Er is een verschil, schrijft historicus Koen Aerts, tussen collectieve herinneringen en historisch weten (DS 6/5).
Een collectief geheugen is allerminst hetzelfde als een collectief weten. Het eerste gaat over de herinneringen die we elkaar doorgeven en delen, de verhalen die we elkaar vertellen – niet zelden waar we ons confortabel bij voelen, ter verbinding en verdichting van onze identiteit. Het tweede is de vrucht van degelijke geschiedschrijving, gebaseerd op bronnen waaraan we die verhalen toetsen en zo nodig corrigeren.
De stelling van Aerts is onweerlegbaar. Maar ik maak toch een kleine kanttekening. Ook de historicus zelf is bij zijn bronnenonderzoek beïnvloed door een voorafgaand verhaal, en waarschijnlijk is dat zelfs een verhaal waar hij zich ‘comfortabel bij voelt.’
Aerts schrijft: ‘Het collectieve geheugen is selectief en onbetrouwbaar.’ Dat is waar. Maar de historicus beantwoordt zelf ook voor minstens de helft aan die beschrijving: hij is misschien betrouwbaar, maar hij is onvermijdelijk evengoed selectief. Hij gaat op systematische manier te werk, leest de oorspronkelijke bronnen, evalueert hun waarheidsgehalte, maar wat hij belángrijk moet vinden, dat valt niet uit de bronnen zelf af te leiden.
Aerts geeft het treffende voorbeeld van de Dossinkazerne. Toen men in 1947 de oorlogsgebeurtenissen in Mechelen beschreef in een 40 bladzijden tellend rapport, waren de Jodendeportaties vanuit de Dossin-kazerne slechts een variapunt, wellicht vanuit de overweging dat men de geschiedenis van de Mechelaars schreef, en niet die van de Joden*.
En dan is er nog het verhaal dat aan het einde van het historisch bronnenonderzoek op schrift moet worden gesteld. Dat verhaal bevat, als het boeiend wil blijven, naast correcte feiten, ook stellingen, oordelen en veralgemeningen, met alle subjectiviteit die daarbij hoort. Aerts spreekt zelfs van een ‘geweten’. Ook daarin gelijkt geschiedschrijving op het collectieve geheugen.
*
In het West-Europa hebben we een collectieve herinnering aan 80 jaar vrede. Dat is een onomkoombaar beeld dat rechtstreeks uit onze ervaring komt. Frankrijk, Engeland en Duitsland hebben elkaar met rust gelaten, en zelfs met het Oostblok kwam het niet tot een treffen. Daardoor kunnen wij ons een oorlog op ons grondgebied niet meer voorstellen.
Dat was helemaal anders tijdens het interbellum – lees Tsjip van Elsschot. Het was ook anders in de jaren 50, toen er nog gehamsterd werd bij internationale crisissen, en militairen hun overplaatsing naar Congo vroegen uit schrik dat ze anders tegen de Russen zouden moeten vechten in Europa. Maar Aerts oordeelt dat de collectieve herinnering aan 80 jaar vrede rust op een ‘selectief referentiebeeld’: de wereld wordt bekeken door een ‘eurocentrische koker’. Het volledige plaatje zag er anders uit.
De Verenigde Staten brachten wereldwijd op gewelddadige wijze verkozen regeringen ten val en West-Europa bestreed met bloed de onafhankelijkheid van haar kolonies.
Maar is dat nu een evenwichtige verhaal over de jaren 50 tot 90? De dekolonisatie is in sommige landen vreedzaam verlopen terwijl ze in andere landen geleid gepaard ging met bloedbaden. Waarom slechts het tweede selecteren? De VS zijn in de hele wereld actief geweest op diplomatiek, economisch, humanitair en militair gebied. Waarom slechts die staatsgrepen vermelden? Is dat op zijn beurt geen ‘selectief referentiebeeld’?
Daarmee heb ik geen kwaad woord willen zeggen over de historici in het algemeen of over Koen Aerts in het bijzonder. Natuurlijk bestaan er in de collectieve perceptie foutieve voorstellingen en blinde vlekken. Het is dus goed dat er historici zijn die nauwgezet uitpluizen welke rol de VS precies hebben gespeeld in de staatsgrepen in Iran, Guatemala en Chili.
Veel Europeanen hadden in de jaren zestig een opvatting van Amerika als een welwillende supermacht. Nu is dat beeld veranderd. Dat komt gedeeltelijk door historisch onderzoek dat dan door de populaire media werd overgenomen. Maar het is onvermijdelijk dat weer nieuwe eenzijdigheden in die perceptie sluipen. Je moet maar hopen dat er voldoende historici zijn die degelijke bronnen gebruiken om ook het nieuwe dominante beeld in vraag te stellen – zonder uiteraard aan fanatiek revisionisme te doen.
*
Geschiedenis, schreef Pieter Geyl, is een discussie zonder einde, een eeuwige confrontatie tussen historici. Maar het is ook een eeuwige confrontatie tussen historisch onderzoek en populaire denkbeelden. Het is zelfs mogelijk mogelijk dat een of ander populair denkbeeld al bij al een deel waarheid bevat dat ontbreekt in de eindconclusie van een een of andere nauwgezette maar modieuze geschiedschrijving.
Neem nu Congo. Er was zeker veel fout in het beeld dat de Belgische bevolking daarover had in de jaren 50 tot 70 . Maar een deel van de huidige antikoloniale geschiedschrijving, en wat daarvan doordringt in de media, mist wellicht ook een en ander van wat een vorige generatie wel juist had. Iedereen had toen wel een oom, tante, broer of schoonzus die in Congo verbleef, en niet alles wat die vertelden was onzin.
*
Een van de populaire denkbeelden waar ik mee opgegroeid ben, is dat de ‘Amerikanen en de Engelsen ons bevrijd hebben.’ Dat is wat mijn ouders en grootouders mij vertelden. Dat is wat zij gezien hadden. Dat is wat ik in de oorlogsfilms zag. Er hoorde zelfs een verborgen boodschap bij dat we daarvoor dankbaar moesten zijn. Maar nu schrijft Aerts:
Bevrijders en bevrijden herdachten jaar na jaar vrolijk de vrijheid ... Dat het Westen daarbij negeerde dat de nederlaag van nazi-Duitsland zonder de Sovjet-Unie onhaalbaar was geweest, is maar één voorbeeld van hoe gedeelde herinneringen zich (ver)vormen binnen groepen, samenlevingen en staten.
Ik weet niet goed wat Aerts precies met dat ‘negeren’ bedoelt. Iedereen herinnerde zich heel goed dat de Russen bij Stalingrad gevochten en gewonnen hadden. Een straat in Brussel werd naar die slag benoemd. Die slag verdween niet uit de geschiedenisboeken. De leraar vertelde erover. Men maakte er geen Hollywood-films over, maar men was het niet vergeten.
Wel gebeurde er iets anders. Enkele jaren na de oorlog was men die communisten vieze jongens gaan vinden om wat ze ‘in Tsjecho-Slowakije en Polen hadden gedaan’. Zo hoorde ik het als kind verwoorden door een oud-verzetsstrijder. Men vond het daarom moeilijk om de Russen als bevrijders te beschouwen, noch van Oost-, noch van West-Europa. Ik vind dat eigenlijk nog altijd een terecht oordeel. In de collectieve herinnering waren de Amerikanen bevrijders, en de Russen niet. Werd daarmee iets ‘genegeerd’?
Ik ben geneigd om twee keer nee te antwoorden, maar ik wil de kwestie graag overlaten aan tot speculatie geneigde historici die nauwkeurig de archieven onderzoeken. Zoals dat soort historici van mij ook mag onderzoeken of de Amerikanen wel in Normandië zouden zijn geland als ze niet eerst door Japan waren aangevallen. Ik heb niets tegen wat speculatie.
* Koen Aerts verwijt de auteur van het rapport zijn onverschilligheid tegenover het Joodse leed.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten