Op onze school heeft een derde van het personeel beslist
om morgen te staken. Sommigen van hen
gaan ook betogen in Brussel. Die collega’s maken zich zorgen om hun pensioen.
’t Is vooral de verhoging van de pensioenleeftijd die voor hen moeilijk te slikken valt.
‘Zie je mij op mijn 67ste nog voor de klas staan?’ hoor ik bij collega’s van
middelbare leeftijd.
Die smartelijke uitlatingen begrijp ik. Die collega’s hebben allemaal nog andere collega’s uitgewuifd die op hun 52ste, hun 55ste of hun 58ste vertrokken zijn. Daar bestonden allerlei ‘stelsels’ voor. Onbewust ga je die leeftijden dan als norm nemen. Je denkt dat jijzelf op die leeftijd ook bloemen zult krijgen en dat de directie je alle goeds zal toewensen voor een ‘actieve toekomst’ – fietsen, kokkerellen, zorgen voor de kleinkinderen, een danscursus voor bejaarden. Veel reizen ook, want leraren verkennen graag de wereld en op pensioen kunnen ze eindelijk profiteren van de lagere prijzen buiten de vakantieperiodes. Dan is het pijnlijk om horen dat die bloemen, die danscursus en die goedkope reizen moeten worden uitgesteld tot je 67ste.
Ik heb nooit iets gehad met die 52, die 55 of die 58. Dat komt omdat ik pas laat aan mijn lerarenloopbaan begonnen ben, op mijn 42ste. Pensioen was het laatste waar ik aan dacht. Ik was eindelijk waar ik zijn wou. Maar íets wist ik wel: om nog een beetje profijt te halen uit het voordelige ambtenarenpensioen, moest ik in elk geval zoveel mogelijk dienstjaren verzamelen. Het stond voor mij dus altijd vast dat ik tot mijn 65ste zou doorwerken.
Die smartelijke uitlatingen begrijp ik. Die collega’s hebben allemaal nog andere collega’s uitgewuifd die op hun 52ste, hun 55ste of hun 58ste vertrokken zijn. Daar bestonden allerlei ‘stelsels’ voor. Onbewust ga je die leeftijden dan als norm nemen. Je denkt dat jijzelf op die leeftijd ook bloemen zult krijgen en dat de directie je alle goeds zal toewensen voor een ‘actieve toekomst’ – fietsen, kokkerellen, zorgen voor de kleinkinderen, een danscursus voor bejaarden. Veel reizen ook, want leraren verkennen graag de wereld en op pensioen kunnen ze eindelijk profiteren van de lagere prijzen buiten de vakantieperiodes. Dan is het pijnlijk om horen dat die bloemen, die danscursus en die goedkope reizen moeten worden uitgesteld tot je 67ste.
Ik heb nooit iets gehad met die 52, die 55 of die 58. Dat komt omdat ik pas laat aan mijn lerarenloopbaan begonnen ben, op mijn 42ste. Pensioen was het laatste waar ik aan dacht. Ik was eindelijk waar ik zijn wou. Maar íets wist ik wel: om nog een beetje profijt te halen uit het voordelige ambtenarenpensioen, moest ik in elk geval zoveel mogelijk dienstjaren verzamelen. Het stond voor mij dus altijd vast dat ik tot mijn 65ste zou doorwerken.
Dat vond ik
goed. 65 was de leeftijd die door God en Bismarck was gewild. Pensioen op 65 voelt even natuurlijk aan als
de achturendag en de vijfdagenweek. Ik heb nooit een andere wettelijke
pensioenleeftijd gekend. Mijn twee grootvaders zijn op hun 65ste gegaan, net
als mijn schoonvader – hoewel die laatste, als zelfstandige tuinder, nooit iets
gemerkt had van de achturendag of van de vijfdagenweek.
65 is goed. En
het moet ook niet meer zijn. Misschien krijg ik 100 euro meer pensioen als ik
tot mijn 67ste werk, maar ik wil niet ingaan tegen de natuurlijke orde der
dingen. Veel van mijn jongere collega’s zullen, als het erop aan komt, dezelfde
keuze maken. Daar ben ik zeker van. Ze zullen niet tot hun 67ste voor de klas
staan, als ze voor 100 euro minder twee jaar vroeger kunnen gaan dansen of gaan
reizen. Misschien vertrekken sommigen wel op hun 62ste, voor 250 euro minder. Ik
hoop dat het nieuwe pensioen met punten dat allemaal vlotjes mogelijk maakt,
naar het voorbeeld van Zweden, waar men zelf zijn pensioenleeftijd kiest tussen
zijn 61ste en zijn 67ste. De meesten gaan er geloof ik op 63. Dat vind ik
haalbaar. Ik ben zelf 63.
Maar dát de
pensioenleeftijd omhoog moest, daar ben ik het mee eens, volgens de eenvoudige
regel: langer leven, langer werken. Toen ik dat tegen een collega zei,
protesteerde die. Dat langer leven, zei ze, dat was niet iets van de laatste jaren.
Tja, daar zou ik toch mee oppassen. Toen ik school liep, in de jaren ’70, was
de levenverwachting in ons land tien jaar lager dan nu. Toen die collega
haar loopbaan begon in de jaren ’80, was de levensverwachting nog altijd vijf jaar lager dan nu. Dat
is allemaal vrij snel gegaan.
Belgen gaan
gemiddeld op hun 59ste op pensioen. Dat is erg vroeg, vergeleken met andere
landen. Het gevolg is dat we, met werkloosheid, ziekteperiodes, verlofstelsels
en langdurige studies ingebegrepen, gemiddeld
33 jaar werken en 23 jaar op pensioen zijn.* Dat is een rare verhouding,
want het is van dat werken dat pensioen, ziekte-uitkering, werkloosheidssteun en
studies moeten worden betaald. Die rare verhouding is meteen ook de reden
waarom veel werknemerspensioenen bij ons zo onaanvaardbaar laag zijn.
De onderwijsvakbonden
zouden graag het lesgeven als zwaar beroep laten erkennen, zodat er voor hun
sector een uitzondering op de pensioenleeftijd komt. Nu ís lesgeven op zijn
manier een zwaar beroep. Als je voor een klas adolescenten staat, stroomt een
zekere hoeveelheid adrenaline door je bloed, waardoor je uitgeput raakt. Dat is
bij de ene klas meer dan bij de andere en ook de leeftijd speelt hier een rol.
Maar al te veel uitzonderingen voor zware beroepen zijn de oplossing niet. Hoe meer uitzonderingen op de
algemene regel, hoe groter de druk wordt om de algeméne pensioenleeftijd verder
te verhogen.
Als er
dan toch budgettaire middelen zouden zijn, dan is er daarvoor een betere bestemming denkbaar dan
een vervroegd lerarenpensioen. Gebruik dat geld voor hogere werknemerspensioenen
in het algemeen. Verhoog de beginweddes in het onderwijs**, zodat je jonge,
bekwame lesgevers aantrekt en houdt. Investeer in het bijzonder onderwijs en
schaf dat onnozele M-decreet af. En als het moet, heb ik nog wel wat voorstellen
achter de hand die géén geld kosten, maar die de hoeveelheid stresshormonen in
het bloed van de leraar gevoelig kunnen doen dalen, en waarmee hij best een paar
jaartjes langer voor de klas kan blijven.
Nu ik hier zo mee bezig ben, overvalt mij de gedachte: zou ik toch niet op mijn 64ste stoppen? Ik moet eens laten
narekenen hoeveel pensioen ik dan verlies per maand en hoeveel ik dan nog
overhoud. Ik zal er mijn vakbondsafgevaardigde eens over aanspreken, als hij
terug is van de betoging.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten