop dat Brinckman zelf ook wel inziet dat de ‘meerwaarde’ van zo’n achtergrondsjournalistiek juist niet ligt in die vooroordelen en voorkeuren, maar daarentegen afhangt van de mate waarin de journalist die ter zijde schuift en ze bewaart voor een écht opiniestuk.
Er is een tweede reden waarom Brinckmans uitleg over het internet niet bevredigt. Het is zeker waar dat we op onze schermen en schermpjes overstelpt worden met feiten; we worden evenwel nog veel meer overstelpt met meningen. Je zou het argument van Brinckman dus heel gemakkelijk kunnen omdraaien: in een tijd waarin we digitaal bedolven worden onder meningen en opinies, moeten kranten zich op hun core business terugtrekken: het aanleveren van harde, betrouwbare data.
De verklaring van Brinckman mist dus plausibiliteit. Maar daarmee zijn de feiten die hij aangeeft nog niet van de baan. We kunnen allemaal zelf ook wel zien dat de kranten wel degelijk opschuiven van berichtgeving naar opinieverstrekking. Hoe kunnen we dat verschijnsel dan wél verklaren?
Zoals bij meer ongewenste ontwikkelingen, ligt de verklaring ervan ten dele bij consument. Er loopt ergens wel een enkeling rond die ‘alle theorieën ter wereld zou opgeven voor één feit’, maar de meesten van ons – ‘le commun des mortels’ zoals professor Jozef Mertens altijd zei – zijn dol op meningen. Ik heb zopas een dik boek over Thomas Jefferson gelezen. Dat boek stond vol feiten: over Jefferson als landbouwkundige, als ruiter, als vioolspeler, als architect, als uitvinder, als diplomaat, als president. Maar wat ik eigenlijk wou weten was dit: was die Jefferson nu een fidele kerel of eerder een berekende klootzak zoals we die leren kennen in de roman Burr van Gore Vidal? Ik ben nu weer een dik boek aan het lezen over de Russische revolutie. Ik wil al die feiten er graag bij nemen: die die ik al kende, die die ik vergeten was, en die die ik nooit geweten heb. Maar ik wil ook graag dat de auteur af en toe zegt of suggereert dat die revolutie een ramp was voor de mensheid, want dat is wat ik ervan vind. Als hij zegt dat die revolutie geen ramp was voor de mensheid, maar een zegen: ook goed, want dan kan ik mij over dat standpunt opwinden en dat is voor mijn gezondheid even bevorderlijk.**
Dat De Standaard de laatste tijd meer opinie brengt, moet ons dus niet verwonderen.*** De klant is koning en de klant wil meningen. Evenmin verwonderlijk is het dat de krant daarvoor beloond wordt met een licht stijgend lezersaantal in een nochtans krimpende markt. Meer opiniëring voldoet aan een vraag.
Maar naast de vraag, is er ook de kwestie van het aanbod, en meer bepaald de kostprijs om dat aanbod tot stand te brengen. Ik doel hiermee niet zozeer op de geldelijke kostprijs maar op de kostprijs berekend in menselijke inspanning. Feiten verzamelen, ziften, ordenen en zo uitleggen dat de gemiddelde lezer ze begrijpt, is moeilijk. In bijna elk krantenbericht dat ik lees, staan dingen die ik niet begrijp, vooral als het over ‘regeringsmaatregelen’ gaat. Dat heeft twee redenen: mijn trage hersenen én de gebrekkige uitleg van de journalist: te snelle overgangen, lacunes, onduidelijke verbanden, schijnbare tegenstrijdigheden, gebrekkige achtergrondinformatie. Nee, iets goed uitleggen is niet gemakkelijk, ook al omdat je het eerst zelf begrijpen moet. Hoeveel gemakkelijker is het niet voor een journalist om, in plaats van een goed gestructureerd informatief stuk, gauw-gauw een mening neer te schrijven, of om een stelletje magere feiten met enkele pikante meningen op te sieren?
Erasmus vatte het mooi samen in hoofdstuk XLV van zijn Lof der Zotheid: ‘De zaken zelf moet men zich vaak met grote moeite eigen maken … Maar een mening kan men gemakkelijk opvatten’.**** Dat heeft die oude humanist goed gezien. Meningen zijn inderdaad gemakkelijk. Als dat niet zo was, lieve lezer, zou deze blog niet bestaan.
***De opiniërende strategie van De Standaard is evenwel niet perfect. De
krant zou geloof ik nog meer gelezen worden als de opiniëring wat minder
eenzijdig was, wat evenwichtiger gespreid over politiek correct en politiek recalcitrant
dus, en als de kwaliteit van die
opiniëring wat hoger was … en die van de berichtgeving ook, want de klant is
lastig en wil alles tegelijk.
*** Quandoquidem res ipsas aliquoties magno negotio pares
oportet … At opinio facillime sumitur.
Dit stukje verscheen ook op https://doorbraak.be/
Dit stukje verscheen ook op https://doorbraak.be/
Feiten blijven te verkiezen boven opinies, al zijn deze laatsten zowel leuker ( als men ermee eens is) als irritant ( wanneer men het oneens mee is).maar kwaliteitskranten ( soort kranten die nagenoeg verdwenen zijn in ons taalgebied) horen voor mij eerder feiten dan opinies te publiceren, en zich zeker onthouden om opinies door de feiten te "mixen", dus de feiten te "oriënteren" volgens de persoonlijke ideeën van de journalist of van zijn redactie. Want ik blijf erbij dat de burger volwassen genoeg is om zich zelf een opinie te vormen ahv objectieve feiten. Of denken zowel redacties als journalisten dat ze de burger zo onopvallend mogelijk moeten "bekeren" tot de ideologische lijn van hun blad ? Dat laatste is oneerlijk in mijn ogen en rangschik ik het ook onder manipulatie.
BeantwoordenVerwijderenTja, als feitelijkheden geen belang meer hebben op de vorming van een oordeel, dan ontstaat er een schimmige toestand, waarbij zij, die alleen of in combinatie met andere partijen over de macht beschikken, zonder meer de gang van zaken kunnen bepalen. Dit stelt men vaak vast in de politiek maar ook in andere kringen. De pers is een goede graadmeter hiervoor. Hoe slaafser die is, hoe minder feiten er toe doen en hoe oppervkkiger deze wordt. In België en vooral dan in Vlaanderen is nagenoeg het ganse media-landschap verworden tot zo’n bedroevend laag peil. Dit komt niet alleen door de netelige positie van Vlaanderen in de Belgische nep-federatie, waarbij deze deelstaat eenzijdig opdraait voor de financiële gevolgen van het wanbeleid van de andere deelstaat en het hoofdstedelijk gewest en van de in de grendelgrondwet opgenomen verdeelsleutels. Dat dit door een feitenvrije ‘mantel der liefde’ afgedekt wordt is duidelijk. En zelfs Brinckman geeft hiervan een voorbeeld door zijn opinie inzake de toenmalige regeringsvorming (2010), waar Bart De Wever de ‘boot’ zou gemist hebben. Hoezo? In wat precies? Feiten? Staving, Niets alleen maar woorden. Een andere reden is de totale verkleutering van de berichtgeving, het gebrek aan waarheidsvinding, objectieve (feitelijke) verslaglegging, doorgedreven analyses, die leiden tot deugdelijke inhoud binnen de vastgestelde context. Van dat alles vindt men niets meer terug. Geen wonder dat zovelen de zogenaamde reguliere pers vaarwel zeggen. Op zoek naar inhoud zwerft men van de ene krant naar het andere tijdschrift tot dat men het voor bekeken houdt en men zijn soelaas vindt in het nieuwe medium ‘internet’, waar mits enig zoeken een schat aan feiten is te vinden. Geen wonder dat politiek en pers, dit laatste medium aan banden willen leggen. Ze zijn echter hun monopolie kwijt.
BeantwoordenVerwijderenFacta loquuntur - de feiten spreken, dat schijnen veel journalisten en politici te vergeten in hun ijver er hun eigen draai aan te geven. Uit het 'Suisse romande', meer bepaald in de raadszaal van Genève staat op een doek ten behoeve van de raadsleden, schepenen en burgemeester het volgende vermeld: "Les faits sont plus tétus qu'un lord-maire de Londres". Naast de illusie van de 'maakbare mens', geldt tegenwoordig ook de maakbare werkelijkheid en dito wetenschap.
BeantwoordenVerwijderen'In die periode heeft De Standaard de kant gekozen van de partijen die hun nek uitstaken om een nieuwe regeringsvorming te laten slagen.'
BeantwoordenVerwijderenDit slaat werkelijk alles. Indien dit zich nogmaals voordoet, zou de krant zo eerlijk moeten zijn om dit uitdrukkelijk te vermelden mét een verantwoording. Wacht eens even, dit heeft zich al voorgedaan: er is beslist om aan N-VA-bashen te doen. Schitterend artikel met dodelijke ironie. Polemisch schrijven: te zeldzaam in Vlaanderen.
Philippe,
BeantwoordenVerwijderenJe weet dat ik je blog een tijdje gevolgd heb en je weet dat ik dat inmiddels niet meer doe. Ik heb je gezegd waarom en dat moet nog ergens in een verre uithoek van je weblog terug te vinden zijn.
Zojuist heb ik, om oneigenlijke redenen, nog eens een blik op je stek geworpen, want ik had het citaat van Karel van het Reve nodig dat je als motto gebruikt.
Zelf zal ik dat citaat in een blogpost aanwenden. Het zal nog een tijdje duren voor ik het stukje publiceer, want ik streef matigheid na. Met als gevolg dat er een stapel stukjes op publicatie ligt te wachten.
Eerst dacht ik eraan — kwestie van fatsoen — om in dat stuk expliciet naar je blog te verwijzen, als zijnde de plek waar ik het motto gevonden had. Tegelijk wilde ik mijn lezers zeggen wat ik van je geschriften denk, want ook dat paste wel in het betreffende stukje.
Op die manier werd het helaas te lang. Je weet dat ik, blijkbaar in tegenstelling tot jou, beknoptheid nastreef en bijgevolg schrapte ik de heel verwijzing naar Clericks weblog.
Laat dit hier dan de manier zijn waarop ik je bedank voor het leveren van Reves citaat.
Ik plaats het hier, omdat ik je persoonlijke mailadres niet ken. Om het toch enigszins bij bovenstaand stukje te laten aansluiten, koppel ik er een citaat van VTM-journalist Patrick Van Gompel aan vast: ‘Na bijna veertig jaar in het vak weet ik allang dat objectiviteit niet bestaat. Je kan er zoveel mogelijk naar streven, je kan proberen nieuwsberichten haast onzijdig te vertellen, maar het is eigenlijk nooit objectief.’
‘Alleen al de keuze van de onderwerpen, de afkomst van de auteur, de plaats van het maken, het ogenblik van de uitzending en de invalshoek zijn bepalend voor de inhoud van het nieuwsbericht.’
En Philippe, wat geldt voor een nieuwsbericht geldt des te meer voor bovenstaande blogpost. En zo zeg ik met die laatste zinnen toch nog eens waarom ik ermee opgehouden ben je blog te volgen.
Groet.
Flor
Ik moet nog even terugkomen op het citaat van Karel van het Reve dat ik aan je blog ontleend heb, om er mijn tekst 'Verdraagzame Jehova’s getuige' mee te larderen: 'Het zijn geen politieke of levensbeschouwelijke grenzen, maar moeilijk definieerbare zaken als gevoel voor proporties, smaak, fatsoen, redelijkheid, een zekere persoonlijke halsstarrigheid ook, die de beschaving van de barbarij scheiden.’
BeantwoordenVerwijderenOpeens valt me die ‘zekere persoonlijke halsstarrigheid’ op als iets wat schuurt met wat eerst komt: proporties, smaak, fatsoen, redelijkheid.
Is halsstarrig (koppig, bekrompen, eigenwijs…) daar niet mee in tegenspraak? Wat bedoelt Karel? Dat je halsstarrig moet zijn om over smaak en fatsoen te beschikken? Bedoelt hij het omgekeerde: dat halsstarrigheid die kenmerken in de weg staat? Bedoelt hij dat je op een dunne koord danst waar je persoonlijke halsstarrigheid langs de ene kant in evenwicht is met je gevoel voor proporties, smaak, fatsoen en redelijkheid langs de andere? Heeft Karel hier slecht geformuleerd of juist erg goed? Of begrijp ik niet wat er staat? Meester Clerick, kun je me dat uitleggen?
Beste Flor
VerwijderenIk geef je voor de zekerheid mijn email-adres: philippe.clerick@pandora.be.
Ik geloof wel dat ik aanvoel wat de meester (mijn meester) hier bedoelt. Een mens mag zich niet laten meeslepen door zijn politieke of levensbeschouwelijke ideologie. Hij moet die altijd opnieuw aftoetsen aan gevoel voor proporties, smaak, fatsoen en redelijkheid. Als die "moeilijk definieerbare zaken" met de ideologie in tegenspraak komen, moet hij afstand kunnen nemen van die ideologie. Maar nu: die halsstarrigheid. Redelijkheid, smaak, fatsoen e.d. hebben we allemaal wel in zekere mate, maar die wordt niet alleen bedreigd door ideologie, maar ook door het idée reçue, door wat iedereen zegt, door de conventie. De halsstarrigheid is nodig om op je eigen gevoel voor proportie, je eigen smaak etc. terug te kunnen vallen. Als iedereen dat doet, zal dat wellicht leiden tot soepeler relaties tussen de mensen. Het is niet een verschil in persoonlijke smaak dat leidt tot fanatisme en ruzie, wel de ideologie verblinding enerzijds en het conformistische groepsdenken anderzijds. Kortom, ik volg je eerste interpretatie: dat halsstarrigheid helpt, misschien niet om smaak en fatsoen te hebben, maar om die eigenschappen te bewaren.