Anders dan bij Homer staat op mijn twee schouders een duiveltje |
Ik kwam dus thuis van de bakker, plaatste de zak met broodjes op de tafel, smeerde mijn boterhammen en moest dan in paniek vaststellen dat er niets geen peren meer in huis waren. Iemand anders zou nu kunnen denken: wat nu? Maar die vraag kwam helemaal niet bij mij op. Dat ik die boterhammen zonder peer zou opeten, behoorde gewoon niet tot de mogelijkheden. Ik reed dus naar de plaatselijke Proxy Delhaize, kocht voor de zekerheid meteen ácht peren, en nam in een moeite door ook nog een vers Breughelbrood mee.
Maar dit keer spookte de wat-nu?-vraag wel door mijn hoofd terwijl ik naar huis terugreed. Zou ik thuis die oude gesmeerde boterhammen opeten, of zou ik er nieuwe smeren van het verse brood? Ik verkeerde in gewetensnood. Verschillende slechte eigenschappen streden om de voorrang. Zou ik toegeven aan mijn genotszucht en het verse brood tot mij nemen? Zou ik daarbij de heiligsschennis begaan om de besmeerde boterhammen weg te gooien? Ik kwam ooit als kind in een café en daar was een dronken volksvrouw die telkens maar herhaalde: Je l’ai vu jeter du pain dans la poubelle hier. C’est scandaleux. Moi je ne jette jamais du pain. Ça non. On je jette pas du pain.
Halverwege de terugweg voelde ik dat de beslissing op een onderbewust niveau al genomen was. Ik zou de oude boterhammen opeten. Ik ben namelijk ook erg lui, en ik wist dat ik ertegenop zou zien om nieuwe boterhammen te smeren, als er oude gesmeerde klaarliggen. Aan die verleiding zou ik niet kunnen weerstaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten