De actrice en columniste Maaike Neuville heeft onlangs in het Vlaams Parlement het debat over
de cultuursubsidies gevolgd en ze schreef daarover een stukje in De Morgen. Maaike had het gebeuren ‘met
open mond’ aanschouwd. Ze schrijft het twee keer. De parlementsleden hadden voortdurend
ruzie gemaakt en ze hadden niet écht naar elkaar geluisterd. Toen Jan Jambon
het woord had genomen nam, herhaalde hij bijna woordelijk wat hij daarvóór al in
de commissie Cultuur had gezegd.
Dat laatste vind ik eigenlijk niet zo
erg. Ik zou het erger vinden als hij in het Parlement het tegenovergestelde
kwam vertellen van wat hij in de commissie had gezegd. Maar dat die politici
niet luisteren naar elkaar, dat is inderdaad jammer. Het is ook niet
gemakkelijk met 150 parlementsleden – als ze er allemaal zijn – een beschaafde
en diepgaande discussie te voeren. Hopelijk doen die mensen dat beter in de kleinere
parlementaire werkgroepen.
Een van de aanmerkingen van Maaike trof
mij in het bijzonder. Ze beschrijft hoe ze daar in de tribune zat met een aantal
collega’s, en hoe de parlementsleden maar
onder elkaar bleven tateren zonder acht te slaan op de artiesten. Er was een ‘totale
afwezigheid van enige connectie met de mensen uit het domein … terwijl wij daar
met een twintigtal mensen op zaten toe te kijken’. Maaike zag de parlementsleden,
maar de parlementsleden zagen Maaike niet.
Het deed mij denken aan iets van
lang geleden. Jan moet vier of vijf jaar zijn geweest. Wij waren naar Antwerpen
gegaan om Sinterklaas de zien. Na enig wachten op de oever van de Schelde meerde
de boot aan en de Sint kwam aan wal, daarbij vergezeld van de zangeresjes van K3.
De kinderen juichten en lachten en hadden veel pret. Maar plots begon
Jan onbedaarlijk te huilen. Wat er scheelde, vroegen wij. Hadden wij geen goed
plekje bemachtigd? Kon hij de Sint en K3 niet goed zien? Ja, dat wel, snikte
hij, maar K3 ziet mij niet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten