Als jonge maoïst in de jaren 70 beschikte ik over twee soorten lectuur om mijn enthousiasme voor het Chinese communisme te voeden: de Chinese publicaties als Pékin Information, en boeken en reportages van westerlingen die positieve dingen over Mao te vertellen hadden. Het is aan een buitenstaander van vandaag onmogelijk om uit te leggen hoe onleesbaar saai die Pékin Information-artikels waren. Mijn vader las er meer van dan ik, maar dan met de bedoeling om mij ermee uit te lachen of om commentaar te geven op de foto’s. Als Mao’s vrouw Jian Qing erin stond, maakte hij altijd een opmerking over de snit van het mao-jasje dat ze droeg.
Gelukkig waren er dus ook westerlingen die goed nieuws over China hadden, communisten zoals Maria Antoinetta Macciochi en beroemde ‘burgerlijke’ intellectuelen zoals Alberto Moravia*. Zo’n westerling ging dan op reis naar China, reisde enkele weken rond, begeleid door twee of drie tolken, bezocht enkele landbouwcommunes en fabrieken – altijd dezelfde – mocht praten met enkele arbeiders, boeren en ‘kaders’ – altijd dezelfde – en schreef bij thuiskomst een reeks artikelen of meteen een heel boek.
Amada-voorman Kris Merckx was een van die China-reizigers. In Humo kreeg hij drie of vier weken lang een hele reeks pagina’s te zijner beschikking om te vertellen hoe fijn de Culturele Revolutie was, en hoe leuk de arbeiders in de fabrieken de krant lazen, en vergaderden en discussieerden, en muurkranten maakten. Guy Mortier deed de eindredactie neem ik aan, of verzon in elk geval de bijschriften. Eén ervan herinner ik mij nog: ‘Van oude opa tot kleine uk, op Mao zijn ze allen tuk.’
Kris had tijdens zijn reis niets gemerkt van de 30 miljoen mensen die tijdens de Culturele Revolutie gevangen of verbannen of mishandeld waren, en van de 1,5 miljoen mensen die doodgeslagen en doodgeschoten waren. Hij heeft er waarschijnlijk ook geen vragen over gesteld. En had hij die gesteld, dan zouden zijn Chinese gesprekspartners er niets over hebben durven zeggen, of zouden de tolken het niet hebben durven vertalen. Eigenlijk moet ik toen ook wel geweten hebben dat toeristen als Maria Antoinetta, en Alberto, en Kris, geen heel betrouwbare bronnen waren.
Maar er waren andere westerlingen met betere geloofsbrieven. De Chinees-Belgische schrijfster Han Suyin bijvoorbeeld. Die was wel zo slim om niet in China te gaan wonen, maar ze kende tenminste de taal, en ze kwam er jaarlijks. Nog een betere westerling was de Nieuw-Zeelander Rewi Alley, die ook Chinees sprak, die sinds 1927 ononderbroken in China gewoond had, en die bevriend was met sommige van de hoogste communistische leiders. Twee keer per jaar kwamen ze bij hem op bezoek: op de verjaardag van zijn geboorte en op de verjaardag van zijn aankomst in China. Ze noemden hem geloof ik, wegens het bekende uitspraakprobleem, Lou Alley**.
En, oh boy, had die Alley goed nieuws over China! Reportages, artikels over buitenlandse politiek, boeken, gedichten***. Een van zijn boeken was in 1977 in het Nederlands vertaald: China, een ander bestaan. In het maoïstisch milieu werd het gretig gelezen. Wat ik mij vooral herinner, is de karakterschets van Alley zelf: een praktische man, no-nonsens, handen-uit-de-mouwen, altijd in korte broek als het weer het toeliet. Dat zo iemand het Chinese communisme genegen was, dat stak een hart onder de riem.
Verder vernam ik dat Alley ook een boek geschreven had over de Grote Sprong Voorwaarts: China’s Hinterland. Die Grote Sprong Voorwaarts bestond uit een reeks hervormingen die Mao had proberen door te voeren tussen 1958-1961 en waarvan in 1977 meestal werd aangenomen dat het een mislukking was geweest, maar waar men verder nog niet zoveel over wist. En nu had Alley juist in de jaren van de Grote Sprong, als enige westerling, het hele land afgereisd en hij had er, naast enkele moeilijkheden natuurlijk, vooral veel positieve dingen gezien. Als argument vóór Mao kon dat tellen.
Vandaag twijfelt niemand nog aan de catastrofale gevolgen van de Grote Sprong. De hongersnood die volgde is een van de weinige die uit demografische wereldgrafieken valt af te lezen. Er stierven tussen de 15 en de 55 miljoen mensen. Dikötter spreekt van 45 miljoen. En het gezond verstand sluit zich bij die cijfers aan: honderden miljoenen boeren verplicht samenbrengen in reusachtige landbouwcommunes en ze tegelijkertijd doen meedraaien in een geïmproviseerde industrialisatie, dat moest wel tot een volledige ontwrichting van de economie leiden, en al zeker in een arm land dat altijd al op de rand van de hongersnood balanceerde. Die ontwrichting had zelfs de meest marxistische econoom kunnen voorspellen.
Maar hoe zat dat dan met Rewi Alley? Had die niets van de catastrofe gezien? Of had hij ze wel gezien, en bewust gelogen? Die vraag is sinds mijn geloofsafval sporadisch door mijn hoofd blijven spoken. Het korte antwoord kende ik min of meer: cognitieve dissonantie. Maar door het lezen van het boek Friend of China – The Myth of Rewi Alley, van de Nieuw-Zeelandse professor Anne-Marie Brady****, ken ik nu ook min of meer het lange antwoord. Daar schrijf ik morgen iets over.
* Moravia was niet onkritisch voor het maoïstische China, maar hij vond het in elk geval beter dan het door overmatig consumeren geteisterde Italië.
* Over Rewi Alley, Lou Alley, Screwy Rewi voor zijn vijanden, zijn drie biografieën geschreven, Alleys autobiografie niet meegerekend. Er zijn over hem talloze Chinese en Nieuw-Zeelandse documentaires gemaakt, waarvan er enkele op YouTube te vinden zijn. Er is een opera aan hem gewijd, een toneelstuk, een televisiedrama en een kinderboek.
** Alley was een erg productieve maar niet erg talentvolle dichter. Neem onderstaand gedicht. Ik heb het drie keer moeten lezen voor ik merkte dat het ook rijmde.
Once more,
Imperialism escalates
Today the U.S. bombers spread
more death from Thailand’s bases.
Tomorrow’s death may come instead
from other chosen places
Once more,
Revisionism escalates
into reaction with new ties
that bind it to the China haters,
publishing the self-same lies,
invented for dictators.
In China now,
We know the friend, we know the foe
We toss the garbage to the wave.
Flotsam in the Revolution,
is washed into the Revisionist grave
by the People’s Ocean.
To rebel, is right.
Against the imperialist might that grinds
the poor beneath its iron heel.
People of the world must win:
the foe must feel the People’s steel
– not to rebel is mortal sin.
*** Het boek kan hier gratis worden gedownload. Ik heb dat helaas pas gemerkt nadat ik de papieren versie gekocht en gelezen had.
Mijnheer Clerick, U bent de meest befaamde Belgische sinoloog vergeten: Simon Leys, de alias van Rijckmans. Hij is oa befaamd door op een debat met Macciochi haar vanzelfsprekende lofzang op Mao te beantwoorden als volgt: Mevrouw, van een appelaar kan men alleen appelen verwachten, van een idioot alleen onzin. Ö
BeantwoordenVerwijderenIk heb dat debat gezien. Prachtig. Leys past natuurlijk niet in het lijstje van fellow-travellers die ik aanhaalde. Hij liet juist een heel ander geluid horen. Ik denk dat ik in 1971 evenveel zou begrepen hebben van Leys als van een boek geschreven door aliens. Ik heb die boeken pas gelezen twintig jaar later, toen ik er 'rijp' voor was.
VerwijderenPhilip, In mijn jonge jaren was ik steeds effenaf onder de indruk van marxistisch-leninistische kronkels bij Amada om steeds toch maar het Chinese pad te volgen. Toegegeven, ze waren hoogst vermakelijk... Viëtnam was ok, tot China het ermee aan de stok kreeg. Dat werd Viëtnam gepromoveerd tot booswicht. Zowat iedereen vond Ceausescu een moordzuchtige dictator, maar plots bleek dat ie aan de goede kant stond. Omdat hij overhoop lag met de Russische sociaal-imperialisten. En wanneer ik Hedebouw en Merckx junior bezig hoorde over Oekraïne, wist ik: die zijn geen haar veranderd. De verpakking is wat veranderd, maar verder: in het beste geval stapelzot, maar ik vrees dat die diagnose nog te genereus is.
BeantwoordenVerwijderenAls ze veranderd zijn, dan inderdaad niet op het punt van de wereldvreemde bochtenwerk in verband met internationale politiek.
Verwijderen