Brecht - de Gutmensch van
Een van de bekendste toneelstukken van Bertolt Brecht (1898-1956) is De goede mens van Sezuan. Het gaat over een goedhartige prostituee, Shen Te, die voor iedereen vriendelijk is en die iedereen in haar buurt helpt. Als beloning krijgt ze van de goden een kleine tabakswinkel. Maar er wordt van haar goedheid misbruik gemaakt, en ze vermomt zich dan als een man, die zogezegd haar neef is. Die ‘neef’, Sho Ta, neemt de winkel over, stelt orde op zaken, is streng met de klanten, en begint uiteindelijk met een fabriek waarin hij arbeiders tewerkstelt en uitbuit.
De goden komen terug en zien dat het in de samenleving zoals ze is blijkbaar onmogelijk is om goed te blijven. Dan volgt er een typisch Brechtiaanse wending. Een verteller komt op het podium en hij nodigt het publiek uit om zelf een oplossing te vinden voor het probleem.
Als ik in het publiek zat, zou ik het volgende kunnen suggereren. Shen Te moet niet proberen een goede mens te zijn. Ze moet proberen een Gutmensch te zijn. Een Gutmensch moet niet vriendelijk zijn en moet niet iedereen in de buurt helpen. Hij moet niet goed zijn, hij moet goede opvattingen hebben: over klimaat, migratie, superdiversiteit, genderfluïditeit, seksuele opvoeding, Europa en nog een paar kwesties.
Voor Brecht zelf zou zo’n Gutmensch in de eerste plaats een communist moeten zijn. Dan was het verder niet zo belangrijk hoe hij vriendelijk hij was, hoeveel hij zijn buren hielp, en hoe hij zijn tabakswinkel draaiende hield. Dat kwam allemaal wel goed onder het komende communisme. Verander jezelf, begin met het systeem.
Brecht, Bertholt – Moraal en misdaad volgens
Ongeveer in het midden van een ander stuk van Brecht, De driestuiversopera, komt een overweldigend lied, zowel van tekst als van muziek: ‘Wofon lebt der Mensch?’ Het bevat de krachtige statement: ‘Erst kommt das Fressen, dann kommt die Moral.’ Je moet het eens horen zingen op een podium door een strenge Duitse die boos naar het publiek kijkt.
Toch vind ik het een overtrokken stelling. Waarom zou je niet tegelijk kunnen eten en een beetje braaf zijn. Goed, Brecht vindt dat de arbeiders niet onderdanig moeten zijn, zolang zij geen deel gekregen hebben van ‘het grote brood’. Dat is een billijke stelling. Maar dat betekent toch niet dat ze op zich op veel andere gebieden niet als brave mensen kunnen gedragen: tegenover hun vrouw, tegenover hun kinderen, tegenover hun buren.
Wat verder in het lied, zingt het koor: ‘Der Mensch lebt nur von Missetat allein.’ Is dat zo? Leeft de mens alleen van misdaad? Brecht schijnt geen verschil te zien tussen de kapitalistische economie en het gangsterdom. Een industrieel en rijke maffiabaas, dat is voor hem hetzelfde. Ik vind dat niet. Goed, ze zijn allebei rijk, dat is inderdaad een gelijkenis. En ze hebben allebei hetzelfde doel: winst maken. Maar een redelijk mens zal de verschillen in de gebruikte middelen minstens even belangrijk vinden als het gelijklopende doel. En er is een heel verschil tussen binnen en buiten de wet opereren.
En zelfs als men de wet niet meetelt, omdat die misschien onrechtvaardig is, dan is er nog altijd de kwestie van het geweld. Een arbeidscontract opstellen en een Tommygun hanteren hebben niet zo veel met elkaar gemeen. Nelson Rockefeller en Baby Face Nelson zijn verschillende soorten mensen. Een typische industrieel richt een fabriek op en stelt arbeiders te werk. Een typische gangster steekt een fabriek in brand omdat de eigenaar niet tijdig betaald heeft voor ‘bescherming en veiligheid’. Films als The Godfather en The Wolf of Wall Street laten zien dat er een grijze overgangszone bestaat tussen kapitalisme en gangsterdom. Maar dat maakt het nog niet hetzelfde. Films als The Irishman laten zien dat er een grijze overgangszone bestaat tussen syndicalisme en gangsterdom. En ook dat is niet hetzelfde.
Balzac – de misdaad van
De bekende romancier Honoré de Balzac (1799-1850) heeft het zó niet gezegd, maar het wordt meestal wel zo geciteerd: ‘Derrière chaque grande fortune se chache un grand crime.’ Achter elk groot fortuin, schuilt een grote misdaad. In werkelijkheid sprak Balzac – in Le père Goriot – over ‘fortuinen zonder duidelijke oorsprong’, maar je begrijpt waarom de uitspraak geradicaliseerd werd door tegenstanders van het kapitalisme. In een interview met de marxistische sociologe Lea Ypi las ik dat ‘de meeste private eigendom gewoon niet eerlijk verkregen is.’ Daar zit een zekere logica in, als je tenminste geld erven van je ouders en winst maken met een bedrijf, oneerlijk vindt. Voor Bertolt Brecht (zie hierboven) was het nog eenvoudiger: hij zag géén moreel onderscheid tussen de verdiensten van georganiseerde bedelaars, pooiers, ondernemers en maffiabazen.
Balzac echter had, geloof ik een meer duidelijk omschreven opvatting over misdaad. Hij was, zoals bekend, zelf bezeten van de gedachte om een groot fortuin te verkrijgen. Dat was een opzet waar hij niet goed in slaagde. Hij storte zich in allerlei projecten: een mijn, een boekhandel, een uitgeverij, een drukkerij, een lettergieterij. Hij had vaak briljante plannen, maar het liep altijd mis met de timing en de financiering. Hij verzamelde alleen schulden, en tegelijk een diepgaande kennis van de zakenwereld, kennis die hij in zijn romans kon gebruiken.
Zijn ervaring in het drukkersbedrijf gebruikte Balzac in zijn meesterwerk Illusions perdues. Daarin wordt het verhaal verteld van de drukker David Séchard die op zoek is naar een goedkopere manier om papier te maken. Hij vindt die methode, maar komt in zodanige geldnood dat hij ze voor een prikje moet verkopen aan twee geniepige zakenlui, de gebroeders Cointet. Balzac argumenteert omstandig dat de Cointets daarbij ettelijke inbreuken plegen op de Franse wetgeving. In die zin zijn ze inderdaad niet alleen klootzakken maar ook echte misdadigers.
Als we de zaken echter vanuit de gehele samenleving bekijken, ziet het er anders uit. Zowel de uitvinder Séchard als de Cointets die de uitvinding vermarkten, zijn weldoeners van de mensheid. Door hun optreden immers werden boeken en andere druksels vele malen goedkoper. Wie vroeger geen boek kon kopen, kon dat daarna wel. En of het nu Séchard was of de Cointets die er steenrijk van werden, dat maakt voor ons niet veel verschil. Vandaag profiteren we nog altijd van dat goedkope papier. Van het fortuin dat deze of gene in het begin van de 19e eeuw ermee gemaakt heeft, schiet hoogstwaarschijnlijk niets meer over.
Je kunt dus evengoed zeggen: achter elk groot fortuin schuilt een grote weldaad voor de mensheid. Achter het fortuin van Gates en Zuckerberg schuilen de miljoenenen personal computers en de miljoenen Facebookpagina’s. Je moet niet eens goed zoeken om er daar enkele van te vinden.
Bismarck – het telegram van
Bismarck is geloof ik nog bekender van zijn telegram dan van zijn snoek, die ik eerder ter sprake bracht. Dat telegram was het fameuze Emser Depesche, die de aanleiding vormde voor de Frans-Pruisische oorlog (1870), door mijn leerlingen indertijd wel eens de Frans-Punische oorlog genoemd.
Hoe zat dat ook weer? De Pruisische koning Wilhelm I verbleef in Ems voor een gezondheidskuur. Op 13 juli werd hij tijdens zijn ochtendwandeling lastiggevallen door de Franse ambassadeur. Of Zijne Majesteit kon verzekeren dat Pruissen zich nooit ofte nimmer zou inlaten met … Spanje? Dat was de Pruisische koning helemaal niet van plan – Spanje, stel je voor – maar hij was van het principe dat je in de politiek nooit ‘nooit’ mag zeggen. De Franse ambassadeur werd wandelen gestuurd. Er werd van het gesprek een diplomatiek verslag opgemaakt en dat verslag werd per telegram verstuurd naar Minister-President Otto von Bismarck. Dat was de Emser Depêche.
Bismarck, dat is bekend, was een uitstekend stilist. Hij herschreef het diplomatiek verslag in glashelder Duits, zonder iets aan de inhoud te veranderen, maar wel zó dat iedereen nu kon begrijpen wat erin stond, en hij gaf het door aan de pers, die het publiceerde Gevolg: de Pruisen waren razend omdat hun koning was lastiggevallen en de Fransen waren woest omdat hun ambassadeur was wandelen gestuurd. De zaken werden op de spits gedreven, een oorlog was onvermijdelijk en dat was waar Bismarck op gerekend had.
Het verhaal laat zien hoe gevaarlijk duidelijke taal is. Vandaar dat diplomatieke, politieke en soms zelfs journalistieke taal gebruik maakt van verhullende bewoordingen. Als de krant schrijft dat er aan de kust rellen zijn geweest tussen ‘jongeren’ en de politie, dan weet de lezer dat daarmee niet bedoeld wordt dat de Scouts van Sint-Katelijne-Waver in Knokke gevochten hebben met de politie.
Ik heb wel begrip voor enig verhullend taalgebruik op zijn tijd. Dat de afkomst van de rellende jongeren ‘niet relevant’ is, vind ik een dubieus excuus, maar dat je de zaken niet altijd op de spits moet drijven door duidelijke en ferme taal, dat lijkt mij een verstandige regel. Belangrijker is dat er duidelijk en ferm wordt opgetreden en dat er bijvoorbeeld voor geweldsdelicten strengere wetten en strengere straffen komen, voor ‘jongeren’ en voor alle anderen die het in die richting zoeken.
"klimaat, migratie, superdiversiteit, genderfluïditeit, seksuele opvoeding, Europa"
BeantwoordenVerwijderenIk zou graag in een Europa leven waar men over deze onderwerpen een non-binaire mening kan hebben. Zelf ben ik overtuigd dat de mens het klimaat beïnvloedt. Ten gunste of niet, is een andere zaak, wel met impact. Ik vind migratie een natuurlijk gegeven maar ik vind ook dat samenlevingen zich mogen beschermen tegen een al te grote impact van migratie op het eigen sociaal weefsel. Over genderfluïditeit weet ik te weinig maar mensen zouden hun eigen identiteit moeten kunnen bepalen binnen de grenzen van het redelijke, zonder daarom anderen te verplichten die identiteit te aanvaarden. Ik vind mezelf bijvoorbeeld een groene jongen. Bovenstaande meningen zullen niet door iedereen als groen worden beschouwd.
Wat komt seksuele opvoeding hier doen? Dat is in de actualiteit maar is dat nu ook al een thema van Gutmenschen?
Dieter
Ik heb uit reacties op FB gemerkt dat rond seksuele opvoeding een progressieve en conservatieve frontvorming bestaat. Ik lig er niet wakker van, maar ik denk dat veel gematigde conservatieven vandaag niet tegen seksuele voorlichting op school zijn, maar dat ze de ideeën van Sensoa en Evras daaromtrent niet ideaal vinden. Zulke organisaties, of ze zich nu met dierenbescherming, milieu of seksuele opvoeding bezig houden, zijn geneigd nogal extreem te zijn
VerwijderenEmser Depêche(sic) lijkt mij eerder een contaminatie te zijn van het Franse Dépêche d'Ems en het Duitse Emser Depesche.
BeantwoordenVerwijderenInderdaad, ik had daar nooit bij stilgestaan. Ik pas het aan.
Verwijderen