Longreads: als het ietsje (of veel) langer mag zijn

zondag 1 juli 2018

De snor van Hitler en het hemd van Tolstoj

 Karel van het Reve beschrijft ergens hoe een modeverschijnsel dat verdwijnt, daarna soms voort blijft leven als één ondeelbaar beeld in ons collectief geheugen. Karel noemde dat verschijnsel: de baard van Tolstoj en gebruikte de 19de-eeuwse dichter Hendrik Tollens als voorbeeld. ‘We lezen Tollens niet meer,’ schrijft Karel, ‘en zijn vergeten dat hij een baard droeg. We lezen Tolstoj, zien dat hij een baard droeg en zien in die baard iets dat typerend is voor Tolstoj – terwijl in zijn tijd zoveel mannen die baard droegen.’
     Wij kunnen hierbij opmerken dat Tollens (1780-1856) nauwelijks een tijdgenoot van Tolstoj (1828-1920) was, dat hij nog altijd een beetje gelezen wordt door bijvoorbeeld mijn leerlingen*, en dat hij bij mijn weten … geen baard droeg. Karel moet dat achteraf ook beseft hebben, want wanneer hij in een ander stuk het door hem ontdekte en benoemde verschijnsel opnieuw ter sprake bent, met hetzelfde voorbeeld, voegt hij er achteloos aan toe: ‘Misschien droeg Tollens wel geen baard, maar laat hem omwille van de duidelijkheid een baard hebben gedragen.’
     Als je begint te zoeken, vind je veel voorbeelden van ‘de baard van Tolstoj’. De haarsnit van Caesar, de gehoornde helm van de Vikings – misschien hadden de Vikings wel geen gehoornde helmen –, de eindeloos hoge hoed van Lincoln, de tweekantige steek van Napoleon, de bloksnor van Hitler. Die beelden zijn zo sterk dat ze andere beelden met hetzelfde modeverschijnsel verdringen. Mijn grootvader heeft heel zijn leven zo’n bloksnor als Hitler gedragen, en ik heb dat nooit ‘gezien’. Ik moet in mijn jeugd tientallen oudere heren met een bloksnor gezien hebben, maar die zijn mij nooit opgevallen. Ik blader in een geïllustreerde

literatuurgeschiedenis en vind er een op de bovenlip van Urbain van de Voorde en een op die van Raymond Brulez. Willem Elsschot had er een toen hij een jaar of veertig was, en in Lijmen legt Boormans aan Laarmans uit hoe een zakenman zich scheert: ‘Je baard helemaal weg, maar van je snor kon je in ‘t midden wel iets laten staan.’ Maar al die bloksnorren, van Van de Voorde, van Brulez, van Elsschot, van Laarmans en van mijn grootvader worden onzichtbaar door die ene snor van Hitler. Als ik niet zo bang was van ongepaste metaforen, schreef ik dat die andere bloksnorren in de schaduw staan van die van Hitler.
     Laatst kwam ik de baard van Tolstoj nog eens tegen, en wel bij Tolstoj zelf. De oude Tolstoj, moet je weten, droeg niet alleen een baard maar ook een boerenhemd. Om met Karel van het Reve te spreken: ‘We zien in dat hemd iets dat typerend is voor Tolstoj.’ De oude Tolstoj wou de wereld bekeren tot een nieuwe godsdienst, waarin iedereen zijn eigen schoenen maakte en iedereen voelde en leefde als de boeren. Dat boerenhemd past daarbij. Maar we vergeten dat Tolstoj ook vóór hij met zijn godsdienst bezig was, wel eens een boerenhemd droeg. Sterker nog, dat de andere Russische landheren van die tijd zich ook vaak op zijn boers kleden. ‘De Russische landheer,’ schreef een Engelse reiziger aan het eind van de 18de eeuw, ‘loopt de hele dag rond met blote nek, lange baard en gehuld in schapenvacht. Hij eet ongekookte rapen, drinkt kvas, slaapt de ene helft van de dag en gromt de andere helft naar vrouw en kinderen. De edelman kent dezelfde gevoelens, dezelfde noden, dezelfde wensen en dezelfde genoegens als de boer.’
     Dezelfde gevoelens als de boer … Die edelman van eind de 18de eeuw droeg dus niet alleen een baard en een hemd als Tolstoj. Als hij ook nog eens ‘dezelfde gevoelens als de boer kende’, dan had hij zich dus ook, al lang vóór de wijze van Jasnaja Poljana begon te zedenmeesteren, de belangrijkste beginselen van diens nieuwe geloof eigen gemaakt.


*De eerste 24 verzen van De overwintering van de Hollanders op Nova Zembla. Vroeger las ik wel eens een ander gedicht voor zoals Op de eersten tand van mijn jongstgeboren zoon of ’t Kruipend rupsje, moe gekropen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten