De erg vrome zuster Amata, die voor de
klas bad met geheven armen en gesloten ogen, heeft indertijd mijn moeder
ingewijd in de opvoedkunde, een vak waarin zij – de zuster, niet mijn moeder –
doctoreerde. Er waren drie soorten geheugen, vertelde ze, het visuele geheugen,
het auditieve geheugen en het motorische geheugen. Drie soorten … dat is
gemakkelijk om te onthouden. Als je nú wordt ingewijd in de opvoedkunde is het wat
moeilijker geworden, vrees ik.
Over mijn eigen geheugen kan ik kort
zijn – het gaat achteruit. Vooral bij eigennamen is de schade niet te overzien.
Er was een tijd dat ik bij eigennamen genoeg had aan de voornaam om ook de
achternaam te pakken te hebben. Dat is nu niet meer zo. Hoe heet die Franse
schrijver weer, van Poil de carotte? Verdorie,
zijn dagboeken zijn uitgegeven bij Privé-Domein;
Maugham vond ze beter dan zijn romans; hij was het die zei dat we niet bang
moesten zijn van wat na de dood kwam, als we ons maar lieten cremeren; ik mag
hem niet verwarren met Jules Romains – voilà, hij heette Jules. Maar nu weet ik
nog altijd zijn achternaam niet.
Er is echter een soort geheugen dat
goed standhoudt. Je zou het mijn worteltjesgeheugen kunnen noemen. Bijna elke
week maakt mijn vrouw gekookte worteltjes en die lust ik niet zo. Om mij te
troosten schilt mijn vrouw er een tiental die ik dan op mijn eigen tempo rauw opeet.
Om het kwartier, het half uur, sta ik op om in de keuken een worteltje te halen,
dat ik dan met veel genoegen naar binnen werk. En ik vergeet nooit wanneer het
laatste exemplaar is versnoept. Zo lang de worteltjes niet op zijn, voel ik om
de zoveel tijd die onweerstaanbare drang om op te staan en er eentje te halen. En
als het laatste weg is, valt ook de drang weg. Nooit gebeurt het dat ik naar de
keuken ga en dan moet vaststellen dat de verplaatsing tevergeefs was. Tenzij
natuurlijk iemand anders buiten mijn weten het laatste weggegrist had. Dan is
de teleurstelling bitter, maar het komt gelukkig niet vaak voor.*
Werkt het ook met appels? In grote
lijnen wel. Ik ben naar de televisie aan het kijken, schil een appel en snij
die in vier stukken. Zo lang die vier stukken niet opgegeten zijn voel ik een
dwingende behoefte om die appelsmaak in mijn mond te hebben, maar als het
vierde stuk op is, valt die behoefte weg. Maar de laatste tijd loopt het soms
fout. De appel is geschild, de stukken zijn gesneden, het kauwen is achter de
rug. En wat blijkt als het televisieprogramma afgelopen is? Op het bordje ligt
nog één stuk dat ik vergeten ben.
Je zou je voor minder zorgen maken.
* Er kan zich de volgende complicatie voordoen. Ik ben laten we zeggen het voorlaatste worteltje aan het eten. Dat eten wordt halverwege onderbroken door laten we zeggen iemand die opbelt. Enige tijd later zoek ik de worteltjes weer op en, verhip, er is er maar eentje meer. Dat kan niet. Het moeten er meer dan één zijn, daarom nog geen twee, maar meer dan één. Langzaam komt alles terug. Er moet ergens nog een half worteltje rondslingeren. Maar waar, waar, waar?
Wat u het Worteltjesgeheugen noemt, is bij psychologen gekend als het Zeigarnik-effect.
BeantwoordenVerwijderenHet Zeigarnik-effect is dat onafgemaakte (onderbroken) taken beter onthouden worden dan voltooide taken.
Het werd genoemd naar de Russische psychologe Bluma Zeigarnik (1900-1988), die de eerste geheugenexperimenten deed om deze veronderstelling te toetsen. Haar promotor, de bekende Gestaltpsycholoog Kurt Lewin, was op dit idee gekomen toen hij op een terras zittend in Berlijn constateerde dat de obers goed onthielden wat er geconsumeerd was aan tafeltjes die nog niet hadden afgerekend, en vrijwel niets meer wisten van wat er gebruikt was aan tafeltjes waarmee zij al wel hadden afgerekend.