Columnpjes
Onlangs werd ik op mijn eigen facebookpagina een ‘sofist’ genoemd. Dat was geloof ik niet kwaad bedoeld. Een sofist kan iemand zijn die voortdurend ‘sofismen’, dat wil zeggen, drogredenen gebruikt. Maar het kan ook iemand zijn die, in navolging van de Griekse sofisten, taal en denken kneedt om beter zijn medemensen te overtuigen. Aangezien de opmerking van een classicus kwam, nam ik aan dat het om de tweede betekenis ging.
Probeer ik mijn medemensen te overtuigen? Het verlangen is mij niet vreemd. Ik kan er niet goed tegen dat mensen over een bepaalde kwestie anders denken dan ikzelf. Dat kan ik niet over mijn kant laten gaan. Die mensen denken verkeerd, er is een misverstand in het spel, en dat moet worden rechtgezet. Maar ik ben dan meer geïnteresseerd in gelijk hebben dan in gelijk krijgen. Als ik tot mijn eigen tevredenheid alle misverstanden heb rechtgezet, kan het mij niet zoveel meer schelen dat iemand koppig volhardt in zijn verkeerde gedachten.
Ik denk dat mijn eigen stukjes het meeste gelezen worden door ‘gelijkgezinden’*. Nochtans is dat juist het publiek dat mij bij het schrijven het minste voor ogen staat. Mijn eerste publiek bestaat uit mijzelf. Kan ik voor mijzelf een mening vormen waar ik tevreden over ben? Kan ik die ik tot mijn eigen tevredenheid motiveren en onder woorden brengen? En kan ik antwoorden op sommige bezwaren van de overzijde? Ik weet op voorhand dat ik niet op alle bezwaren kan antwoorden. Daarvoor zou mijn feitenkennis en redeneervermogen vele malen groter moeten zijn dan wat ik nu in huis heb. Maar misschien kan ik wel sommige van de bezwaren ontkrachten. Dát wil ik dan graag proberen.
Wie ‘persuasief schrijft’ – zoals dat in de leerplannen Nederlands heet – moet wel erg bot zijn om niet te merken dat dat overtuigen trouwens meestal niet zo goed lukt. Vaak krijg ik bijval van mensen die ook voordat zij mijn stukje gelezen hadden ongeveer hetzelfde dachten als ik. Die heb ik dan alvast niet overtuigd. Schrijf ik toevallig iets wat niet met hun mening strookt, dan verneem ik dat ik ‘onder mijn gewone niveau’ bezig ben, terwijl ik over zo’n stukje even hard, of even oppervlakkig, heb nagedacht. En zelden krijg ik een reactie: ‘Ik dacht eerst zus, maar door uw stukje denk ik nu zo.’ Het hoogst bereikbare is eigenlijk een reactie die begint met ‘Mja, maar’ … Zoiets laat verstaan dat wat ik schreef in overweging is genomen, maar dat het niet opweegt tegen andere bedenkingen.
De reeds vermelde leerplannen Nederlands kennen naast een ‘persuasieve’ ook een ‘diverterende’ tekstsoort. Ik legde mijn leerlingen graag uit dat die tekstsoorten door elkaar liepen. Zeker bij columns is dat zo. De auteur verdedigt een bepaalde stelling, sommige lezers gaan akkoord, andere lezers gaan niet akkoord, weinig lezers veranderen van mening, maar wellicht zijn er veel lezers die niet meteen behoefte hebben aan een mening over de besproken kwestie, omdat ze die onbelangrijk vinden, of omdat ze liever blijven twijfelen. Ze nemen kennis van de stelling en de argumenten, zonder zich verder op te winden. Ze lezen, zou je kunnen zeggen, zo’n column zoals veel lezers en lezeressen van tijdschriften een kookrecept lezen, zonder van plan te zijn om ooit dat ingewikkelde gerecht klaar te maken. Ze lezen de column voor het plezier van het lezen, zoals de columnist hopelijk zijn stukje ook minstens gedeeltelijk geschreven heeft voor het plezier van het schrijven.
Zonder onderscheid des persoons
Argumenten of meningen zou je een beetje los moeten kunnen zien van de persoon die ze naar voren brengt. Maar dat is moeilijk. Als iemand met je van mening verschilt, voelt dat nogal snel aan als een aanslag op je waardigheid. En soms is die aanval op je mening inderdaad ook zo bedoeld. Mensen kunnen slecht zijn. Het is daarom begrijpelijk dat hoffelijke mensen zoveel moeite doen om het onderscheid tussen discussie en ruzie te handhaven. Het Engels heeft daar zelfs enkele formules voor bedacht. With all due respect bijvoorbeeld, en I beg to differ.
Delicaat is ook de kwestie van de maatschappelijke positie van degene met wie je de degens kruist. Ik nam ooit deel aan een volwassenencursus en maakte tijdens het middagmaal mee dat een oudere heer en een vlotte jongeman in een hevige discussie verzeild raakten over de Falklandoorlog die toen aan de gang was. Achteraf bleek dat de vlotte jongeman een van de professoren was en de oudere heer een van de leerlingen. De oudere heer putte zich uit in verontschuldigingen. Ik vond hem een slijmerd.
Ik maakte ook het tegenovergestelde mee toen ik als bediende werkte bij een groot advocatenkantoor. Op een bedrijfsfeest was ik het met een van de advocaten oneens over de economische politiek van Deng Xiaoping. De man had juist enkele jaren in China gewerkt en begroef mij letterlijk – nou ja – onder zijn argumenten. Achteraf kwam hij te weten dat ik slechts als bediende op het kantoor werkzaam was, en ook hij putte zich uit in verontschuldigingen. ‘Excusez-moi, je croyais que vous étiez un des nouveaux avocats.’
Dat was heel elitair van die advocaat, en alles wel beschouwd voor mij nogal vernederend. Toch vind ik dat tot op de dag van vandaag een sympathieke reactie. Aristocratische reserve is mij liever dan plebejisch geslijm. Ik zou later als leraar ook niet in discussie gaan met mijn leerlingen zoals ik dat met mijn collega’s deed.
Zomervakantie spreiden
Ik zie er vaak tegen op om gelijkgezind proza te lezen. Ik zie in de krant van vandaag een opiniestuk van Luckas Vander Taelen. ‘Soms, meneer Weyts, hebben de Franstaligen gewoon gelijk.’ Ik lees niet verder. Wellicht gaat het over de spreiding van de zomervakantie. Natuurlijk hebben de Franstaligen en Vander Taelen gelijk. Pedagogische gezien duurt de zomervakantie te lang.
En ik weet ook waarom Weyts aarzelt om dat te veranderen. Als ik daar vroeger met collega’s over praatte, was iedereen tegen. Een verkorting van de zomervakantie woog voor hen als verlies zwaarder dan de winst door verlenging van de andere vakanties. Loss aversion. Maar, denk ik dan, als je de verandering bij het begin van de legislatuur invoert, zullen de collega’s tegen de volgende verkiezingen wel bijgedraaid zijn.
Zou er nog iets anders in het stuk staan? Ik zal het nooit weten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten