Longreads: als het ietsje (of veel) langer mag zijn

woensdag 10 februari 2021

#MeToo, Clinton en Anselmus


      Als er een #MeToo- of andere zedenzaak in de krant komt, heb je altijd gelovers en niet-gelovers. Aangezien het vaak om handelingen gaat die zich zonder getuigen voltrekken, is ‘geloven’ hier de juiste term.  Het is bij zulke zaken immers het ene woord tegen het andere, en dan wordt het moeilijk.
     Ik hou mij dan op de vlakte. In de jaren 80 had je de zaak van notaris X. In Humo en De Morgen verschenen jarenlang stukken over een notaris die zijn zoontjes van drie en van zes seksueel zou hebben misbruikt. Dat werd onder andere verklaard door zijn ex-vrouw. Ook werden de zoontjes ondervraagd door psychiaters, en hadden ze geloof ik tekeningen gemaakt van de feiten.
     Over dat alles had ik geen mening. Incest bestond nu eenmaal, en, zoals men zegt, ook in de beste families. Er waren wel drie dingen die mij deden twijfelen aan de beschuldiging. Humo en De Morgen haalden er de politieke – naar verluidt extreemrechtse – overtuiging van de notaris bij. Wat had dat ermee te maken? Ook is een echtgenote na een vechtscheiding niet noodzakelijk een onbevooroordeelde bron. En kinderen van drie en zes jaar vertellen en tekenen zo veel. Ik las toen een interview met een of andere deskundige die met zekerheid wíst dat kinderen op die leeftijd niet kónden liegen. Ik was razend op die deskundige, en ben dat nu nog altijd. Maar voor de rest bleef ik twijfelen, tot ik een discussie op de televisie zag tussen Paul Coeck en Guy Mortier. Toen dacht ik meteen: Paul spreekt de waarheid sprak, Guy probeert er zich uit te lullen en die notaris is onschuldig.
     Je kunt om veel redenen geloof hechten aan een beschuldiging. Neem de Lewinski-Clinton affaire indertijd. Did Bill have sex with that woman? Wie sprak de waarheid: Bill die zei dat er niets gebeurd was of Monica die beweerde dat er wél iets gebeurd was? Uiteindelijk is de waarheid aan het licht gekomen door een ongewassen jurk met zaadsporen, maar daarvóór moesten we ons laten leiden door toevallige krantenstukken, politieke overtuiging, sympathie of antipathie voor de betrokken personen, eigen ervaringen in dezelfde sfeer, en echte of vermeende mensenkennis. Een cijferaar kon zelfs een kleine kansberekening uitvoeren om de waarschijnlijkheid van de beschuldiging te achterhalen.
     Ik wil hier echter nog een ander element aanraken dat onze inschatting mee kan bepalen: hoe zwaarder men aan de feiten tilt, hoe eerder men bereid is om te geloven dat die feiten ook echt gebeurd zijn. Het wonderlijke daarbij is dat men hierbij springt van de beoordeling van de feiten naar het bestaan van de feiten. Het is heel erg, dus het heeft plaatsgevonden. Of: het is zó erg dat het wel moet hebben plaatsgevonden. Het doet heel in de verte denken aan het ontologisch godsbewijs van Anselmus van Canterbury. (a) God is het volmaakste wezen dat denkbaar is. (b) Iets wat niet bestaat is minder volmaakt dan iets wat wel bestaat. (c) God moet dus bestaan.
    Laten we die redenering eens toepassen op een fictieve Maarten, die door een fictieve Katrien van date rape wordt beschuldigd. Een feministe, die van de zaak niets meer afweet dan een ander, kan redeneren: (a) Date rape is de ergste misdaad die denkbaar is. (b) Iets wat alleen gefantaseerd is, kan nooit zo erg zijn als iets wat heeft plaatsgevonden. (c) De date rape heeft dus plaatsgevonden. Katrien spreekt de waarheid en Maarten liegt*.
     Er is overigens een verschil tussen de redenering van Anselmus en die van de feministe. De eerste berust op logica: vanuit de analyse van het begrip ‘volmaaktheid’ wordt het ‘bestaan’ afgeleid. De redenering van de feministe daarentegen is psychologisch (en onbewust): de mogelijkheid van het kwaad wekt zoveel verontwaardiging op dat die de loutere mogelijkheid optilt tot de hoogte van het werkelijk bestaan*.
     Je ziet iets vergelijkbaars in Amerikaanse rechtbankfilms. Zack wordt beschuldigd van moord maar pleit onschuldig. De openbare aanklager doet er alles aan om elke verminking van het slachtoffer te illustreren met gruwelijke foto’s. Maar door die foto’s kan hij eigenlijk alleen bewijzen dat die verminkingen gruwelijk zijn, niet dat ze zijn toegebracht door Zack. Ze kunnen even goed zijn toegebracht door X, Y of Z. Maar X, Y en Z zitten niet in de rechtszaal. In zekere zin bestaan ze niet.
     Dat is een oncomfortabele toestand. De gruwel moet zich vasthaken aan iets tastbaars, aan een schuldige van vlees en bloed, die voor iedereen zichtbaar is, en dat is Zack. Hoe gruwelijker de moord, hoe meer de jury gaat geloven in de schuld van Zack. Zonder Zack, die ze daar in de beklaagdenbank zien zitten, is de moord minder reëel. En ook: zonder tastbare dader lijkt de moord minder erg. Het is alsof een jurylid dat gelooft in de onschuld van Zack meteen de moord zelf wil goedpraten. 

 

* De antifeminist zal hier niet ontologisch reageren. Hij zal zoals Bill Clinton over semantiek beginnen. Sex with that woman? Definieer ‘sex’, ‘that’ en ‘woman’. Of in ons geval: definieer date rape. Ook kan de antifeminist grijpen naar de goede, oude, vertrouwde kettle logic: die date rape heeft niet plaatsgevonden én was bovendien helemaal niet zo erg. Anselmus zou zo’n logica niet hebben aanvaard, maar eigenlijk is er niets mis mee: De antifeminist denkt gewoon dat date rape én minder erg is én minder frequent voorkomt. Dat kan een morele en feitelijke fout zijn, maar is daarom nog geen logische fout. Door een handiger verwoording kun je de meeste drogredenen omzetten in een aanvaardbare uitspraak.

** Naast verontwaardiging zijn er nog andere mechanismen die een denkbeeld kunnen optillen tot bijna de hoogte van het werkelijke bestaan: vrees, hoop, wens (wishful thinking), en het aanvoelen dat iets té mooi is om níet waar te zijn.

4 opmerkingen:

  1. De Morgen publiceerde toen zelfs een interview dat ze daar zelf verzonnen hadden. Schandalige journalistieke praktijken waren dat van De Morgen... en van die Mortier, dat stuk crapuul van Humo.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Het is inderdaad zo dat mensen geneigd zijn om te geloven dat feiten die ze heel erg vinden, echt gebeurd zijn. Het voorbeeld van Clinton is goed gekozen. Maar ook de status van de personen die erbij betrokken zijn speelt hierin een rol: het publiek vindt hooggeplaatsten bij voorbaat schuldig aan wat over hen gezegd wordt. Beschuldig Trump morgen van kannibalisme en ongetwijfeld gelooft een deel van het publiek wat je zegt.
    Dat heeft ongetwijfeld meegespeeld in de reeks over notaris X. Men heeft die man toen in de Humo en De Morgen op een afschuwelijke manier willen kapotmaken. Ik heb altijd gedacht dat dit gewoon een strategie was om veel exemplaren te verkopen, want blijkbaar is het publiek verlekkerd op verhalen waarin een rijk en aanzienlijk man aan de schandpaal genageld wordt. Het. notariaat op zich is trouwens een beroep dat veel afgunst opwekt.
    Het ergste vind ik dat het paradigma van de zaak Notaris X zoveel navolging heeft gekregen. Het is simpel: beschuldig een vooraanstaand persoon van zeer erge misdrijven, bij voorkeur van seksuele aard. Gebruik daarbij zoveel mogelijk de media en richt actiegroepen op die op hun beurt media-aandacht krijgen. Heel het me-too gebeuren verloopt volgens dit schema. De vraag of de beschuldigingen gegrond zijn, wordt na een tijdje niet meer gesteld. “Trial by media” is inderdaad een crapuleuze praktijk, maar met de toenemende impact van de sociale media zal hij steeds meer voorkomen.

    BeantwoordenVerwijderen