Longreads: als het ietsje (of veel) langer mag zijn

zondag 14 april 2024

Daniel Kahneman (1934-2024)

 


     Ons feilbare denken van Daniel Kahneman heb ik in korte stukjes gelezen, in de kantine van het Lierse jeugdvoetbal. Terwijl mijn zoon aan het trainen was, verbeterde ik eerst een stapeltje toetsen van mijn leerlingen en sloeg dan het boek open. Het is een boek dat sindsdien door mijn hoofd is blijven spoken*. Het is verbazingwekkend eenvoudig geschreven, ik begreep bijna elke zin, en alles wat erin beweerd wordt, gaat terug op psychologisch onderzoek, van Kahneman of van anderen. Bij dat onderzoek van anderen zijn nogal veel spectaculaire experimenten – over priming bijvoorbeeld – die achteraf niet dupliceerbaar bleken, maar dat wist ik toen nog niet.
 
     Je kunt Kahnemans boek lezen als een zelfhulpboek**. Je leert er uit om sceptisch te kijken naar je evolutionair tot stand gekomen intuïties. Die kunnen je in het dagelijkse leven tot foute beslissingen leiden. Ik las er voor het eerst over de ‘regressie naar het gemiddelde’, en het voorbeeld waarmee het hoofdstuk opende, was heel erg van toepassing op mijn praktijk van lesgeven – en op de training die mijn zoon een beetje verder aan het volgen was.
     Kahneman verklaarde namelijk het raadsel waarom een leerling of een voetballer na een complimentje de volgende keer minder goed presteert, en na een uitbrander de volgende keer beter presteert. Veel leraren en voetbaltrainers hebben dezelfde ervaring, en besluiten daaruit dat ze zuinig moeten zijn met complimentjes en kwistig met uitbranders. Maar eigenlijk hebben die er niet veel mee te maken. De leerling presteert na een uitzonderlijk goede prestatie – vandaar het complimentje – of na een uitzonderlijk slechte prestatie – vandaar de uitbrander – gewoon weer op zijn normale niveau. Als het zo zat, dacht ik, kon je beter veel complimentjes geven: het hielp wel niet, maar het kon geen kwaad, en het maakte het leven aangenamer voor iedereen.
      Ook het hoofdstukje over ‘Afkeer van verlies’ verduidelijkte veel. Ik ging in die tijd wel eens naar De Slegte, zowel om boeken te verkopen als om boeken te kopen. Ik had de grootste moeite om een niet gelezen boek waar ik 5 euro voor kreeg los te laten, terwijl ik zeker wist dat ik datzelfde boek niet zou kopen, zelfs als het maar 5 euro kostte. Het afstaan van een boek woog zwaarder dan het verwerven van een boek, ook al ging het om hetzelfde boek en om dezelfde prijs. De ‘afkeer van verlies’-reflex verklaarde voor mij ook waarom veel mensen vinden dat hun levenstandaard gedaald is, terwijl die in werkelijkheid gestegen is. Die mensen voelen scherp aan dat ze zich bepaalde uitgaven niet meer kunnen veroorloven en ze vergeten welke andere bijkomende uitgaven ze zich ondertussen wel veroorloven.
     Uit Kahnemans werk wordt vaak door economen als Paul De Grauwe een argument gepuurd tegen het een te vrij kapitalisme. De vrije markt, zo gaat de redenering, vertrekt van de verkeerde veronderstelling dat mensen op rationele manier hun eigenbelang nastreven. Kahneman is daar heel sceptisch over: volgens hem weten mensen namelijk niet goed wát hun eigenbelang is. Ze weten niet wat hen gelukkig maakt, ze maken zich een foute voorstelling van wat hen in het verleden gelukkig gemaakt heeft, en ze voorspellen fout wat hen in de toekomst gelukkig zal maken.
      Bij die stelling horen echter twee nuances. Ten eerste zijn de mensen ook weer niet helemáál fout over wat hen gelukkig of ongelukkig maakt. Ze herinneren zich verkeerd – om een voorbeeld van Kahneman aan te halen – hoe pijnlijk een bepaalde chirurgische ingreep is geweest. Maar ze weten nog heel goed dát de ingreep pijnlijk was. En ten tweede is er geen goed alternatief voor de eigen beslissingen. Als anderen de beslissingen voor jou nemen, zijn ze even vatbaar voor het ‘feilbare denken’ – en wellicht nog meer, aangezien ze de gevolgen van hun fouten niet zelf moeten dragen.
      Kahneman lezen was voor mij een goede remedie tegen wishful thinking. Ik heb bijvoorbeeld een hekel aan grootschaligheid, en ik ga er dan ook gemakkelijk van uit dat die grootschaligheid –  waar ik dus een hekel aan heb – leidt tot verstarring en inefficiëntie. Maar Kahneman bewijst vrij overtuigend het tegendeel. Kleine bedrijven zijn bang van risico’s omdat één verkeerde beslissing kan leiden tot het faillissement. Een groot bedrijf daarentegen kan tegen een stootje. Een bepaalde afdeling kan best een risico nemen, gesteund door een collectief bestuur. Als het verkeerd uitdraait zijn er genoeg andere afdelingen die het verlies opvangen.
      Nog groter is mijn afkeer voor rigide procedures. Ik geloof meer in een samenspel van procedure, intuïtie en ervaring. De handboeken van Nederlands staan vol procedures en schema’s die de leerkrachten en de leerlingen kunnen volgen om succesvol taken uit te voeren. Ik bekeek die met afgrijzen. Ik improviseerde liever een eigen aanpak, en als die niet lukte, probeerde ik een andere. Als die wel lukte, schaafde ik die bij. Nu weet ik niet of men dat voor het onderwijs onderzocht heeft, maar Kahneman citeert onderzoek naar brandbestrijding. Een brandweerteam onder leiding van een ervaren brandmeester die op zijn ‘gevoel’ afgaat, presteert slechter dan een team dat stap voor stap de standaardprocedure volgt zonder veel te kijken naar de speciale omstandigheden van de brand***. Ik had liever gehad dat het onderzoek tot een tegenovergestelde conclusie had geleid.
     Soms is het ook omgekeerd en haalt Kahneman onderzoek aan waarvan de conclusies mij goed uitkomen. Maar dat onderzoek geloof ik dan niet helemaal. Zo is Kahneman een van degenen die beweren dat hoge vergoedingen voor ceo’s of financieel analysten overbodig zijn: je zou het bedrijfsbeleid even goed kunnen laten bepalen door een ongeschoolde medewerker aan een roulettewiel te laten draaien; je zou de aankoop en verkoop van aandelen kunnen laten bepalen  door een geblinddoekte aap pijltjes te laten gooien naar de financiële pagina’s van de krant waar de beleggingsmogelijkheden onder elkaar staan. Kijk, ik geloof dat eigenlijk niet, hoe graag ik ook de verloning van ceo’s tot redelijke proporties herleid zou zien en hoe graag ik ook geloof dat elk aandeel op elk willekeurig ogenblik juist geprijsd is, en dus evenveel kans maakt om te stijgen als te dalen. 
      Kahneman vertelt dat een van zijn eerste projecten erin bestond om een zo goed mogelijk examen – met praktische proeven – op te stellen om kandidaat-officieren te selecteren voor het Israëlische leger. Volgens hem was er geen enkele relatie tussen de resultaten op de proeven en de uiteindelijke kwaliteit van de bevelvoering achteraf****. Ook dat vind ik heel moeilijk om te geloven als je weet dat een simpele IQ-test al kan helpen om te voorspellen wie van een bepaalde groep kandidaten de beste kelner zal zijn. 
     Ik hou van scepticisme, maar ik sta er tegelijk sceptisch tegenover. 

 

* Ik heb voor het schrijven van dit stukje het boek niet uit de kast gehaald. Ik weet uit ervaring dat ik mij in zo’n geval allerlei dingen fout herinner. Kahneman is overigens een van de weinige auteurs die over maatschappelijke onderwerpen schrijven en toch zowel mensen van links als van rechts aanspreken. 
** Je kunt het ook gebruiken als handboek voor manipulatietechnieken, en met name voor de praktijk van nudging, door Kahneman als 
‘libertair paternalisme’ omschreven.

*** Natuurlijk zal elke ervaren brandmeester rekening houden met procedures, maar de ene zal er makkelijker van afwijken bij speciale omstandigheden. Het leuke is dat de kwestie onderzocht is door twee wetenschappers die met een verschillend vooroordeel aan het onderzoek begonnen en toch goed samenwerkten.

**** Ik ontving daarover een interessante reactie van FB-vriend Dre Driesen. ‘Er is geen enkele manier om vooraf te bepalen wie er een succesvolle gevechtspiloot zal zijn. Ze hebben allemaal dezelfde vliegvaardigheid en dezelfde training, maar wanneer het er op aankomt zijn het slechts een handvol piloten die alle overwinningen scoren. Strikte procedures kunnen heel nuttig zijn, maar ook die hebben hun limieten.’ Zo geformuleerd lijkt ook de onvoorspelbaarheid van reële kwaliteiten op het terrein geloofwaardig. Overwinning of nederlaag bij gevechtspiloten zal van zon klein verschil afhangen dat het vanuit de opleiding of vanuit de selectie onvoorspelbaar is wat het wordt.

1 opmerking: