Longreads: als het ietsje (of veel) langer mag zijn

zaterdag 14 oktober 2017

De IQ-rel tussen N-VA en Groen

     Koen Daniëls (N-VA) heeft in het Vlaams Parlement voorgesteld om het onderwijsbeleid beter te evalueren en bij te sturen door IQ-metingen te doen bij leerlingen. Elisabeth Meuleman van Groen was tegen omdat ‘geen enkel kind herleid mag worden tot een cijfer’. Ik voelde mij persoonlijk door de discussie aangesproken omdat ik mij altijd zorgen heb gemaakt over mijn IQ.
     Nochtans studeerde ik aan de universiteit, behaalde de grootste onderscheiding – wat niet voor iedereen is weggelegd –, ik lees dikke boeken in vreemde talen, en als het meewil kan ik een leuk stukje schrijven. Dat zijn zaken die allemaal wel iets met intelligentie te maken hebben, maar ook weer niet zó veel. Toen ik mijn jongere broertjes de schaakregels uitlegde, waren zij mij na drie partijen al de baas in het spel. Voor wiskunde haalde ik altijd slechte punten. De voetnoot op bladzijde 239 van Anarchy, State and Utopia kan ik ook na herhaaldelijk lezen niet begrijpen terwijl alles nochtans heel duidelijk wordt uitgelegd en ik heel graag het verschil zou kennen tussen ‘envious’, ‘jealous’, ‘begrudging’, ‘spiteful’ en ‘competitive’. Dat is allemaal erg bedenkelijk.
     Naar wat ik ervan begrepen heb, is IQ een omstreden begrip. Je hoort soms de opmerking dat IQ niets anders is dan wat door een IQ-test gemeten wordt. Anderzijds schijnen de echte onderzoekers – zielkundigen, breinkundigen – het over veel zaken wél eens te zijn. Dat IQ in zekere mate wordt bepaald door erfelijkheid. Dat IQ bestaat uit verschillende geestelijke vermogens die redelijk goed met elkaar correleren. Dat IQ een vrij nauwkeurige voorspeller is van studieresultaten en verloop van beroepsloopbaan. Dat er verschillende soorten IQ-testen bestaan waarvan de ene meer en de andere minder op culturele voorkennis bouwen, maar dat de resultaten van die testen ongeveer gelijklopen.
    De aandachtige lezer zal mijn angstvalligheid hebben opgemerkt:  ‘in zekere mate’, ‘redelijk goed’, ‘vrij nauwkeurig’, ‘redelijk’. ‘t Is een discussie waar je voorzichtig bij moet zijn. Op een Facebookdraad las ik ergens: ‘Met wa zijt ge bezig? Zit uw IQ in uw gat of wa?’ Ik heb het leestekengebruik wat gefatsoeneerd.
     Een van de mentale hindernissen die we moeten nemen bij een IQ-discussie is dat we naar gemiddelden moeten leren kijken en de anekdotiek moeten loslaten. Ik heb zelf ooit zulke twee testen afgelegd: één in het Klein Kasteeltje, en één toen ik solliciteerde bij Sidmar. Van geen van die testen ken ik het resultaat. Maar ze waren wel voldoende om mij in het leger ongevraagd met een onderofficierenopleiding op te zadelen en om mij bij Sidmar een contract van onbepaalde duur aan te bieden. De twee organisaties hebben achteraf hun ongelijk ingezien. Toch geloof ik, met de legerleiding en de Sidmardirectie, dat, gemiddeld genomen, de kandidaten met goede testresultaten betere onderofficieren en betere Sidmararbeiders opleveren.
     Maar ter zake. Heeft Koen Daniëls van de N-VA gelijk als hij IQ-testen wil invoeren in het onderwijs?
     Zoals bij zoveel zaken is hier sprake van voor- en nadelen. Veronderstel dat die testen worden afgenomen en de resultaten worden meegedeeld aan ouders, leraren en kinderen. Dan is het wel even slikken als blijkt dat je IQ nogal laag is. Als ik een slechte wiskunde-toets aflegde, kon ik mijzelf troosten door te verwijzen naar mijn onoplettendheid in de les en mijn ziekelijke uitstelgedrag thuis. Bij een IQ-test ben je van zo’n troost verstoken. Je gedrag in de klas en thuis heeft er niet veel mee te maken. Misschien ga je als leerling, bij het nieuws van je lage IQ, nog minder uitvoeren daar voorheen.Want wat heeft het allemaal voor zin? Of stel: je hebt een heel hoog IQ. Je kijkt neer op je leraren. Je vertikt het om een boek open te doen want je bent al zo slim. Misschien ben je wel bang dat je de hoge verwachtingen niet zult kunnen waarmaken en word je onzeker. Ook dat is niet ideaal.
     En dan: hoe ga je ermee om als anderen je IQ kennen. Zeker als je competitief bent ingesteld (‘competitive’ – niet ‘jealous’ of ‘begrudging’), kan dat voor psychologische problemen zorgen. Ik veronderstel dat Koen Daniëls niet graag in het Vlaams Parlement rond zou moeten lopen met een kaartje op zijn jas gespeld dat zijn IQ aangeeft. ‘t Zou trouwens ook bedreigend zijn voor mensen buiten dat Parlement. Je moet er niet aan denken dat de partij van je voorkeur (N-VA, Groen, enzovoort) toevallig de partij is die de laagste intelligentiescores heeft, terwijl de partij die je hartsgrondig veracht (N-VA, Groen, enzovoort) uit allemaal bollebozen bestaat.
     In het bijzonder voor het onderwijs zie ik naast de nadelen van IQ-meting ook twee voordelen. Uit cijfers van bijvoorbeeld het Rekenhof blijkt dat kinderen uit kansarme middens gemiddeld slechter presteren in het onderwijs. Men meet die kansarmoede vaak aan het opleidingsniveau van de moeder. Het vergt niet veel voorstellingsvermogen om te begrijpen dat een kind uit een kansarm gezin minder goed wordt voorbereid op het schoolse leren, en minder ondersteund wordt. Hier zouden IQ-tests kunnen helpen om de begaafde kinderen uit de kansarme gezinnen op te sporen. De Centra voor Leerlingen Begeleiding (CLB) zouden die kinderen in het vizier krijgen die ondanks hun slechte punten op school toch over een behoorlijk IQ beschikken. Dan moet zo’n centrum die kinderen niet oriënteren naar een beroepsopleiding terwijl ze eigenlijk een theoretische richting aankunnen. Het is natuurlijk mogelijk dat ook de IQ-test van een kansarm kind negatief beïnvloed wordt door zijn kansarme milieu. Dan worden de échte capaciteiten van dat kind alweer niet goed weergeven. Maar de vertekening door de IQ-test zal nooit zo erg zijn als die van de schoolresultaten waar vooraf opgedane kennis en vaardigheden een veel grotere rol spelen.
     We gingen hier uit van een scenario waarbij de resultaten van een IQ-test beter zijn dan die van het schoolrapport. Het omgekeerde kan zich ook voordoen. Maar dàt hoeft geen probleem te zijn. Als een leerling, kansarm of niet, door hard werken, betere punten haalt dan zijn IQ voorspelt, dan is er, vind ik, geen reden waarom het CLB hem een lagere opleidingsvorm zou aanpraten. Bovendien wil het IQ op die leeftijd nogal eens schommelen.
     Het tweede voordeel van een IQ-meting is zowel van wetenschappelijk als van beleidsmatig belang, en hier kom ik op het terrein van Daniëls en Meuleman. Je kunt haast geen stuk over het Vlaamse onderwijs lezen, of er wordt gemeld dat de schoolse kloof tussen kinderen uit hogere en lagere sociale milieus te groot is. Extreme gelijkheidsdenkers beweren dat ons schoolsysteem die kloof veroorzaakt, terwijl hun meer gematigde collega’s beweren dat de school onvoldoende doet om die kloof weg te werken. ‘t Komt geloof ik op het zelfde neer. De twee groepen bepleiten een grondige hervorming van het onderwijs om ‘de kloof weg te werken’. Maar wat als de kloof het gevolg is van de ongelijke verdeling van IQ over de verschillende lagen van de bevolking? Wat als de democratisering van het onderwijs in de jaren zestig de intelligentste elementen uit de laagste klasse heeft afgeroomd en doorgesluisd naar de hogere klasse, waardoor de lagere klasse nu – gemiddeld! – minder intelligente kinderen in haar rangen telt dan vroeger?
     Ik schreef: wat als? – ik weet niet óf het zo is. Ik heb de democratisering van het onderwijs van dichtbij meegemaakt. Arbeiders- en boerenzonen van mijn klas leerden door om leraar, arts, advocaat of ingenieur te worden. Dat gebeurt vandaag niet meer op die schaal en ik geloof dat dat door het afroomeffect komt. Maar ‘t is niet veel meer dan een geloof. Het zou eigenlijk eens onderzocht mogen worden, met de IQ-meting van Daniëls bijvoorbeeld.
     Mocht de meting er komen, dan doe ik graag de volgende belofte aan al mijn bloglezers. Als mijn vermoeden weerlegd wordt dat in kansarme gezinnen het gemiddelde IQ lager is – als met andere woorden blijkt dat het gemiddelde IQ daar even hoog is, of, wie weet, zelfs hoger dan in andere gezinnen, dan zal ik die bevinding niet alleen aanvaarden maar ook toejuichen. En allerlei toekomstige initiatieven om de schoolse kloof te verminderen, waar ik nu tegen ben, zal ik dan omarmen, ook al omdat ik dan gepensioneerd zal zijn en het er dan niet meer zo op aan komt.
     Ik vraag me alleen af of Groen, Rood en Tsjeef hetzelfde zullen doen als hùn vermoeden weerlegd wordt. Als blijkt dat de gemiddelde schoolachterstand van kansarme kinderen wel degelijk verklaard wordt uit hun minder theoretische aanleg. Zal men dan in die hoek bereid zijn om daar conclusies uit te trekken? Zal men bereid zijn om egalitaire utopieën te laten varen?  Zal men bereid zijn om realistische plannen uit te werken om kinderen vanaf hun werkelijke niveau zo hoog mogelijk mee te trekken.
     Ik denk het eigenlijk niet. Groen, Rood en Tsjeef zullen zich weren als een kat in de krullen om ervoor te zorgen dat de meting er niet komt. Dan moeten er ook geen conclusies worden getrokken.



Dit stukje werd ook geplaatst op Doorbraak.

1 opmerking: