Longreads: als het ietsje (of veel) langer mag zijn

zaterdag 21 september 2024

De 'saaie' leeslijst


   In De Morgen werd mijn aandacht getrokken door een stuk over de ‘leeslijst’ op school. Veel leerkrachten werken met zo’n lijst, en ik heb het ook gedaan tijdens het eerste jaar dat ik les gaf. Je deelt een blad uit met allemaal titels van boeken, en de leerlingen kunnen er daar vijf of zes van uitkiezen om te lezen.
     De kop boven het stuk vond ik wat ongelukkig: ‘Alternatieve leeslijst - Weg met die saaie leeslijsten: dit hadden we willen lezen op school.’ Waarom gaat men er zonder verder onderzoek van uit dat de bestaande leeslijsten saai zijn? Waarom wordt dat stoere tienerwoord saai opgevoerd? Moet een leeslijst misschien chill zijn?
      En waarom, want als ik wil kan ik tegendraads zijn, waarom zouden leerlingen geen saai boek mogen lezen? Is dat zo erg? Zouden ze op die manier een levenslange afkeer van lezen kunnen krijgen? Zo is het mij in elk geval niet vergaan. In mijn tijd stonden de boeken van Vandeloo en Ruyslinck prominent op de leeslijst, en dat heeft mij nochtans niet belet om in mijn verdere leven te blijven lezen. Vandeloo en Ruyslinck hebben er mede toe bijgedragen om mijn smaak te vormen, zij het als leermeesters van het slechte voorbeeld.
     Het stuk in De Morgen bestaat uit twintig korte interviews met cultureel geïnteresseerde mensen die ons vertellen welk boek zij op de lijst zouden plaatsen
Ik geef hieronder de auteursnamen, de titels van de boeken, en de namen van de geïnterviewden die de boeken onder de aandacht brachten.

Colson Whitehead         De jongens van Nickel   Bruno Vanobbergen
Tuly Salumu         Bintje           Martha Claeys
Aya Sabi                 Half leven                 Jaouad Alloul
Klein & Dabney              Cartoon Introduction to Statistics    Pedro De Bruyckere
Kristien Hemmerechts Taal zonder mij    Kristien Hemmerechts
Didier Eribon         Retour à Reims    Philippe Van Parijs
Margaret Atwood         The Handmaid’s Tale     Heleen Debruyne
Aristophanes         Lysistrata            Paul Verhaege
Fikry El Azouzzi Mogen de wijze jongens winnen, gij weet  Fikry El Azzouzi
Tom Naegels         Nieuw België             Dave Sinardet
Octavia Butler         Parable of the Sower                     Martha Balthazar
Ousmane Dia         Ze hebben mijn zoon vermoord           Nadia Nsayi
J.D. Salinger         The Catcher in the Rye     Tinneke Beeckman
Akwaeke Emezi  De dood van Vivek Oji     Tuly Salumu
Mariana Enriquez         Dingen die we verloren in het vuur    Ivo Victoria
Natasha Pulley  Stad 40                     Johan Braeckman
Patricia de Martelaere Verlangen naar ontroostbaarheid     Alicja Gescinska
Arundhati Roy  De god van kleine dingen     Valerie Trouet
Gerard Reve          De avonden             Michael De Cock
Willem Elsschot  Kaas             Jean Paul van Bendegem

      Allerlei dingen vallen mij op: er is een ludiek boek bij over statistiek (dat moet ik bestellen!), exotische namen zijn goed vertegenwoordigd (je denkt aan een moderne reclamespot), sommige auteurs hebben de heerlijke naïviteit om een werk van eigen hand aan te raden (Kristien Hemmerechts, Fikry El Azzouzi) en ten slotte: de klassiekers zijn gering in aantal. Bij de categorie klassiekers reken ik alleen De avonden, Kaas en Catcher in the Rye, boeken dus die al een poosje meelopen.
     En de Lysistrata dan, zul je zeggen, een Oud-Grieks blijspel van 411 voor Christus, is dat geen klassieker? Nou ja, het is een voorstel van Paul Verhaege, en die kan ik nooit helemaal ernstig nemen. Natuurlijk, de Lysistrata is belangrijk. Ik vertelde mijn leerlingen van het zesde jaar altijd de inhoud van het stuk, maar ik zou hen nooit het hele stuk hebben laten lezen. Euripides, akkoord, Sophokles, misschien, Aeschylus, desnoods, maar Aristophanes, nee, dat gaat niet. Tragiek van 24 eeuwen geleden kunnen we navoelen, met humor ligt dat anders.
      Als ik dieper in de interviewtjes duik, zie ik enkele oude controverses opduiken. Moet de leeslijst aansluiten bij de leefwereld van de jongeren of juist niet? Hoe moeilijk mogen of moeten de boeken zijn? Hoe kunnen we het leesplezier bevorderen? Moet de lijst zich beperken tot fictie, of moet er ook ruimte zijn voor non-fictie? En als er non-fictie opgenomen wordt, moet die dan in de eerste plaats aan ‘literaire’ vereisten voldoen? Het zijn vragen waar ik als leraar een pragmatisch en voorzichtig antwoord op heb proberen te zoeken.
     Veel van de boeken, veel van de auteurs, en veel van de geïnterviewden ken ik niet. Vergis ik mij als ik denk dat groen-links-progressief goed vertegenwoordigd is, te beginnen met de twee Martha’s - Balthazar en Claeys? Dat groen-links-progressieve wordt nog duidelijker als de geïnterviewden de thema’s van hun voorgestelde boek toelichten.  Het begint met het boek dat Bruno Vanobbergen aanraadt: een spannende thriller over ‘een zwarte jongen die op het terrein van een tuchtschool een geheime begraafplaats ontdekt met daarin de botten van zo’n honderd zwarte jongens.’
     En dat is nog maar het begin. De voorgestelde boeken gaan over ‘een Congolese vader die te lijden heeft onder racisme’, over ‘vrouwen uit andere culturen’, over ‘een bescheiden familie die voor extreem-rechts stemt’, over de ‘artificiële verschillen tussen mannen en vrouwen’, over ‘een emancipatiebeweging - een echte - waarbij het over de rechten van de groep gaat en niet over de individuele vrouw*’, over ‘diverse, authentieke en herkenbare stemmen’, over ‘denken buiten de kaders van de verstikkende realiteit’, over ‘onderwerpen die migratie en integratie bespreekbaar maken’, over ‘gender, binariteit en homoseksualiteit’, over ‘personages met een andere cultuur’. En dan is er nog iemand - Michael De Cock - die in het algemeen spreekt over de noodzaak om een ‘genderdiverse en multi-etnische leeslijst’ samen te stellen, en iemand anders - Dave Sinardet - die in herinnering brengt dat we met 
een generatie jongeren te maken hebben die meer dan ooit opgroeit in culturele diversiteit.’ Dat is, zonder dubbeltelling, 13 op 20 voor de groen-links-progressief geëngageerde accenten.
     Een aantal van de geïnterviewden heeft zich, geloof ik, heel erg laten leiden door hun eigen bevlogen interesses als rijpe volwassenen. Ik ben daar in principe een groot voorstander van. Je moet zelf eerst geïnteresseerd zijn in een boek, voor je het aan iemand anders aanraadt. Als een leraar iets zelf niet interessant vindt, moet hij er zijn leerlingen niet mee opzadelen. Ik betwijfel of onze leraren destijds wel zo bevlogen geïnteresseerd waren in Vandeloo en Ruyslinck. Misschien volgden ze alleen de mode van de dag.
     Maar aan de andere kant riskeer je door je door je eigen interesses te laten meeslepen de horizon van de gemiddelde 17-jarige te overschatten. Ik begrijp best dat professor Philippe Van Parijs ontroerd wordt bij het lezen van mijmeringen van een andere professor die met dezelfde vragen zit als hijzelf, en dat filosofe Alicja Gescinka vol is van de essays van filosofe Patricia De Martelaere. Ik moest zelf maar één essay lezen van De Martelaere om een levenslange bewonderaar te worden, en als ik niets anders te doen heb, wil ik graag eens de mijmeringen van een professor lezen die terugkeert naar Reims. Maar ik zou er mijn leerlingen niet mee hebben durven lastigvallen.
      Een slimmere benadering van de eigen interesses vond ik bij Michaël De Cock en Jean Paul van Bendegem die zich probeerden te herinneren wat henzelf indertijd van hun paard gebliksemd heeft, toen zij 17 waren, vooral als ze dan uitkomen bij een boek dat ze na al die jaren nog altijd graag lezen. Die methode lijkt mij waterdicht, zozeer zelf dat De Cock in zijn enthousiasme voor De avonden vergeet om een ‘genderdivers en multi-etnisch’ boek te kiezen.
      Over dat eigen enthousiasme nog dit. Jaoud Alloul begint zijn advies op de volgende manier : ‘Een boek dat echt iedere jongere zou moeten lezen …’ Zou moeten lezen ... Dat klinkt als een dubbele morele verplichting: iedereen moet dat boek lezen én iedereen moet het goed te vinden. Dat gaat niet. Je kunt als leraar een boek opleggen, je kunt er uitleg over geven, je kunt je eigen enthousiasme laten blijken, zonder te overdrijven, en je kunt er op het examen vragen over stellen. Maar wat je niet kunt is je leerlingen verplichten je enthousiasme te delen. En wat voor leerlingen geldt, geldt ook voor andere medemensen. Zelf denk ik af en toe: ‘Iedereen zou het boek Waarom cola duurder is dan melk van Bas Haring moeten lezen.’ Maar dan besef ik al snel weer hoe bekrompen zo’n gedachte is.
     Misschien is het beste als ik, voor ik verder ga, eerst klare wijn schenk: ik heb zelf, behalve tijdens het eerste jaar dat ik les gaf, nooit met een klassieke leeslijst gewerkt. Ik had wel een lijst, maar daaruit kon geen keuze gemaakt worden: álle titels moesten worden gelezen, waardoor er achteraf, en soms vooraf, in klas wat uitleg kon worden gegeven. Ik stelde dus die hele lijst verplicht, in het volle besef dat niet iedereen al die dingen graag zou lezen, en dat er zelfs leerlingen zijn die helemaal niets graag lezen.
      Het leek mij daarom onverantwoord om dikke romans - waar ik zelf een voorkeur voor heb - in mijn lijst op te nemen. Je wil het niemand aandoen om hem 500 bladzijden tegen zijn zin te laten lezen. Ik koos daarom uitsluitend voor novelles, korte verhalen, essays en uitzonderlijk voor hoofdstukken uit boeken die zelfstandig gelezen konden worden. Dit was mijn lijstje voor het zesde jaar*, althans wat fictie betreft:

Alexander Poesjkin Het adellijke boerenmeisje
Selma Lagerlöf Gösta Berling (vijf hoofdstukken)
Gustave Flaubert Een eenvoudige ziel
Hendrik Conscience Blinde Roza
Anton Bergmann Het werkmansboekje
Multatuli Droogstoppel, Saïdjah en Adinda
Louis Couperus Een zieltje, Ene Illusie
Cyriel Buysse Grueten Broos
Gerard Walschap Peutrus
Willem Elsschot Tsjip 
W.F. Hermans Dr. Klondyke
Gerard Reve         De laatste jaren van mijn grootvader, Brief uit Edinburgh
Louis-Paul Boon Uitleenbibliotheek
Hugo Claus Martha, Martha

        Ik heb die verhalen en novelles ook elk jaar zelf opnieuw gelezen, zonder dat ze mij verveelden. Daarnaast waren er korte fragmenten die in de klas besproken werden en die de klassieke Europese romankunst*** vertegenwoordigden. Van die auteurs moesten de leerlingen ook het portret kunnen herkennen.

Cervantes Don Quichot
Swift Gullivers reizen
Austen         Verstand en gevoel
Dickens         Oliver Twist
Thackeray Kermis der ijdelheden
Emily Brontë         Woeste hoogten
Stevenson Dr. Jekyll en Mr. Hyde
Hardy         Jude, de onlangrijke
Conrad         Hart van de duisternis
Lawrence Lady Chatterley’s minnaar
Joyce Ulysses
Laclos         Gevaarlijke liefde
Dumas         De drie musketiers
Hugo De armoedzaaiers
Flaubert         Mevrouw Bovary
Zola Germinal
Proust         Op zoek naar de verloren tijd
Cooper         De laatste der Mohikanen
Hawthorne  De rode letter
Melville         Moby Dick
Twain         De avonturen van Huckleberry Finn
Fitzgerald De grote Gatsby
Poesjkin         Jevgeni Onegin
Tolstoj         Oorlog en vrede
Dostojevski Misdaad en straf
Kafka Het proces

     Van geen enkele van die auteurs of boeken zou ik durven beweren dat ‘elke jongere ze moet gelezen hebben.’ Ik zou het als leraar niet erg gevonden hebben als in het lokaal naast mij mijn collega Fikry El Azzouzi zijn leerlingen teksten opgaf van Fikry El Azzouzi. Waar ik wel tegenop zou hebben gezien, dat is een vakvergadering met El Azzouzi, Bruno Vanobbergen, Tuly Salumu enzovoort om tot een gemeenschappelijke lijst te komen. Dat zou een resultaat opgeleverd hebben dat individualistisch ingestelde leraren met het cliché ‘eenheidsworst’ plegen te omschrijven.
     De suggesties van Vanobbergen et alii, hebben geloof ik een iets ouder leerlingenpubliek voor ogen. Bij jongere leerlingen stelt de kwestie zich nog anders. 15-jarigen zijn de adolescentenliteratuur wat ontgroeid, vooral die van de belerende soort, maar ze zijn nog niet helemaal toe aan moeilijke of erg subtiele literatuur. Zelf koos ik daarom voor het vierde jaar vooral voor korte verhalen uit de genreliteratuur: misdaad, sciencefiction, fantasy, horror, humor, reality. Wie mij in het vierde middelbaar als leraar had, moest verhalen lezen van Isaac Asimov, Fredric Brown, Henry Slesar, Edgar Allen Poe, Saki, Anthony Horowitz, A. Conan-Doyle, Agatha Christie, Dashiell Hammett, John Flanders, Godfried Bomans, Simon Carmiggelt, Kees van Kooten, Gerard Reve, Karel van het Reve, Louis-Paul Boon, Maarten Biesheuvel, Belcampo, Kees van Kooten, Willem Elsschot (een fragment), Hugo Matthyssen, Annie M. G. Schmidt, Herman Brusselmans, Herman Pieter de Boer, Tim Krabbé en Roger Van de Velde.
    ‘Je hoort vaak,’ zegt Ivo Victoria, ‘dat jongeren zichzelf moeten herkennen in literatuur om ze aan het lezen te krijgen. Dat is een groot misverstand: dat het om bekende situaties of milieus, of personages die op de lezer lijken, moet gaan. Dump die boeken. Lezen moet de wereld niet kleiner maar groter maken. Verleid onze overprikkelde jeugd met een kortverhaal.’ Ik ga daarmee akkoord, zeker als het om 15-jarigen gaat. Het is ongeveer wat ik probeerde te bereiken in het vierde jaar. In het zesde jaar ging het er bij mij meer om om kennis over te brengen: namen, titels, kenmerken, achtergronden, thema’s, stijl, verbanden. Ook daarmee kun je verleiden. En als de leerlingen iets van de opgegeven literatuur met plezier lazen, dan was dat mooi meegenomen.

* De rechten van de groep, en niet van de individuele vrouw ... Een prachtige formulering waar ik Paul Verhaege dankbaar voor ben, en die heel goed samenvat wat ik tegen een bepaald soort feminisme heb.

** Een aantal van die teksten zijn weggevallen toen ik meer ruimte begon te voorzien voor theater en essay.

*** Toegegeven: van die 26 boeken heb ik er zelf maar een kleine helft met onverdeeld plezier gelezen.

3 opmerkingen:

  1. Zo'n leraar zou iedere adolescent moeten hebben! ;-)

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Soms is iets saai OMDAT het op de leeslijst staat. Ik herinner me dat ik Het Reservaat met lange tanden verorberde, terwijl ik Het Huis der Onbekenden verslond. Volgens kenners allebei van hetzelfde stoffige allooi, maar het ene stond op mijn leeslijst, het andere nam ik spontaan ter hand.

    D.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Ik heb er soms spijt van dat ik nooit bij jou in de klas heb kunnen zitten, waarde generatiegenoot.

    BeantwoordenVerwijderen