Longreads: als het ietsje (of veel) langer mag zijn

zondag 11 augustus 2024

Theater aan Zee, e.a.

De moeilijkheid met subsidies
     
We hebben deze zomer weer heel wat voorstellingen van Theater aan Zee (TAZ) in Oostende bijgewoond, soms zelfs twee per dag. Die voorstellingen worden, als ik het goed begrepen heb, voor de helft gefinancierd uit de ticketverkoop en voor de helft uit subsidies. Als libertair denk ik dan: waarom niet meteen de ticketprijs verdubbelen? Dan zijn er geen subsidies meer nodig. Het is echter niet zo eenvoudig. Mocht de ticketprijs verdubbeld worden, dan zou misschien maar de helft van het huidige publiek opdagen. Mensen die alleen komen uit plichtsbesef, of omdat ze niets anders te doen hebben, zouden afhaken. Dan zouden die vijftig procent échte liefhebbers – en ik laat in het midden of mijn vrouw en ik daartoe behoren – dan zouden die échte liefhebbers vier keer zoveel moeten betalen. En dan zou misschien de helft van die echte liefhebbers op hun beurt afhaken, zodat de overgebleven inconditionels acht keer de huidige prijs zouden moeten betalen. Dát wordt wat veel.
      Nu ik toch over Oostendse aangelegenheden bezig ben: hetzelfde geldt voor de renovatie van de Thermae Palace. Je kunt zoiets laten betalen door de Vlaamse Gemeenschap, maar het lijkt eerlijker om de Oostendenaren zelf daarvoor aan te spreken. Maar dan rijst de vraag: alle Oostendenaren? Moeten ook de bewoners van Zandvoorde, Stene en Konterdam mee betalen? Of alleen de bewoners die ergens in de buurt van de Renbaan wonen? Of misschien alleen de leden van het actiecomité tegen hoogbouw? 

Sont of mjoezik
     Een van de voorstellingen was de Sont of mjoeziek. Het concept is eenvoudig. Op een groot scherm worden delen van de originele musical The Sound of Music (1965) getoond, en vóór het scherm speelt een actrice, Maria Zandvliet, de rol van verschillende personages na, vooral die van Maria. Totdat ze in een tirade uitbarst waarin ze haar haat-liefde voor Maria uitschreewt. Het haatgedeelte heeft, geloof ik te maken, met ‘het onrealistische ideaalbeeld van de vrouw’ zoals Julie Andrews die gestalte gaf.
     Het is een voor de hand liggende kritiek op het brave Maria-personage. Julie Andrews heeft die kritiek zelf ook al eens in een rol verwerkt, in S.O.B, een film van Blake Edwards van 1981. Daarin besluit Sally Miles – een personage gespeeld door en gebaseerd op Julie Andrews zelf – dat ze niet langer tevreden is met haar brave imago, en besluit ze mee te spelen in een softcore pornografische musical. In de film staat S.O.B. voor Standard Operational Bullshit. Ik heb lang gedacht dat dat de enige betekenis was van die afkorting.
     Actrice Zandvliet vertelde tijdens de voorstelling dat ze The Sound of Music eigenlijk maar half kent, tot de scène waarin Andrews en Christopher Plummer kussen. Ik heb enkele jaren geleden de film opnieuw gezien, en alles wat na die scène komt is ronduit lelijk. Ik ben trouwens nooit gek geweest op die film. Ik hield meer van Julie Andrews in Mary Poppins (1964)*, The Americanization of Emily (1964) en Torn Curtain (1966). Ik wacht al lang op een gelegenheid om Thoroughly Modern Millie (1967) te zien. 

Valentina Toth
     Wat ons geweldig bevallen is, was de cabaretvoorstelling Wildbloei, waarin één actrice zeven ‘hysterische vrouwen’ speelt. Het begin is al onweerstaanbaar grappig. De actrice komt op en zegt: ‘Ik ben Valentina Toth en ik kan heel goed piano spelen.’ Je moet het vervolg zien, om te weten wat daar zo onweerstaanbaar grappig aan is. 

Experimenteel theater
    Toen ik nog les gaf vertelde ik elk jaar over het experimenteel theater van de jaren 70. Kenmerken waren: satire, politiek engagement, projecteren van tekst, schreeuwen en vechten op de scène, vernietigen van het decor, scanderen van slogans, roepen naar het publiek, naakte acteurs die op een fiets rijden of die zich in de zaal een weg banen door het publiek. Soms dacht ik dat ik het zelf allemaal verzonnen had, om mijn leerlingen te verbluffen. Maar nu heb ik dat allemaal echt gezien, in het stuk German Staatstheater.
     Er is wel een verschil met de vroege jaren zeventig. In die tijd werden de brave burgers verondersteld geschandaliseerd de zaal te verlaten. Vandaag is dat anders. De acteurs lopen in de zaal, tussen de rijen, hun piemel op ooghoogte van het publiek dat neerzit, en de enige reactie is gegiechel en gelach, terwijl het stuk nochtans niet aangekondigd was als een komedie.

Morele gevoeligheden en ergernis
      Een van mijn lezers reageert vaak op een wat hautaine toon op mijn stukjes, die hij dan meestal verkeerd interpreteert. Over die hautaine toon zeg ik niets, want het is mijn taak niet om lessen in beleefdheid te geven. En aan verkeerde interpretaties bezondigen we ons allemaal. Ikzelf heb gisteren twee commentaren over de Brusselmans-kwestie verkeerd geïnterpreteerd. De auteurs van die commentaren wezen mij heel beleefd terecht: ik had een nuance in hun tekst ontwaard die ze er niet in hadden willen leggen.
    Maar terug naar mijn hautaine lezer. Die had mijn stukje gelezen waarin ik het dragqueen tableau op de Olympische Spelen vermeldde. Hij dacht dat ik mij aan dat tableau geërgerd had en dat ik mij ‘gekwetst’ wist ‘in mijn gevoelens.’ Ik had mij echter helemaal niet geërgerd of gekwetst gevoeld. Alain Finkelkraut, die had zich gekwetst gevoeld in zijn gevoelens. Die was ook boos vanwege het optreden van Lady Gaga. Ik zag dat optreden ook niet graag, maar ik weet dat er veel mensen zijn die zoiets wel mooi vinden en ga mij niet als arbiter elegantiae opwerpen.
    In elk geval, mijn stukje was een repliek op Marijn Kruk die progressieven de raad gaf ‘conservatieve doemdenkers’ niet tegen te spreken. Nu zie ik dat zekere Hans Duquet, een lid van het provinciaal bestuur van CD&V Leuven, ook op Marijn Kruk heeft gereageerd. Duquet refereert aan het onderzoek van Jonathan Haidt die gemerkt had dat zelfverklaarde conservatieven, in tegenstelling tot zelfverklaarde progressieven, nogal veel belang hechten aan ‘morele basisgevoeligheden met een culturele dimensie’, met name gezag, heiligheid en loyaliteit aan de eigen groep. ‘Dat veel hogeropgeleiden een blinde vlek hebben voor die gevoeligheden,’ schrijft Duquet, ‘is de reden voor het succes van extreemrechts.’
     Nu denk ik dat het succes van extreemrechts, zoals alle succes, vele vaders heeft, maar de opmerking van Duquet zal wel minstens gedeeltelijk waar zijn. En dat veel hedendaagse hogeropgeleiden een blinde vlek hebben voor ‘morele basisgevoeligheiden met een culturele dimensie’ is geloof ik ook waar. Ik ben zelf hogeropgeleid en die gevoeligheden zijn bij mij inderdaad onderontwikkeld. Ik voel mij niet in mijn gevoelens gekwetst als men Zwarte Piet verbiedt, of als men op een openingsceremonie spot met het geloof van de christenen of van de maenaden. Als ik in de nieuwe Kulturkampf wel eens aan de kant van de conservatieven sta, is dat een beetje tegen mijn hogeropgeleidheid in. 

Onzichtbaar
     Ik zie vanuit het raam hoe op het strand mensen aan het pingpongen zijn, zo zonder tafel een balletje naar elkaar kaatsen. Vanuit de verte zien de mensen er klein uit. De batjes zien er nog kleiner uit. En nu verwacht je dat het balletje nog kleiner zal zijn. Maar zo is het niet: het balletje is onzichtbaar. Het lijkt of de mensen alleen doen alsof ze aan het pingpongen zijn.

* Ik zag onlangs de volgende memes voorbijflitsen: Did you hear Julie Andrews will no longer endorse cheap lipstick? It crumbles easily and makes her breath smell. She explained: ‘The super coler fragil lipstick gives me halitosis.’ En een andere: Mahatma Grandi was known for walking hundreds of miles barefoot. Over time, he developed incredibly thick calluses on his feet, stronger than the soles of many boots. He also ate lightly and fasted often, which left hem frail and gave him chronically bad breath. And do you know what this made hem? A super-calloused fragile mystic hexed by halitosis.


 

1 opmerking:

  1. Getriggerd door het pingpong-uitsmijtertje: ik speel al een goed decennium tafeltennis op clubniveau en zo hoor je dat als clubspeler te noemen, "tafeltennis". Want pingpong, dat is het recreatieniveau, en dat is een àndere sport. Dat vind ik doorgaans nogal hautain want de werkelijkheid is een continuum. Vele clubspelers die de juiste techniek hebben aangeleerd, worstelen nogal met de vrijbuiterij van pingpongers met balgevoel. Ik maak één uitzondering: buiten spelen, in weer en vooral wind, dat is echt een andere sport. Dan speel je tegen de elementen, niet tegen iemand anders.

    Anderzijds blijkt 9% van de bevraagde Britten serieus te menen dat ze zich Olympisch zouden kwalificeren voor tafeltennis, mochten ze morgen dag in dag uit beginnen trainen. Dat is Dunning-Krüger op zijn best. Na 12 jaar en al een flink deel van de 10 000 uren, ben ik niet eens op het niveau dat ik 1 punt haal tegen een Olympiër. Als ik morgen 8 uur per dag begin te trainen, zal ik misschien 1 punt per set halen tegen een Olympiêr. Zeer vermakelijk, die hybris van de "common man".

    Dieter

    BeantwoordenVerwijderen