Longreads: als het ietsje (of veel) langer mag zijn

vrijdag 1 oktober 2021

Redt Bert Bultinck de sociale zekerheid?


     Aangezien Bert Bultinck van Knack* mij laatst aanraadde om minder stukjes te schrijven over ‘woke’ en meer over ‘technische thema’s als de redding van de sociale zekerheid’, wil ik hier best iets over de pensioenen zeggen. Ik heb mij over de kwestie gedocumenteerd door enige lezersbrieven in de krant te lezen, en ik moet zeggen: daar waren mooie bij. Voor en tegen hoge ambtenarenpensioenen**, voor en tegen lagere pensioenleeftijd, voor en tegen een gelijkschakeling van alle pensioenen. Eén lezer stelde voor om over de verschillende mogelijkheden een referendum te organiseren. Dat was democratisch, vond hij.
     Die lezer had natuurlijk gelijk. Referenda zijn een strenge en koppige vorm van democratie, waarvan de nadelen meteen duidelijk worden als je bij zo’n stemming tot het minderheidskamp behoort. Als de vlijtige Vlaming in meerderheid stemt voor een pensioen op 70, zit de luie Vlaming met de gebakken peren, en als de meerderheid van niet-leraren het lerarenpensioen naar beneden wil, zit ik met de gebakken peren, want mijn pensioen slaat voor de helft op mijn lerarenloopbaan.
     Je kunt het pensioen op verschillende manieren bekijken. Je kunt het beschouwen als een soort vergoeding voor een economische prestatie, en aangezien de prestatie die door alle gepensioneerden wordt geleverd dezelfde is, namelijk niets, ligt het voor de hand om die vergoeding voor iedereen gelijk te maken. Dat is het socialistische beginsel: naar elk volgens zijn verdienste, of in dit geval: gebrek aan verdienste. Je kunt pensioen ook zien als een middel dat voor bejaarden een menswaardig bestaan mogelijk maakt. Dat is het communistische beginsel: naar elk volgens zijn behoefte. Die behoefte, dat behoeft geen betoog, moet zich dan wel tot het ‘menswaardige’ beperken; een zeilboot van 24 meter romplengte en een concertvleugel horen daar niet bij. Ik zou overigens niet graag degene zijn die moet bepalen wat wél en niet ‘menswaardig’ is***. Ook zijn er mensen die tijdens hun beroepsloopbaan zo vlijtig hebben gespaard dat ze daarna ‘menswaardig’ kunnen leven zonder pensioen. Volgens het communistische beginsel moeten die helemaal geen pensioen krijgen. Ik ken gepensioneerde leraren die beschaamd zijn omdat hun pensioen hen in staat stelt om nog verder te sparen, ook al leven ze hun leven op een ‘menswaardige’ manier en gaan ze op vakantie naar Indië.
     Zelf zie ik mijn ideale pensioenstelsel als een vorm van wat vroeger ‘rentenieren’ heette. Dat verloopt dan volgens het beginsel van het eigendomsrecht. Je hebt een flink deel van je leven gewerkt en wat geld opzij gelegd voor je oude dag. Je hebt dat geld ondertussen belegd, als goed huisvader - om die uitdrukking nog snel eens te gebruiken voor ze verboden wordt. En als je dan twintig, dertig, veertig of vijftig jaar gewerkt en gespaard hebt, besluit je om je truweel, kroontjespen of krijtje neer te leggen en te gaan ‘genieten’, van je kleinkinderen bijvoorbeeld. Je koopt bij een verzekeringsinstelling met je gespaarde geld, of met een deel ervan, een lijfrente die je maandelijks zal worden uitbetaald tot je vertrekt, zoals het musje van Lesbia, naar het land waarvan men zegt dat niemand terugkeert (illuc unde negant redire quemquam). Je bepaalt zelf hoeveel je spaart, en je bepaalt zelf hoelang je werkt. Maar als je minder spaart en minder lang werkt, zal je lijfrente natuurlijk aan de lage kant zijn. Eigenlijk is het fameuze kapitalisatiestelsel van pensioenen, zoals men dat in Nederland kent, volgens dat principe geregeld, behalve dat de individuele beslissingen van de burger, vervangen zijn door collectieve, democratische beslissingen.
    Je kunt tegen mijn lijfrentestelsel allerlei bezwaren inroepen. Je kunt bijvoorbeeld aanvoeren dat sommige mensen te weinig verdienen om te kunnen sparen. Dat is een misvatting. Die kleinverdieners kunnen alleen niet sparen omdat er zoveel belastingen en bijdragen worden afgetrokken van hun échte brutoloon (de zogenaamde ‘loonkost’). Die belastingen en bijdragen worden dan voor een deeltje gebruikt voor de pensioenen, en dat geld zouden de kleinverdieners ook zelf, rechtstreeks, voor hun pensioen opzij kunnen leggen. Je kunt ook aanvoeren dat sommige mensen de vooruitziende blik missen om te sparen voor hun oude dag. Dat is waar. En als die mensen dan zo oud zijn dat ze niet meer kunnen werken, kun je hen moeilijk laten verhongeren op straat. Om dat te voorkomen zal in een rijke maatschappij één of andere vorm van ‘menswaardig’ minimumpensioen nodig blijven, dat democratisch wordt vastgelegd, en dat volgens het socialistische principe inderdaad even hoog is voor iedereen.
     Het derde bezwaar kun je met de begrippen ‘herverdeling’ en ‘solidariteit’ samenvatten, twee termen die ik om allerlei redenen niet graag gebruik, maar ik discussieer niet graag over woorden. Het huidige stelsel is zo opgevat – vooral door het fiscale deel van de financiering – dat wie meer bijdraagt naar verhouding minder ontvangt, en wie minder bijdraagt naar verhouding meer ontvangt. Velen vinden dat moreel en economisch een uitstekende regeling. Zelf heb ik mijn twijfels en ik wil daar bij een andere gelegenheid wel iets over zeggen. Maar ondertussen lijkt het mij aangewezen om de ‘herverdeling’, als die nodig is,  overzichtelijk te houden in een enkel mechanisme, en de oefening niet apart te maken voor elk onderdeel van ons budget: met verschillende BTW-tarieven, gesubsidieerde woningen, jobbonussen, dienstencheques, sociale energietarieven, gratis computers voor schoolkinderen, bijna gratis doktersbezoek voor iedereen,  spotgoedkoop openbaar vervoer****, hogere registratierechten voor een tweede woning, en ... een onontwarbaar kluwen van pensioenstelsels.
     Ten slotte kun je je afvragen of het wel mogelijk is om van het historisch gegroeide collectieve, democratisch besliste, herverdelende stelsel, dat de tegenstrijdige ingrediënten van socialisme, communisme en eigendomsrecht in één potje kookt, of van zo’n stelsel wel geleidelijk kan worden overgegaan naar het individuele lijfrentestelsel (met de socialistisch-communistische correctie van een laag gehouden minimumpensioen)? Hoe organiseer je die omschakeling in kleine stapjes? Hoe laat je de oude stelsels afsterven zonder contractbreuk te plegen? Hoe zorg je ervoor dat tijdens de overgang niemand speciaal bevoordeeld of benadeeld wordt? Hoe vermijd je economische en budgettaire aardschokken? Maar als we zo beginnen wordt het thema behoorlijk ingewikkeld. Dat is meer iets voor specialisten die duizenden cijfers tegelijk kunnen overzien, verschuiven en herberekenen. Ik kan dat niet, en Bultinck, met zijn voorliefde voor ‘technische thema’s’, kan dat geloof ik ook niet. 

 

* (8 september 2021, zie hier)


** Daar schreef ik hier een stukje over.

 

*** Onder Chroestsjov werd dat menswaardig levensniveau voor de Russen van de toekomst bepaald op drie overjassen, vijf kostuums en zeven paar schoenen. Een Nederlands filosoof schreef onlangs een boek waarin hij betoogde dat een tweede huis en enkele buitenlandse reizen per jaar nog tot het menswaardige niveau behoorde, maar méér was immoreel.


**** In verhouding tot de kostprijs.

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten