Longreads: als het ietsje (of veel) langer mag zijn

zaterdag 17 maart 2018

De Wever, het oude Rome en de snel-Belgwet

     Over het Romeinse staatsburgerschap heb ik nogal romantische opvattingen. Ik stel mij voor dat er een tijd is geweest dat je de hele bekende wereld  bereizen kon, en als je dan belaagd werd door struikrovers of soldaten van een schurkenstaat, dat het dan voldoende was om luid te verkondigen ‘Civis romanus sum’, zoals de apostel Paulus ooit deed. De struikrovers of soldaten dropen dan af. Met het doden van een Romeins staatsburger riepen ze immers een vreselijke wraak over zich af. Als de Romeinen een strafexpeditie uitstuurden, dan werden niet alleen de daders gedood, maar ook de ouders, broers, zussen, kinderen, en iedereen die in de buurt woonde, behalve dan diegenen die zelf Romeins staatsburger waren. Die moesten dan flink roepen van ‘Civis romanus sum’ en ze werden gespaard, of hadden minstens recht op een proces volgens de regels.
     Of dat allemaal zo geweest ik weet ik niet. Maar íets moet dat staatsburgerschap toch hebben voorgesteld. En ik neem aan dat je het niet zomaar cadeau kreeg, behalve als je ouders zelf ook stamboom-Romeinen waren. Bart De Wever heeft daar laatst iets over gezegd in een interview dat hij gaf aan het Franstalige tijdschrift Wilfried. Welja, je zou het zo gek niet kunnen verzinnen, maar er bestaat een Franstalig tijdschrift dat Wilfried heet.
      In dat tijdsschrift vertelt Bart De Wever – naar het schijnt – honderduit over de Romeinen in het algemeen en over de dappere veldheer Caesar en de sluwe keizer Augustus in het bijzonder. Vroeger, vertelt De Wever, wou hijzelf zo dapper zijn als Caesar; nu echter wil hij liever zo sluw zijn als Augustus. En omdat De Wever in de eerste plaats politicus is, voegt hij er nog aan toe dat die sluwe Augustus, net als zijn lepe opvolger Claudius trouwens, verstandiger omging met het staatsburgerschap dan wij hebben gedaan met onze snel-Belgwet.
     Toen ik over dat interview las, dacht ik meteen: er zijn er die zoiets niet over hun kant zullen laten gaan. Ik had mij niet vergist. Tom Naegels reageerde met een aantal geestige posts op zijn Facebookpagina die erop neerkwamen dat we voor onze ons mobiliteitsplan, onze derdebetalersregeling voor artsen en onze immigratiepolitiek ook niet te rade gaan bij de Azteken, de Borgia-pausen en de keizers van de Han-dynastie. En dat doet Tom allemaal zonder de naam Bart De Wever te vernoemen. Kijk, zo moet je dat doen.
     Jeroen Wijnendaele daarentegen, die nochtans post-doctoraal onderzoeker is binnen de vakgroep geschiedenis van de Gentse universiteit, moet nog veel leren. Hij reageerde in De Standaard en in dát stuk kwam de naam De Wever wel elf keer in voor, als we ook de kop, de lead en de tussentitels meetellen. Tussen al die gratis reclame door, smokkelde de post-doctorale onderzoeker een paar kritische opmerkingen binnen: de historische vergelijkingen van De Wever geleken op de frietjes van McDonald’s, de Romeinen hebben met het edict van Caracalla zelf het voorbeeld gegeven door een snel-Romeinwet* af te kondigen, en het oude Rome kan met zijn slavernij en zijn ongelijkheid van man en vrouw niet als voorbeeld dienen voor onze democratische maatschappijen. Wijnendaele besluit dat De Wever gebuisd is voor zijn kennis van de Romeinse geschiedenis.
     Dat zijn allemaal nogal stellige beweringen. Ik van mijn kant zie bijvoorbeeld niet wat er mis is met de frietjes van McDonald’s. Wijnendaele vindt de porties te klein. Dat hangt volgens mij van je eetlust af. De ‘medium’ portie en de ‘grote’ portie vind ik heel behoorlijk. Ook staat de jonge academicus, naar mijn smaak, te snel klaar met zijn buizen. De Wever spreekt over de regeringen van Augustus en Claudius, en Wijnendaele spreekt over Caracalla, twee eeuwen later. Toch zou ik, als leraar Nederlands, voor die verwarring niet meteen een buis geven. Eerder zou ik de jongen met een bijkomende vraag de kans geven om de verschillen tussen die twee periodes mondeling toe te lichten. Als hij het er goed afbrengt, krijgt hij van mij alsnog een negen.
     Verder doet Wijnendaele alsof De Wever het oude Rome als argument gebruikt om een strikte burgerschapspolitiek te bepleiten. Hier haalt de postdoctorale onderzoeker, geloof ik, verschillende teksttypes door elkaar. Wat De Wever in het interview allemaal vertelt lijkt mij meer aan te leunen bij bezinning dan bij argumentatie. De Wever denkt na over zichzelf en herkauwt daarbij leven en werk van Caesar, Augustus en Claudius – zoals Amerikaanse presidenten vroeger, vóór Trump, wel eens mijmerden over Washington, Lincoln of Teddy Roosevelt. Argumenten en praktische richtlijnen kun je daar niet uithalen, wel een zekere stijl en, als je daar aanleg voor hebt, een stuk wijsheid.
     Dat van die verschillende teksttypes zal de postdoctorale onderzoeker wel begrijpen als hij even nadenkt. Ik wil voor de zekerheid nog enkele voorbeelden aanreiken. De Wever kan best in een algemeen bezinnend interview spreken over ‘de’ Romeinen, zonder daar telkens bij te vertellen over welke periode hij het juist heeft. In een historisch essay zou dat misplaatst zijn. Zo kan ook onze postdoctorale onderzoeker in een polemisch stukje in Knack gerust beweren dat het edict van Caracalla, waarvan hij eerst toegeeft dat de motieven onzeker zijn, dat dat edict dus twee generaties later voor de redding van het Romeinse rijk zorgde. De redding nog wel. Ik neem aan dat hij in een wetenschappelijk tijdschrift zo’n pittige uitspraak met de nodige caveats zou hebben afgeschermd.
     En zo kan ikzelf ten slotte in mijn soort stukje van alles beweren over een interview met De Wever dat ik maar ken van enkele fragmenten. Waar zou je dat Wilfried-blaadje eigenlijk kunnen kopen?

 
* Die stelling van Wijnendaele wordt betwist door Paul Cordy. Ook goed. Ik bemoei me er niet mee.

3 opmerkingen:

  1. Ik zou die jongen toch geen negen op tien geven, want met "keizers van bescheiden komaf, wiens voorouders..." bewijst hij dat hij geen naamvallen beheerst, en dat voor iemand die over Latijn wil meespreken... Het moet "wier" zijn, niet "wiens", brave post-doctorale borst. Ook is "mogelijks" geen Nederlands woord, maar we willen niet al te streng zijn.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. En wat dacht je van '... eindigde eeuw na eeuw uiteindelijk in ...' Een soort duratief eindigen, dat tegelijk ook terminatief is. De taalcreativiteit kent geen grenzen.

      Verwijderen
  2. Inderdaad 'wier' (meervoud hier) zoals 'als' en niet het hardleerse 'dan', hoor je vooral in het Antwerpse, zelfs journalisten bezondigen zich daaraan. Al bij al makkelijk af te leren. In het hedendaags Nederlands hoor en lees je niet zelden: 'van wie de voorouders'.

    BeantwoordenVerwijderen