** Hoe moet een leraar reageren op een dt-fout? Ik kan alleen zeggen hoe ik, als leraar Nederlands, dat deed. Toen ik nog met de hand verbeterde, trok ik bij een dt-fout niet een, maar twee, dikke rode strepen onder de fout, en tekende er op een goede dag nog driftig een venijnig cirkeltje rond. Dat is, geloof ik, wat professor in de Taalkunde Rik Vosters noemt ‘elke vorm van enthousiasme over taal nuanceloos neersabelen met rode pennen.’ Daar tegenover stond dat ik maar een half punt aftrok voor de eerste dt-fout en nog eens een half punt voor de tweede, en dan stopte het. Wel vroeg ik dat bij de verbeterde versie àlle aangestreepte dt-fouten waren verbeterd. Ik trok meteen 2 punten af voor élke niet verbeterde dt-fout. Zo kon je alsnog met een nul op tien eindigen.
** En leraren van andere vakken? Kijk, daar heb ik mij nooit mee gemoeid. Ik heb een collega geschiedenis gekend die een nul gaf bij elk antwoord dat een afkorting bevatte. Zijn leerlingen wisten dat. Ze gebruikten weinig afkortingen.
** Als uit grondig doctoraal of postdoctoraal onderzoek zou blijken dat een aanzienlijk deel van de geschiedenis- of fysicaleraren kwistig nullen rondstrooien voor de minste dt-fout, dan wil ik dat in een korzelig stukje best een keertje aanklagen. Maar het komt geloof ik weinig voor.
** Er is trouwens een verbijsterende hoeveelheid doctoraal en postdoctoraal onderzoek gewijd aan de fouten tegen de ‘dt’-regel. Een niet-taalkundige begrijpt dat niet. Er zijn, denkt hij dan, maar zes fouten mogelijk: een ‘t’ in plaats van een ‘d’, een ‘d’ in plaats van een ‘t’, een ‘dt’ in plaats van een ‘d’, een ‘dt’ in plaats van een ‘t’, een ‘t’ in plaats van een ‘dt’, een ‘d’ in plaats van een ‘dt’. Hoe kun je daar nu duizenden bladzijden over schrijven? Zouden we dat geld voor zo’n nutteloos onderzoek niet beter geven aan een Antwerpse dansschool?
** Wat men echter onderzoekt is de óórzaak van de gemaakte dt-fouten. Er wordt daarbij gebruik gemaakt van ingewikkelde apparatuur, met onder andere camera’s die de oogbewegingen van de testpersonen volgen terwijl die volop dt-fouten maken. De belangrijkste wetenschappelijke conclusie is dat het ‘dominante’ woordbeeld verantwoordelijk is voor de meeste fouten. Als de vorm ‘gebeurd’ vaker voorkomt dan ‘gebeurt’, dan wordt de fout ‘het gebeurd’ sneller gemaakt dan de fout ‘het is gebeurt’. Ja, dat is waar, maar wat doe je eraan? We kunnen dat dominante woordbeeld toch niet afschaffen?
** Ik kan zonder apparatuur of camera’s zelf ook drie of vier andere oorzaken van dt-fouten geven. Dt-fouten zijn frequenter als de werkwoordsvorm in de bijzin staat, of in inversie, of als het voltooid deelwoord onmiddellijk volgt op het onderwerp. Verder doctoraal of postdoctoraal onderzoek zou mijn werkhypothesen ongetwijfeld met evidence kunnen ondersteunen. Misschien is dat onderzoek al gebeurd; ik volg dat niet op de voet. Maar dan blijft mijn vraag: so what? Gaan we de bijzin, de inversie en de voltooide deelwoorden na een onderwerp afschaffen?
** Nog een hypothese zonder voorafgaand systematisch onderzoek van mijn kant: een leerling schrijft meer dt-fouten in een laboratoriumverslag dan in een reiservaringsverslag, en meer fouten als hij moet antwoorden op een moeilijke vraag van geschiedenis, dan op een ‘eigen mening’-vraag van godsdienst. Dan stel ik voor de derde keer mijn vraag wat we met die wijsheid kunnen aanvangen. Laboratoriumverslagen en moeilijke vragen van geschiedenis uit het curriculum verwijderen?
** Er zou trouwens ook doctoraal en postdoctoraal onderzoek kunnen worden gedaan naar het verband tussen het aantal dt-fouten dat iemand maakt en de vlijt waarmee hij zijn tekst naleest, de heldere of duistere manier waarop hij de dt-regels op school kreeg uitgelegd, het aantal punten dat zijn leraren aftrokken per fout … Maar ook zo’n onderzoek had ik als leraar niet nodig om nalezen aan te prijzen, mijn uitleg en oefeningen zo helder mogelijk te houden, en niet te veel punten af te trekken voor een dt-fout, op voorwaarde dat ze in de tweede versie verbeterd werd.
** Een heldere uitleg, dat is duidelijk – maar wat zijn heldere oefeningen? Dat zijn oefeningen die de aandacht vestigen op de regel. Ik bekeek als beginnend leraar niet alleen de examens zelf, maar ook de kladblaadjes. Vaak zag ik daar losse werkwoordsvormen naast elkaar staan: vernederd naast vernedert en gebeurt naast gebeurd. De leerling had de spelling eens ‘uitgeprobeerd’, zonder te beseffen dat de twee vormen mogelijk zijn en dat er een regel bestaat om de juiste vorm te kiezen. Mijn oefeningen bestonden daarom uit paren van zinnen waarin het werkwoord de ene keer als persoonsvorm en de andere keer als voltooid deelwoord werd gebruikt.
** Hecht de ‘maatschappij’ vandaag minder aandacht aan spelling, zoals ze ook minder aandacht hecht aan schoonschrift? De handgeschreven sollicitatiebrief is inderdaad uit de mode. Die mag nu uitgetikt worden. Mag hij binnenkort ook vol dt-fouten staan? Het zal zo’n vaart niet lopen. Het is immers best mogelijk dat onze tekstverwerkers binnenkort zelf onze dt-fouten verbeteren. Dat zou mij als matige speller in elk geval goed uitkomen. Maar daarom moet de dt-regel in het onderwijs nog niet verdwijnen. We hebben nu rekenmachines, maar hoofdrekenen wordt op de lagere school, in weerwil van het vooroordeel dat daarover bestaat, nog altijd aangeleerd.
** Bovendien: een school moet niet in alles ‘de maatschappij’ volgen. In de loop der tijden verandert de maatschappij en verandert het schoolcurriculum. Dat is geen drama. Vroeger werd er op scholen meer belang gehecht aan dansen, schermen, portret tekenen, goede manieren, Latijns opstel, schoonschrift en elegant over de bok springen. Altijd waren er leerlingen die daar niet erg goed in waren. Maar een goede school gebruikte het curriculum ook om haar leerlingen discipline en streven naar excellentie bij te brengen, in de hoop dat die discipline en dat streven zouden overvloeien naar andere terreinen des levens.
** Ik heb er in mijn polemiekje tegen Hemmerechts (hier) overigens al op gewezen dat een tekst niet ‘creatiever’ wordt als je bij het nalezen minder op de spelling let. Jane Austen was naar het schijnt geen erg goede speller, maar het is niet door slecht te spellen dat je een Jane Austen wordt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten