Longreads: als het ietsje (of veel) langer mag zijn

zondag 27 november 2022

Over amoraliteit in kunst literatuur


Waarschuwing


     Ik kreeg laatst van de website ‘Blogger’ de vervelende boodschap dat een oude post van mij verwijderd is omdat die in strijd is met de Community-richtlijnen. Als ik die opnieuw wil publiceren, moet ik hem updaten zodat die voldoet aan de richtlijnen. Goed. Dan doe ik die update door middel van deze inleiding:

 

     Wie mijn post leest, en daar een verdediging van seksueel kindermisbruik in ziet, is een idioot. 


Ik veracht seksueel kindermisbruik. Seksueel kindermisbruik moet wettelijk verboden zijn en gestraft worden. En de community-richtlijnen van Blogger en Google in dit verband zijn redelijk, en juridisch noodzakelijk. Dat heeft allemaal met mijn stuk niets te maken. 
     Ik schrijf in mijn stuk dat men ‘pedofilie en efebofilie in verschillende tijden verschillend heeft beoordeeld.’ Dat betekent niet dat ikzelf  in die kwestie een ‘relativistisch standpunt’ inneem. De relativerende uitspraken die ik citeer van Philippe Sollers, Jacques Lanzmann en Josyane Savigneau vind ik om meer dan één reden verwerpelijk, ook al hebben ze misschien niet strikt met pedofilie te maken. Ik verdedig hier ook het boek van Matzneff niet want ik heb het niet gelezen. Bij het kopen van een boek, zegt Schopenhauer, zou men ook de tijd moeten kunnen kopen om het te lezen.


Over moraliteit in kunst en literatuur


      De Fransen zijn al enige tijd aan het discussiëren over de affaire Matzneff. Gabriel Matzneff (83) is een redelijk bekende schrijver die een seksuele voorkeur heeft voor jongens en meisjes tussen tien en zestien jaar en daar uitgebreid over geschreven heeft in veel van zijn boeken. Maar nu heeft een van die meisjes waar hij 34 jaar geleden een relatie mee had, zelf een boek geschreven. Ze was toen veertien. Ze vertelt in dat boek ongeveer hetzelfde als wat Matzneff 25 jaar eerder in ander boek heeft verteld. Toen werd Matzneff niet vervolgd, maar nu is wel een gerechtelijk onderzoek gestart. 
     Pedofilie en efebofilie hebben, geloof ik, altijd bestaan. Maar men heeft die dingen verschillend beoordeeld in verschillende tijden. Je hoort wel eens dat mei ’68 een periode van algemene seksuele permissiviteit inluidde, maar het moet vroeger begonnen zijn. Het Amerikaanse gerecht besliste in 1959 al dat Lady Chatterley’s Lover mocht worden verkocht en het Engelse gerecht volgde in 1960. ‘I’ve got a hobby,’ zong Tom Lehrer, ‘rereading Lady Chatterley.’ Maar na mei 68 kwam er vaart in de zaak. De bekendste Parijse studentenleider, Daniel Cohn-Bendit, opende in 1973 een kindercrèche waar kinderseksualiteit werd aangemoedigd en pedoseksualiteit getolereerd, dat alles in een ‘open sfeer’.
      Die ‘open sfeer’ kwam Matzneff goed uit. Weinigen zagen een probleem in zijn pedofiele boeken. Toen hij in 1990 in het culturele programma Apostrophes werd aangevallen door de Canadese schrijfster Denise Bombardier, vielen haast alle culturo’s van die tijd over haar heen . ‘Ga terug naar je ijsschots,’ schreef men in de bekende stijl van verdraagzaamheid en ruimdenkendheid. Bombardier werd vergeleken met de Spaanse ketterverbrander Torquemada. Philippe Sollers noemde haar een ‘connasse’ en, ook mooi, een ‘mal baisée’. Jacques Lanzmann had gewild dat Matzneff de schrijfster meteen vóór de tv-camera een klap in het gezicht had gegeven. ‘Meisjes van vijftien die vrijen met een man van dertig, la belle affaire!’ besloot Josyane Savigneau als vrouw van de wereld.
     Maar ondertussen was een en ander aan het veranderen, door aids, door de internationale weerklank van de affaire Dutroux, door de pedofilieschandalen in de kerk, door de vierde feministische golf. Vandaag moet Matzneff het dus ontgelden, zoveel jaar na de feiten, die in elk billijk rechtssysteem al lang zouden zijn verjaard. Hij wordt aangeklaagd voor daden die hij niet heeft gepleegd – verkrachting met geweld – en voor woorden die niet strafbaar zouden mogen zijn – het ‘goedpraten van pedofilie’.
     Je kunt je bij die evolutie veel vragen stellen. De meest voor de hand liggende is of we met het feminisme van de vierde golf en MeToo niet van het ene uiterste in het andere vervallen zijn. Een vraag die mij meer interesseert is deze. Vinden die evoluties alleen plaats bij de culturele elite, of wordt ook het ‘gesundes Volksempfinden’ erdoor beïnvloed? Dat laatste sluit ik niet uit. In 1971, drie jaar na mei ’68, draaide in onze dorpsbioscoop de film Le souffle au coeur van Louis Malle. In die film kwam een ontroerende scène voor waarin twee jongens het gedicht ‘Der Erlkönig’ voordragen, in het Frans, bij een kampvuur. Er kwam ook een scène in voor waarin een veertienjarige jongen seks had met zijn moeder, de wulpse Lea Massari. Ik vond het een mooie film, mijn vader vond het een mooie film, en mijn moeder vond het een mooie film. Wel wat ‘speciaal’, dat moesten ze toegeven.
     Dat betekent natuurlijk niet dat mijn ouders bevlogen voorvechters waren van seksuele permissiviteit. Helemaal niet. Maar in film en in kunst, vonden ze, moest wat meer kunnen dan wat in het echte leven toelaatbaar werd geacht, op voorwaarde dat de toon juist zat, en vulgariteit werd vermeden. Le souffle au coeur trof de schuldeloze, amorele toon van Boons pedofiele boeken, maar zonder de vulgariteit ervan. Ook belangrijk was dat er een zweempje normbesef bleef hangen. ‘We moeten geen spijt hebben van wat we hebben gedaan,’ zei Lea Massari tegen haar zoon, ‘maar het blijft wel bij die ene keer, hé.’
     Een aanvaardbare amoraliteit vinden we ook in het lied ‘Minderjarig’ van Madou. Een rijpere vrouw heeft betrekkingen met een jongen, en zingt dat alles is zoals het hoort. Maar aan de stem van Vera Coomans hoor je dat het we met de duistere kant van het leven te maken krijgen, waar ook alcoholmisbruik, slapen overdag en te veel roken deel van uitmaken.
     Veel mooier nog is het lied van Georges Brassens ‘La princesse et le croque-notes’. In pedofiele literatuur heb je vaak een verdorven verleider of verleidster aan de ene kant en een slachtoffer aan de andere. Humbert Humbert is de verdorvene en Lolita is het slachtoffer. Of omgekeerd, dat wil ik kwijt zijn. Maar bij Brassens zijn de personages zuiver. Het dertienjarige meisje is een schuchtere prinses die nu eenmaal verliefd is, daar kan ze niets aan doen, en de zanger is een verstandige vent die op de gevaarlijke avances niet ingaat. Hij is zó niet, zegt hij tegen het meisje. En dat hij twintig jaar later berouw heeft omdat hij de zonde niet heeft begaan, wie kan het hem kwalijk nemen?

 

Minderjarig 

                  

had het nog nooit gedaan

en bovendien

nog nooit gezien

zijn handen in de war

nog net geen man

smal waar hij smal mocht zijn

sterk waar hij sterk mocht zijn

zijn haren in de war

en in mijn mond

zacht waar hij zacht mocht zijn

hard waar hij hard mocht zijn

 

La princesse et le croque-notes 

 

Jadis, au lieu du jardin que voici,

C’était la zone et tout ce qui s’ensuit,

Des masures, des taudis insolites,

Des ruines pas romaines pour un sou.

Quant à la faune habitant là-dessous

C’était la fine fleur, c’était l’élite.

 

La fine fleur, l’élite du pavé.

Des besogneux, des gueux, des réprouvés,

Des mendiants rivalisant de tares,

Des chevaux de retour, des propre à rien,

Ainsi qu’un croque-notes, un musicien,

Une épave accrochée à sa guitare.

 

Adoptée par ce beau monde attendri,

Une petite fée avait fleuri

Au milieu de toute cette bassesse.

Comme on l’avait trouvé près du ruisseau,

Abandonnée en un somptueux berceau,

A tout hasard on l’appelait “princesse”.

 

Or, un soir, Dieu du ciel, protégez-nous!

La voila qui monte sur les genoux

Du croque-notes et doucement soupire,

En rougissant quand-même un petit peu:

“C’est toi que j’aime et, si tu veux, tu peux

M’embrasser sur la bouche et même pire ...”

 

“Tout beau, princesse arrête un peu ton tir,

J’ai pas tellement l’étoffe du satyre.

Tu as treize ans, j’en ai trente qui sonnent,

Grosse différence et je ne suis pas chaud

Pour tâter de la paille humide du cachot ...”

“Mais, croque-notes, j’dirai rien à personne ...”

 

“N’insiste pas, fit-il d’un ton railleur,

D’abord, tu n’es pas mon genre, et d’ailleurs

Mon cœur est déjà pris par une grande ...”

Alors princesse est partie en courant,

Alors princesse est partie en pleurant,

Chagrine qu’on ait boudé son offrande.

 

Y’a pas eu détournement de mineure,

Le croque-notes au matin, de bonne heure,

A l’anglaise a filé dans la charrette

Des chiffonniers, en grattant sa guitare.

Passant par là quelques vingt ans plus tard,
Il a le sentiment qu’il le regrette. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten