Longreads: als het ietsje (of veel) langer mag zijn

zondag 26 mei 2019

Paljas

   De laatste tijd kreeg ik veel boodschappen van Vlaams Belang op mijn pagina waarin De Wever voor leugenaar en windhaan werd gescholden. Dat was eigenaardig, want het Belang beweerde tegelijk dat ze wilden samenwerken met N-VA. Zo’n samenwerking moet je anders aanpakken, vond ik, meer zoals De Wever die Crevits voor de camera het hof maakte.
     De Wever vatte de VB-campagne tegen hem op een beeldende manier samen: “Die partij is als iemand die elke dag een drol in een krant rolt, ze voor uw deur in brand steekt, aanbelt en wegloopt. En die dan nog loopt te roepen dat ze onze vriend zijn en dat ze ons de hand reiken.” Tom van Grieken begreep dat met opzet verkeerd, zoals politici dat vaak doen, en maakte ervan, voor de televisiecamera’s, dat Vlaams Belangs-stemmers door De Wever ‘drollen’ werden genoemd, waarop De Wever hem binnensmonds en ‘off-mike’ een “paljas” noemde. Niemand had het gehoord, tot Van Grieken begon te roepen: ‘Paljas! Paljas! Heb je dat gehoord?’
     Paljas of pias, het is een mooi woord. Jan vertelt mij dat sociaal incapabele Michiel het vaak gebruikt in De Ideale Wereld. Ik heb het ook eens gebruikt in een stukje over de ruzie in de Gentse gemeenteraad. Burgemeester Termont (Sp.a) had Siegfried Bracke (N-VA) voor profiteur uitgemaakt en Bracke had daarop gereageerd als een verongelijkt kind. Bracke was een pias, vond ik (hier).
     Gepast reageren op een beledigend woord, is een hele kunst. Toen Jan nog in de jeugdreeksen voetbalde, kreeg hij van een tegenstander wel eens te horen dat zijn moeder een hoer was. “En een hele goeie,” antwoordde Jan. “Ze verdient dubbel zoveel als jóuw moeder.” Dat was woord voor woord het antwoord dat mijn vrouw hem voor zulke situaties had ingeprent en dat hij als een gehoorzame zoon herhaalde.
     En niet alleen van mijn vrouw, maar ook bij Shakespeare kun je leren hoe je een belediging pareert. In Much Ado About Nothing laat de Bard zien hoe het niet moet. De schurk Conrade zegt tegen de schout: ‘Away! You are an ass!’ Waarop de schout antwoordt: ‘Dost thou not suspect my place! Dost thou not suspect my years? Oh, that he were here to write me down an ass! But masters, remember that I am an ass, though it be not written down, yet forget not that I am an ass.” En het hele verder stuk herinnert hij iedereen eraan dat hij door Conrade “an ass” genoemd werd. De lezer heeft begrepen dat de schout een paljas is.
     Wie echter géén paljas is, dat is koning Hendrik in Henry V. De Franse kroonprins stuurt een ambassadeur naar het Engelse hof met een beledigend geschenk: een stelletje tennisballen. Hendrik – althans Laurence Olivier – antwoordt met een fijn lachje, en trekt dan van leer:

We are glad the Dauphin is so pleasant with us;
His present and your pains we thank you for:
When we have match’d our rackets to these balls,
We will, in France, by God’s grace, play a set

Shall strike his father’s crown into the hazard.
And tell the pleasant prince this mock of his
Hath turn’d his balls to gun-stones; and his soul
Shall stand sore charged for the wasteful vengeance
That shall fly with them: for many a thousand widows
Shall this his mock mock out of their dear husbands;
Mock mothers from their sons, mock castles down;
And some are yet ungotten and unborn
That shall have cause to curse the Dauphin’s scorn.

So get you hence in peace; and tell the Dauphin
His jest will savour but of shallow wit,
When thousands weep more than did laugh at it.**


     ’t Is één van de mooie redevoeringen in het stuk en het laat overtuigend zien dat Hendrik geen paljas is. Met Hendrik kun je naar de oorlog, zoals we dat in Vlaanderen zeggen.



* In de vertaling van Burgersdijk wordt dat “Wat! Despecteert gij mijn ambt niet? Desepecteert gij mijn jaren niet? – O was hij nog maar hier om op te schrijven, dat ik een ezel ben! – Maar mannen, onthoud, dat ik een ezel ben; als is het niet opgeschreven, vergeet niet, dat ik een ezel ben.”

** In de vrije vertaling van Lannoye wordt dat:


Heb dank voor zijn present en uw presentie
En meld hem dat zijn ballen mij bevallen
Hij zoekt plaisanterie? Ik zal weldra,
Op Franse grond, mij graag laten verleiden
Tot een gepast partijtje jeu de boules.
De spotternij van uw plezante prins
Maakt van zijn zachte ballen stenen kogels
Voor mijn kanon; zijn ziel zal zuchten onder
De hete wraak die met elk projectiel
Verwoestend en vermalend in zal slaan.
Zijn spot lacht duizenden weduwen weg
Zwanst met vedriet van moeders om hun zonen,
Er zijn er die nog ongeboren zijn
En zijn gevoel voor humor reeds vervloeken.
Zodus, ga heen in peis en zeg uw prins

Dat men zijn grap maar flauw plezant zal vinden.
Bon voyage!

1 opmerking: