Longreads: als het ietsje (of veel) langer mag zijn

zaterdag 18 maart 2023

Paul Goossens, Bart De Wever en de anti-Verlichting


    Over Paul Goossens hoorde ik Ludo Martens, zijn oud-strijdmaker van mei 1968, wel eens iets denigrerends zeggen. ‘Paul Goossens weet van toeten noch blazen als het over geschiedenis gaat,’ was een van zijn uitspraken.  Ik heb het laatste stukje van Goossens in De Standaard gelezen, en ik moet Ludo – in het milieu van mijn jeugdjaren ook wel hij of de voorzitter genoemd, maar toch vooral Ludo – ik moet Ludo hier dus gelijk geven.
     Het stuk van Goossens is de zoveelste polemiek tegen het woke-boek van Bart De Wever. Het stuk bevat een politiek en een geschiedkundig deel. In het politieke deel verwijt Goossens de N-VA-voorzitter dat hij polariseert. De Wever is de ‘grote polarisator.’ Als student heeft hij namelijk geageerd tegen links, later protesteerde hij als politicus tegen de financiële transfers van Vlaanderen naar Wallonië, ging hij niet akkoord met Angela Merkel om vluchtelingen aan te trekken door ze op voorhand welkom te heten, en nu keert hij zich ook tegen elke uiting van woke die opduikt in het artistieke, academische en journalistieke milieu.
     Paul Goossen lardeert dat politieke portret met zoveel scheldwoorden dat hij geen plaats meer heeft om zijn betoog met citaten van De Wever te ondersteunen, maar ik geloof dat hij de kernstandpunten wel juist weergeeft. Het zijn ongeveer ook mijn standpunten. Goossens plaatst één rijtje woorden wél tussen aanhalingstekens, met name waar hij De Wever laat zeggen dat migranten ‘gelukzoekers zijn die het vooral op onze sociale zekerheid gemunt hebben.’  Aangezien toon en woordkeus in het migratiedebat belangrijk zijn, had ik graag geweten waar De Wever zoiets gezegd of geschreven heeft. Is hier geen verwarring mogelijk met Louis Tobback? In elk geval: áls De Wever het zó heeft gezegd, valt het mij van hem tegen; als hij het niet zo heeft gezegd, valt het mij tegen van Goo…  – ach nee, sommigen denken nu eenmaal dat je je in polemiek alles kunt veroorloven.
      Omdat Goossens zoveel ruimte nodig heeft voor zijn scheldwoorden, vallen niet alleen de citaten, maar ook de argumenten weg. Er is blijkbaar geen plaats om rustig uit te leggen wat er nu precies fout is aan de standpunten van De Wever. Het algemene verwijt van ‘polarisatie’ is geen heel goed argument, want de tegenovergestelde houding en standpunten polariseren evenzeer: als student tegen rechts ageren, de financiële transfers naar Wallonië rechtvaardigen, wél akkoord gaan met Angela Merkel, en elke uiting van woke goedpraten. Dat lijken mij min of meer de standpunten van Goossens zelf te zijn, en van een niet onbelangrijk deel van onze verkozenen. Verdienen die dan ook allemaal de naam van ‘grote polarisator’?
     Naast die algemene politieke aantijging heeft Goossens nog enkele kleinere bezwaren. Hij verwijt De Wever dat hij in zijn pamflet niet spreekt over de daling van de koopkracht. Ik zie dat anders. Voor mij strekt het juist tot aanbeveling als een auteur zich tot zijn onderwerp beperkt. Ook lees ik het volgende: ‘Zelfs de doodslag op Sanda Dia door verwende studenten was voor de grootinquisiteur van de Vlaamse intelligentsia geen bedenking waard. Gecanceld*.’ Ik weet eigenlijk niet waarom De Wever in zijn boekje niets geschreven heeft over Sanda Dia. Misschien omdat het niet veel met woke te maken heeft. Of misschien omdat de zaak niet zo actueel was toen hij zijn boek aan het schrijven was. Maar mocht De Wever bewúst over Sanda Dia gezwegen hebben omdat hij die zaak niet politiek wou uitbuiten, dan getuigt dat vind ik van een hoger moreel niveau dan waar Goossens zich met zijn verwijzing toe verlaagt.
     En dan het geschiedkundig deel van de polemiek. Daar loopt het helemaal fout. Nu praten we allemaal wel eens mee over iets waar we niet veel van afweten, maar je moet in zulke zaken toch een beetje maat houden. Goossens spreekt met zoveel stelligheid over Carl Schmitt, Johan Gottfried Herder en Edmund Burke alsof hij van die heren niet alleen het verzameld werk gelezen heeft, maar ook de secundaire literatuur erover stipt bijhoudt. En daarna bewijst hij het tegenovergestelde: dat hij er heel weinig van en over gelezen heeft.
    Vooral Burke moet het ontgelden. Hij was de ‘aartsvader van het conservatisme’ en ‘behoorde tot de ultra’s van de anti-Verlichting’, schrijft Goossens. Met Burke denkt hij een smoking gun gevonden te hebben waar hij vervolgens zelf mee kan schieten. Die smoking gun bestaat uit de tegenspraak waar De Wever zich schuldig aan zou hebben gemaakt: hij heeft zich altijd voor de ideeën van ‘anti-Verlichter’ Burke uitgesproken en toch valt hij woke nu zelf aan vanuit een Verlichtingsfilosofie. ‘Wie tegelijkertijd Burke, de Verlichting en gelijkheid omarmt,’ schrijft Goossens, ‘belazert de kluit.’ 
     Wat moeten we daarvan denken? 
      Vooreerst is het natuurlijk waar dat Burke zich sterk kantte tegen de optimistische maakbaarheidsgedachte van de Franse Verlichting, en de gevolgen ervan tijdens de Franse Revolutie. Wie wil kan Burke historisch dus bij de anti-Verlichting plaatsen**. Maar dat betekent in geen geval dat hij tot de ultra’s van die stroming behoort, zoals Goossens denkt. Om de kwestie uit te klaren, kunnen we te rade gaan bij een onverdachte bron: Steven Pinker, zelfverklaard kampioen van de hedendaagse verlichting en een radicale anti-conservatief en anti-nationalist. In zijn boek The Better Angels of Our Nature bespreekt Pinker de twee anti-Verlichtingstromingen. De eerste is de gematigde strekking van Burke. Pinker bekritiseert Burke omdat hij ‘te ver gaat’, maar vat diens positieve bijdrage als volgt samen: ‘Burke had een punt. Onuitgesproken normen van beschaving in het alledaagse leven en in het politiek bestuur van een land zijn de noodzakelijke voorwaarde om succesvol hervormingen door te voeren.’ Hij ziet in Burke in de eerste plaats iemand die reageerde tegen ‘de ongewilde gevolgen van de Verlichting voor de stabiliteit van de samenleving’, en niet tegen de Verlichting zelf.
     Zo bekeken was het antwoord van Burke op de Verlichting eerder een aanvulling en nuance dan een radicale tegenaanval.  Pinker plaatst Burke dan ook tegenover de radicale anti-Verlichting van Jacobi, Herder en Schelling. ‘Hún aanval,’ schrijft Pinker, ‘… betrof de grondslagen van de Verlichting zelf.’ Dát waren dus de ultra’s, en niet Burke en de zijnen***. Maar voor Goossens is dat allemaal één pot nat. Nog even in de woorden van Pinker: ‘Vergeet niet dat er twee anti-Verlichtigsbewegingen waren als reactie op de Franse troebelen. De eerste was die van Edmund Burke … Zijn conservatisme … vertegenwoordigde een kleine aanpassing aan het Verlichtingshumanisme.’
     Goed, laten we dus aannemen dat Goossens inderdaad van toeten noch blazen weet, Burke en Pinker niet gelezen heeft, en het boek van De Wever alleen kent van het interview in De Standaard. Dat is geen schande. Maar als hij zelf even had nagedacht, dan had hij ook wel kunnen begrijpen dat, hoe het ook in het verleden was gesteld, het Burkeaanse denken en de Verlichting elkaar vandáág eerder aanvullen dan tegenspreken. Want wat is de kern van dat Burkeaanse denken? Respect voor traditie in plaats van tabula rasa. En wat is de 250 jaar oude traditie die de Westerse beschaving het meest onderscheidt van de andere beschavingen, met inbegrip van de Russische en Chinese autocratieën? Precies, de diepe wortels van de Verlichtingsideeën****. En wat zijn de kernwaarden waarvan we verwachten dat ze wortel schieten bij onze migranten? Inderdaad, alweer de Verlichtingsideeën. 
     Of hoe noemen we anders de vijf basiswaarden van ons maatschappijmodel zoals de conservatieve socialist Marc Elchardus ze opsomt: democratie, rechtstaat, wetenschap, secularisme, verzorgingsstaat? Elchardus en ik kunnen het over veel oneens zijn. Hij is een conservatieve socialist – ook de sociaaldemocratie is vandaag een traditie – en ik ben een conservatieve liberaal. Ik zou vrije meningsuiting en vrijhandel aan het lijstje toevoegen, en het begrip verzorgingstaat anders begrenzen. Maar in grote lijnen zijn Elchardus en ik allebei, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Poetin en Xi,  kinderen van de Verlichting. Bart De Wever is dat ook. Zelfs Goossens is dat, al ondergraaft hij met zijn woke-sympathieën wat Pinker noemt: de ‘onuitgesproken normen in het alledaagse leven die de noodzakelijke voorwaarden [voor het Verlichtingsreformisme] zijn.

 

* Goossens verwijt dat De Wever bepaalde onderwerpen niet ter sprake brengt, laat mij verbijsterd achter. Er is zoveel dat De Wever niet ter sprake brengt, van de xylofoon tot de komeet van Halley. Met dezelfde verbijstering kijk ik naar wat Goossens er zelf allemaal wél bij betrekt, zoals zijn vergelijking tussen Bart De Wever en de 56 witte heren die de de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring op papier zetten.

** Men zou Burke, in plaats van met de anti-Verlichting, ook in verband kunnen brengen met de ‘Schotse Verlichting’, met sceptische denkers als David Hume en Adam Smith. Burke was trouwens ook een sympathisant van de Amerikaanse Revolutie.
*** Dat onderscheid tussen de gematigden en de ultra
s was op het toenmalige politieke strijdtoneel niet altijd duidelijk. De reactionaire anti-Verlichter Joseph de Maistre bijvoorbeeld is lyrisch over het werk van Burke, dat hem goed uitkomt en waarvan hij de logica bewondert. Maar hij zal het verschil met zijn eigen ideeën heus wel hebben gezien.

**** Al is het best mogelijk dat die onderscheidende Verlichtingsideeën op hun beurt wortelen in de eraan voorafgaande ideeën en praktijken.

13 opmerkingen:

  1. Van 1979 tot begin de jaren 2000 las ik De Morgen. In mijn studententijd was Goossens een rolmodel. Als ik nu, ouder geworden, Paul Goossens lees, schaam ik mij niet weinig. Jeetje, heb ik toen al die tijd slechts pamfletten gelezen. Ik was ook maar een kind van mijn tijd, zeker?

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Hij was al gevallen bij mij ergens eind jaren 80. Toen hij tijdens een soort zevende dag debat. Filip de Winter en het VB zou neersabelen met ' kuch ' argumenten. Het begon zou ' meneer Filip de Winter u heeft nooit gestudeerd aan de hogeschool noch aan de universiteit. De grijns van Filip de Winter. Hij wist meteen dat hij een idioot was zonder enige voeling met de samenleving.

      Verwijderen
  2. Ik heb Paul Goossens gekend als student in de fameuze 1968-periode en als hoofdredacteur van De Morgen, waar ik als "lokaal correspondent" aan meewerkte. Die man is een ramp. En een flinke klootzak bovendien.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Mijn vrouw heeft hem ook gekend toen ze bij De Morgen werkte. Ze had er ... euh ... geen goede band mee.

      Verwijderen
  3. Bij de basiswaarden van onze Westerse beschaving zou ik ook 'individualisme' noemen.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Dat is zeker een mogelijkheid om het te benaderen.

      Verwijderen
  4. Als ik aan de column van Dhr Paul Goossens begin, weet ik dat er een sneer komt naar al wat maar ruikt naar Vlaams, traditioneel en conservatief en anti-woke. Tegenwoordig De Standaard lezen is een vorm van zelfkastijding voor wie zich bekent tot centrumrechts identitair gedachtengoed. Zoals je hier omstandig toelicht, is Goossens commentaarstuk nauwelijks onderbouwd met gedegen kennis. Het is een verademing dat hij hier ontmaskerd wordt.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Grappig meerdere van mijn leermeester aan de universiteit zijn eerder van linkse signatuur en hebben dezelfde (doch omgekeerde) klacht over DS, namelijk dat het lezen een zelfkastijding is. Conclusie DS is extreem centrum.

      Verwijderen
  5. 'It has always been with me a test of the sense and candour of anyone belonging to the opposite party whether he allowed Burke to be a great man.' (William Hazlitt).

    BeantwoordenVerwijderen
  6. Merkwaardig dat Paul Goossens in zijn rabiate haat voor De Wever en het conservatisme (toch een even goed onderbouwde filosofische maatschappijvisie als het liberalisme en socialisme) het niet eens heeft over de kern van de zaak. Waarom die schilderijen - als eigen aan het gebouw met haar geschiedenis - persé moesten 'gecanceld' worden?
    Liever speelt men op de man. Vanuit een superioriteitswaan. De inhoud is niet belangrijk meer . De afkeer voor de persoon en gedachtengoed overstijgt de rest.
    Het is een zwaktebod wanneer men niet verder geraakt dan een ordinaire scheldpartij. Wanneer men zelfs de politieke opponent niet meer inhoudelijk van antwoord wenst te dienen... uit misprijzen en minachting.
    Ik wil hier nog graag het uitstekende antwoord vermelden van Paul Cordy op het willen 'cancelen' van de schilderijen:
    Maar waar men maar blijft aan voorbijgaan is dat de traphal met schilderijen wel degelijk erfgoed was, weliswaar niet beschermd, maar expliciet vermeld in de inventaris onroerend erfgoed:
    “De traphal door Jean-Laurent Hasse uit 1876-1877 onderscheidt zich door een marmeren trap met gietijzeren lantaarn, en een composiete pilastergeleding met klassiek hoofdgestel in het bovenste register. Twaalf van de portretten van historische figuren uit kunsten en wetenschappen uit de in 1929 gesloopte feestzaal, werden hier geïntegreerd. De oorspronkelijke reeks uit 1873 telde 27 doeken, maar werd later nog aangevuld. De overige portretten van de reeks bevinden zich in het stadhuis, het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten en het depot van de provincie Antwerpen.”
    Als je daar dus wijzigingen in aanbrengt doe je dat met het nodige overleg en met de nodige zorgvuldigheid. Voor zover ik uit opleiding en carrière van de directeur kan afleiden heeft hij inderdaad niet de competentie om over erfgoed op eigen houtje en zonder consultatie daar veranderingen in aan te brengen. De hal met schilderijen terug in de oorspronkelijke plek herstellen en de foto’s elders een prominente plek geven lijkt mij daarom een correcte beslissing.

    BeantwoordenVerwijderen
  7. Paul Goossens zelf vind ik al lang geen alinea meer waard, hoogstens één zin.

    Wat me wél interesseert, is het centrale thema van Bart De Wever en waarover Clerick het eens lijkt met Elchardus: de Verlichting.

    Ik betwist niet dat de Verlichting heeft plaatsgevonden in Europa en ik meen ook dat Europa er vandaag verreweg het best voorstaat inzake democratie, al zijn er wel nog enkele landen buiten Europa die er soms nóg beter voorstaan, om Nieuw-Zeeland alvast te noemen.

    Waar ik mee worstel is het directe oorzakelijke verband. Er zijn veel verworvenheden van vandaag, zoals vrouwenstemrecht of de aanvaarding van andere dan heteroseksualiteit, die lang op zich hebben laten wachten nadat de Verlichting haar opwachting maakte. Een extreme dictatuur zoals die van de nazi's heeft uitgerekend plaatsgevonden in een van de rijkste landen qua denkers. Onze beste democratieën bevinden zich vandaag in het Hoge Noorden en in Zwitserland - vind ik - landen die minder actief hebben deelgenomen aan de verlichtingsbeweging dan de grote drie. De VS, waar men het voorrecht heeft gehad de democratie nog eens van de grond af op te bouwen, met de Verlichting nog vers in het geheugen, is verworden tot een tweepartijenstelsel dat grossiert in lobbyisme en heeft nog meer dan het avondland te kampen met ethisch conservatisme.

    De tegenstelling tot het Verlichte Westen en haar onverlichte antipoden komt op mij altijd over als sterk overdreven en "circumstantial".

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Voortbordurend denk ik dat mijn gedachten wellicht dichter bij die van Paul Goossens liggen dan me vanwege zijn argumentatie en stijl bevalt. Scandinavische landen en Zwitserland kennen een hoge mate van economische gelijkheid. De VS hebben dat lange tijd ook gekend, aka the American Dream. Als iedereen zijn materiële noden en verlangens kan waarmaken, ontstaat er een voedingsbodem voor gelijkwaardigheid op de meer ethisch-morele as, of het gaat toch hand in hand. Nazi-Duitsland teerde op armoede, oliestaten zijn rijk maar ongelijk en het Amerika van vandaag is teruggeworpen in structurele ongelijkheid, doordat het wantrouwen in een herverdelende overheid er is doorgeslagen.

      Grootschalige immigratie, die niet kan gedragen worden door een economische turbo, zoals de VS in illo tempore, veroorzaakt misschien niet zozeer een clash van culturen, als wel een onhoudbare druk op de welstand, waardoor de onderscheiden entiteiten niet oplossen in de economie én de cultuur van het gastland, en terugvallen op hun culturele identiteit.

      Verwijderen
  8. Bart Dewever schrijft niet over Sanda Dia, omdat hij anders moet toegeven dat Vlaanderen een racistische natie is geworden. Sanda werd omwille van zijn kleur harder aangepakt, dat is intussen duidelijk geworden. In het beste geval schaamt BW zich over de ondertoon die hij laat woekeren, in de realiteit -vrees ik- vergoeilijkt hij het gewoon. Zonder alles van Goossens te delen, is de basis analyse dat het identeitsdebat ten goede komt aan de economische machthebbers en de armen benadeelt. Het echte probleem is de economische ongelijkheid en ongelijke toegang tot onderwijs/cultuur/middelen, hierdoor wordt het verschil tussen have's and have-not's bestendigd en zelfs uitgediept.

    BeantwoordenVerwijderen