Longreads: als het ietsje (of veel) langer mag zijn

zondag 19 augustus 2018

Het verbazingwekkende pianospel van mijn grootmoeder

 Godfried Bomans verbaasde zich erover dat Franse kinderen zo goed Frans spraken, beter dan hijzelf ooit spreken zou, al studeerde en oefende hij elke dag. Ik ken die verbazing. Vorig jaar had ik een Franstalige leerlinge in mijn klas en die hield een keer een voordracht over Flaubert in haar moedertaal. Nou, dat was nog eens Frans, vond ik. Als ik evenwel een Engelstalige leerlinge in de klas heb en die houdt een voordracht in háár moedertaal, dan ben ik helemaal niet onder de indruk. Hoe verklaar je dat verschil?* Soms vraagt mijn zoon mij om de vertaling van een moeilijk Engels woord, en soms kan ik die geven. Dat vindt hij heel normaal, want ik heb daarvoor doorgeleerd. Hij is zelfs een beetje verontwaardigd als ik dat woord niet ken. Maar soms vraagt hij mij om de vertaling van een moeilijk Frans woord. Als ik díe kan geven, is hij verbaasd. ‘Hoe ken je al die woorden,’ vraagt hij dan, terwijl ik daar ook voor heb doorgeleerd.
     Die selectieve verbazing is eigenlijk zelf iets verbazingwekkends. De selectiviteit kan zich daarbij richten op de betrokken zaken of op de betrokken personen. We gingen ooit in de Verenigde Staten rond met onze goeie vrienden G.V en M.V. Die konden allebei behoorlijk Frans maar niet zo goed Engels. Als we dus iets moesten zeggen of vragen deden mijn vrouw of ik dat. G.V. was dan iedere keer versteld dat mijn vrouw zo goed Engels kon, terwijl ook zij daarvoor doorgeleerd heeft.  ‘Wat zouden we zonder jou beginnen?’ zei hij dan. ‘Dat jij erbij bent is onze redding.’ Ik mocht een half uur in het Engels staan kletsen met zo’n Amerikaan over de sociale zekerheid in zijn land en ons land, en de verschillen tussen die twee, dat vond G.V. niets bijzonders.
     Eigenlijk verbazen we ons erg weinig. Wij gelijken een beetje op die kinderen van acteurs, nieuwslezers en weervoorspellers. Naar het schijnt vinden die dat ook heel normaal dat hun mama of papa op de televisie komt. Op school hadden we leraren die alles wisten over chemie, wiskunde, Grieks of Frans. We vonden dat de gewoonste zaak ter wereld. En eigenlijk waren we twee keer mis. Die leraren wisten helemaal niet álles over chemie, enzovoort, en dát ze zoveel wisten, was helemaal niet zo vanzelfsprekend als het lijkt. Kennis en kunde zijn nooit vanzelfsprekend, zelfs als je min of meer weet hoe ze tot stand zijn gekomen.
     Dat mijn vader vlot vier vreemde talen sprak, heeft mij nooit verbaasd. Maar toen ik hem eens zag rennen over het strand, was ik verbluft. Dat mijn moeder kleren kon ontwerpen en naaien, met binnenzakken en taillebandjes en tussenvoering en kragen waarvan ik niet eens weet hoe je ze moet strijken, ja, dat kon ze nu eenmaal. Maar dat ze op de autosnelweg vlot 150 reed en op rustige stukken 160, dat vond ik dan weer een hele prestatie. Mijn grootvader speelde prachtig piano, Mozart als het kon, Beethoven als het moest. Mijn moeder, die het talent geërfd had, kon als er een piano in de buurt was, best de ‘Sonate facile’ spelen, hoewel die sonate, geloof ik, helemaal niet zo gemakkelijk is als de naam laat vermoeden. Dat die twee dat konden, daar stond ik geen ogenblik bij stil. Maar eens op een avond zette mijn grootmoeder zich zonder iets te zeggen aan de piano en begon een stuk te spelen met een heleboel kleine vlugge nootjes die links en rechts uit het klavier werden gehaald. Ik kon mijn ogen niet geloven.
     Laatst sprak ik daarover met mijn moeder. ‘Ja,’ zei ze, ‘ik wist dat ze één stuk kon spelen, maar ik heb het zelf nooit gehoord. Het moet iets zijn dat ze geleerd heeft van papa, tijdens hun wittebroodsweken.’


* Simon Gelten heeft op die vraag een heel geloofwaardig antwoord gegeven: ‘Mogelijk heeft het iets te maken met het volgende: We hebben allemaal nog een idee van hoe ‘mooi klassiek’ Frans klinkt. Politici als Giscard d'Estaing en Mitterrand deden ook moeite om dat Frans te laten horen tijdens hun toespraken. Leerlingen aan lycées wordt het ook nog aangeleerd om dat fraaie Frans te declameren en sommigen kunnen het ook nog (als ze met leeftijdsgenoten babbelen, klinken ze heel anders). Bij Engels is dat lastiger. Wat is nu mooi, klassiek, correct Engels? Amerikaans? Australisch? Iers? De taal is overal, en overal en altijd klinken allerlei varianten. We weten niet meer wat mooi en correct is. In Cambridge (waar ik mijn Engels heb bijgewerkt) werd lacherig gedaan over Oxford English, het werd door docenten zelfs geparodieerd). Bijgevolg beschouwen we ieder Engels als toevallig en ervaren we geen enkel Engels nog als officieel. Toch een uitzondering: in de serie The Crown was zo nu en dan een Engels te horen waarvan ik bij mezelf zei: Mmmm, mooi, zo hoort het.’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten