Van mijn grootvader zijn weinig foto’s bewaard gebleven: een trouwfoto, een pasfoto, een foto met vrouw en kind. Op geen enkele van die foto’s lijkt hij goed op degene die ik heb gekend, en die mijn beste vriend was. Gelukkig bestaat er van de trouw van mijn moeder een 8-millimeterfilmpje waarvan net op tijd, voor het volledig vergaan was, een digitale versie is gemaakt. Hier en daar is een stukje met herkenbare beelden. Als je van die beelden een schermafdruk maakt, heb je toch iets in handen. Veel is het niet, want het beeld is wazig en korrelig.
Is het mogelijk om zo’n beeld bij te
werken? Dat schijnt heel moeilijk te zijn. Je kunt bestaand beeld omdraaien, kantelen,
spiegelen, kleuren, lichter en donkerder maken, verbreden, versmallen en
vervormen, maar wat niet op de foto staat, kun je moeilijk uit het niets tevoorschijn
toveren. Zegt men.
Zou het écht niet kunnen? Vandaag
kunnen ze zelfs heel oude films herstellen – die met een lagere snelheid waren
opgenomen – en die dan afspelen zonder dat de mannetjes heen en weer over het
scherm rennen alsof hun leven ervan afhing. In plaats daarvan schrijden ze in
die filmpjes nu voort als de fatsoenlijke burgers die ze ongetwijfeld waren.
Ik heb na enig zoeken een bedrijfje
in Boston gevonden die zich met zo’n herstelwerk van foto’s bezig houdt.
Het is niet goedkoop, je moet een week wachten op het resultaat, en ze
verrichten geen mirakels, maar ik heb nu toch een foto waar ik mijn grootvader op
herken. Hij kijkt een beetje streng, wat zijn gewone manier van kijken was, ook
al hield hij van een kwinkslag. ‘Mooi weertje vandaag,’ zei hij als het
pijpenstelen regende, en hij keek daarbij ongeveer zoals op de foto. Mijn gewone
manier van kijken is ook streng, en die van mijn vrouw en mijn zoon ook, maar
als ik voor een foto poseer, lach ik
als een Amerikaan die je een auto wil verkopen.
Er bestaat een mooi gedicht van
Jean-Pierre Rawie waarin hij mijmert bij een portret van zijn grootvader. Rawie
ziet er meer en meer zichzelf in, zeker omdat hij ‘straks even oud is’ als de man op
de foto. Ik veronderstel dat de dichter, in tegenstelling tot ikzelf, zijn
grootvader niet heeft gekend*, want mij is zo’n gedachte vreemd. Mijn grootvader
is vijfenvijftig op de foto, en ik ben vijfenzestig nu, maar hij blijft de grootvader en ik het kind dat zijn hand vasthoudt.
* Een ander grootvadergedicht laat Rawie beginnen met ‘Ik heb hem niet gekend’, maar ik weet niet of dat over dezelfde grootvader gaat.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten