Boekbinden heb ik geleerd in een bejaardenclub. Ikzelf was een jonge veertiger, maar de meeste andere clubleden waren een stuk boven de zeventig, en sommigen in de tachtig. Wij kwamen wekelijks bijeen in het cultureel centrum van een Brusselse randgemeente waar we konden beschikken over witte lijm, grote stukken grijsbord en een snijmachine.
Sommige van mijn medeboekbinders hadden niet goed door dat ik tot een andere generatie behoorde. Het doet denken aan mijn leerlingen die amper het verschil zagen tussen een leraar van dertig en een van zestig. Die leeftijden boven de hunne waren zo ver verwijderd dat de nuances er niet toe deden. Bij die bejaarden van de boekbindclub was ook zoiets aan de hand, maar dan omgekeerd. Als je eens tachtig bent, zijn leeftijden onder de jouwe zó dichtbij dat de nuances evengoed onbelangrijk worden. Wie vijftig of zestig is, zal binnenkort ook tachtig zijn. Lang zal het niet duren. Zo verklaar ik althans dat Georges, de oudste van het stel, elke week opnieuw vroeg waar ik middelbare school gelopen had. In Menen, dus. En werden de lessen toen nog in het Frans gegeven, wou hij dan weten. Want Georges was Vlaamsgezind, en een oud-koloniaal, zoals de meesten van de club.
Wat de techniek betreft had je in de club twee scholen: de school van Jules en de school van Jozef. Ik behoorde tot de school van Jozef, omdat die pedagogisch sterker was. Terwijl de volgelingen van Jules inbonden op koordjes, bonden wij in op bandjes. Jozef deed dat omdat je dan minder het papier beschadigde, en wij deden het omdat wij voor koordjes geen geduld hadden.
Als ik nu een boek inbind, en ik ruik de geur van de lijm, dan denk ik soms aan Jozef. Ik zat naast hem. Hij zei vaak hetzelfde, niet uit vergeetachtigheid, maar omdat hij er plezier aan beleefde om die dingen luidop te zeggen. Sommige van die zaken zeg ik nu ook luidop. Als ik een boek in zijn definitieve vorm hamer, zeg ik: ‘De rug moet niet rond, maar korfvormig zijn.’ Als ik probeer te bepalen of de twee kanten gelijk zijn, zeg ik: ‘Het menselijk oog is zeer gevoelig’. Als ik begin te plakken, zeg ik: ‘En nu gaan we werken volgens het principe: waar er lijm is plakt het, en waar er geen lijm is plakt het niet.’
Veel van Jozef zijn uitspraken begonnen met eigenlijk. ‘Eigenlijk …
… zou je dat schutblad met pap moeten plakken
… zouden we het boek nu moeten wássen.
… zouden we die draad nu door klompje vet moeten halen
… zouden we zo’n grijsbord zelf kunnen maken door een enkele kippenverpakkingen op
elkaar te plakken
… zou je nu tweehandig moeten zijn om ook de andere kant gemakkelijk te
snijden.’
De lezer zal uit dat ‘eigenlijk’ begrepen
hebben dat niemand van ons, ook Jozef niet, het schutblad met pap plakte, een
boek waste, een klompje vet bij zich had, zelf grijsbord maakte of twee
rechterhanden had. Twee linkerhanden daarentegen … Maar verder was Jozef heel
precies. Voor restaureren gebruikte hij technieken die men had toegepast op het
Domesday Book, een werkje uit 1086. En voor een aantal moeilijke kwesties zoals
het binden van het schutblad en het vastnaaien van het eerste katern had hij
een eigen systeem uitgevonden dat je in geen enkel boekbindboek terugvindt.
Jozef was erg op de penning. Zijn
scalpels, waarmee je lijm van een blad kunt verwijderen, kocht hij op een rommelmarkt. Naaibank, snijschaaf, verguldpers, blokpers en nog veel meer had
hij allemaal zelf gemaakt. Er kon geen sprake van zijn dat hij zoiets zou kopen
bij Delcorde en Wilberz. ‘Delcorde en Wilberz zijn dieven,’ zei hij.
Maar gierigheid is iets raars. Je kunt gierig zijn op één gebied, en royaal op een ander. Als het zijn verjaardag was, bracht Jozef échte champagne mee, en hij had ook échte champagneglazen bij zich, in doeken gewikkeld tegen het breken. En als hij het vliegtuig nam, boekte hij altijd een lijnvlucht bij de duurste maatschappijen. Die waren veiliger. Jozef wist zoiets want hij was een gewezen vliegtuigingenieur.
Maar gierigheid is iets raars. Je kunt gierig zijn op één gebied, en royaal op een ander. Als het zijn verjaardag was, bracht Jozef échte champagne mee, en hij had ook échte champagneglazen bij zich, in doeken gewikkeld tegen het breken. En als hij het vliegtuig nam, boekte hij altijd een lijnvlucht bij de duurste maatschappijen. Die waren veiliger. Jozef wist zoiets want hij was een gewezen vliegtuigingenieur.
Ik had Jozef onderschat. En dat was waarschijnlijk de bedoeling van het cursiefje.
BeantwoordenVerwijderenJa, een kleine 'twist'. ;-)
BeantwoordenVerwijderen