Er zijn liederen die ik al heel mijn leven ken, zoals ‘There’s No Business Like Show Business’ van Irving Berlin. Ik moet het voor het eerst gehoord hebben toen ik een jaar of zes was en de film Annie Get Your Gun zag in de bioscoop van mijn vader. Ik vermoed dat de film enkele jaren later hernomen werd en dat ik hem toen opnieuw heb gezien. In 1974 zag ik meerdere keren de compilatiefilm That’s Entertainment, in Kortrijk, in Gent – ik zat soms helemaal alleen in de matinee voorstelling. Ook in die film moet het lied voorgekomen zijn. En de film All That Jazz die ik minstens tien keer heb gezien eindigt ermee.
Zoals dat meestal gaat, kende ik maar flarden van de tekst: ‘There’s no people like show people, they smile when they are low’ en ‘let’s go on with the show’. Dat is een vrolijke boodschap. Alles is fantastisch in de showbusiness: ‘Everything about it is appealing’. En als het al eens tegenzit, dan is de boodschap: veeg de tranen van je smoel, ga dapper door, en de volgende keer komt alles weer goed.
Maar nu hoorde ik onlangs een melancholische versie van het lied die ik niet kende, en die begon met een strofe die ik evenmin kende. Ik kon melodie en tekst eerst niet thuisbrengen:
The butcher, the baker, the grocer, the clerk
Are secretly unhappy men because
The butcher, the baker, the grocer, the clerk
Get paid for what they do but no applause.
Zo bekeken is het een droevig lied, en
zó wordt het ook gezongen door Mary Hopkin*. Iedereen is ongelukkig in zijn
baan, behalve de ‘show people’, want zij krijgen applaus. De andere krijgen
alleen maar geld. Adam Smith schreef ook zoiets.
“It is not from the benevolence of the butcher, the brewer,
or the baker that we expect our dinner, but from their regard to their own
self-interest.” Met dat ‘self-interest’ worden geloof ik de centen bedoeld die
op de toonbank worden gelegd.
Gelukkig is de
werkelijkheid niet zo ongenuanceerd**. Een collega van mij verkondigde aan
iedereen die het horen wilde dat hij eigenlijk
werkte voor het geld, zoals zijn leerlingen eigenlijk werkten voor de punten. Als zijn leerlingen geen punten kregen, zouden ze hun taak niet maken, en als hij niet
betaald werd, zou hij niet op school verschijnen. Later, na zijn pensionering,
was hij altijd de eerste om interim opdrachten te aanvaarden, ook als ze
onbezoldigd waren na het overschrijden van de bijverdiengrens.
Hoe het dus precies
zit met de ‘butcher, the baker, the grocer, the clerk’, dat zul je aan hen moeten vragen. De ‘teacher’ zou
ik niet aan het lijstje toevoegen. Maar misschien komt dat omdat die ook wel
eens applaus krijgt in de vorm van een instemmende knik, een begrijpend lachje,
een geïnteresseerde blik, of een slimme vraag.
* Je vindt die versie hier.
** De strenge econoom Ludwig von Mises wijdt in zijn
hoofdwerk Human Action een
hoofdstukje aan ‘the joy and tedium of labor’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten