Longreads: als het ietsje (of veel) langer mag zijn

maandag 31 augustus 2015

Laster


    De douairière koningin van België was amper overleden of de lasterpraatjes begonnen al. Op het vtm-nieuws of het vrt-journaal, één van de twee, hoorde ik dat de ‘Wonderlijke sprookjes van koningin Fabiola’ een “matig succes” kenden. Zouden er veel Belgische zeven-, acht- of negenjarige kinderen geweest zijn die dat boek in 1961 of 1962 niet als sinterklaasgeschenk gekregen hebben? Ik kreeg het in elk geval wel. Het stond op een kast in de slaapkamer en het was het eerste wat ik zag toen ik wakker werd.  Op zondag, toen ik niet meteen uit bed moest, lag ik er soms uren naar te kijken.
   Baron Buysse beweert dat Fabiola sprak met een “schabouwelijk Spaans accent”. Maar de Spaanse Wikipedia verklaart ondubbelzinnig dat de koningin naast Spaans ook Frans, Nederlands, Engels, Duits en Italiaans sprak “con fluidez”, vloeiend dus. Dat van die talen staat trouwens ook op de website www.monarchie.be/royal-family/queen-fabiola.
 
Oorspronkelijk geplaatst op 6 december 2014

zondag 30 augustus 2015

Pauline Kael en de Nixon-stemmers


    In deze dagen van sociale strijd krijg ik strijdbare taal in mijn mailbox. Een collega wil de “desinformatie tegengaan” en “kracht brengen door kennis”. Het doet me denken aan een oude socialistische brochure: Van Wetenskracht naar Strijdersmacht. Een vriendin schrijft: “Wie van jullie heeft gestemd op een partij die een indexsprong zou toelaten? Volgens mij niemand.”
    Dat doet me dan weer denken aan de Amerikaanse filmcritica Pauline Kael (1919-2001). Die verwonderde zich erover dat iemand als Nixon het tot president had gebracht. Ze kende niemand die voor Nixon had gestemd, zei ze. Ik heb dat verhaal al vaak gelezen en doorverteld. Maar nu viel me te binnen: zou Kael echt zo naïef geweest zijn? Zo zag ze er niet uit. Op Wikipedia vinden we, zoals altijd, de ware toedracht. Kael kende inderdaad maar één Nixon-stemmer persoonlijk, maar ze wist wel dat ze bestonden. “Soms, als ik in een filmzaal ben, zei ze, kan ik ze voelen.”
    Dat is een nijdige zin, erg onverdraagzaam, maar ook een mooie zin. Om zo te schrijven, moet je veel afleren van wat je op school geleerd hebt. Die Amerikanen die op school essay na essay en paper na paper schrijven, hebben van Kael moeten leren hoe je een filmkritiek schrijft.


Oorspronkelijk geplaatst op 3 december 2014

vrijdag 28 augustus 2015

My Dear Nicky

Georgie links, denk ik, Nicky rechts.
    Op 30 juli 1914 had Nicolaas II van  Rusland de mobilisatie tegen Duitsland afgekondigd. De Engelse eerste minister en de minister van Buitenlandse Zaken vernamen het nieuws na middernacht en haastten zich in een taxi naar het koninklijk paleis. Koning George V werd uit zijn slaap gewekt en verscheen in pyjama voor zijn ministers. Er werd een telegram opgesteld met de dringende vraag om de mobilisatie te stoppen en de escalatie af te remmen; een gunstig antwoord op dat telegram kon de loop van de geschiedenis veranderen.
   De koning las het telegram en had twee opmerkingen. De aanhef moest luiden ‘My dear Nicky’ en het slot moest zijn ‘Georgie’.


Oorspronkelijk geplaatst op 29 november 2014
 

 

donderdag 27 augustus 2015

Enthousiasme in Semipalatinsk


    Waar was die Eerste Wereldoorlog nu eigenlijk voor nodig? Was er iemand die het wist? Je krijgt de indruk dat die monarchen, ministers, diplomaten en generaals in 1914 er geen idee van hadden waar ze mee bezig waren. Ze dachten dat ze poker speelden in een gentlemen’s club en in werkelijkheid waren ze met lucifers aan de gang in de kruitkamer. En als zij het al niet wisten …
    Toen het nieuws van de oorlog een kazerne in Semipalatinsk bereikte, braken grote vreugdetaferelen uit onder de Russische soldaten. Eindelijk oorlog! Ze zouden die Chinezen eens een lesje leren! Wat later werd vernomen dat de oorlog eigenlijk tegen Engeland was. Nog beter! Weer een paar dagen later scheen het tegen de Duitsers te zijn. Ook goed hoor! Ze waren niet kieskeurig, daar in Semipalatinsk.
    Je kunt het allemaal nalezen in ‘The Sleepwalkers’ van Christopher Clark (2012,  697 blz.).


Oorspronkelijk geplaatst op 28 november 2014


 

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

dinsdag 25 augustus 2015

Den Piketty


    Van Thomas Piketty’s “Kapitaal in de 21ste eeuw” zijn al honderdduizenden exemplaren verkocht, waardoor de auteur nu tot de 10 % rijksten behoort waar hij graag over schrijft. Zekere Victor Broers heeft het boek “samengevat in Nederlands perspectief.” Wat blijkt? Ook in Nederland bestaat, net als in de VS en in Botswana, een groep van 10 % rijksten. Het tegenovergestelde had me verbaasd. Die 10 % verdient in Nederland 30 % van alle inkomen, bezit 55 % van alle vermogens en betaalt 70 % van alle belastingen. *
    Het boekje van Broers (175 blz.) is een beetje slordig geschreven. Ergens staat dat Piketty zijn “wetenschappelijke pet afzet” en die “plaats laat maken voor een politieke bril”. Als je je pet vervangt door een bril, is een kou zo gevat. Broers heeft het de hele tijd over Piketty’s ‘Capital’ – op zijn Engels, terwijl het een Frans boek is. Ook brengt hij een paar keer de beroemde schrijver De Balzac ter sprake. De Balzac? Moet dat niet zijn: den Balzac?** Ik ben gisteren nog met den Balzac op café geweest. Den Beaumarchais was er ook. Alleen den Tocqueville was er weer niet, zoals gewoonlijk.
   Hierboven: Piketty (Thomas); hieronder: andere grote Fransen: Beaumarchais (Pierre-Augustin-Caron de), Tocqueville (Alexis de), Laclos (Choderlos de), Balzac (Honoré de), Maupassant (Guy de). 






 Oorspronkelijk geplaatst op 26 november 2014

* Volgens een OESO-rapport van 2018 bezit in België die 10 % rijksten ongeveer 42 % van het totale privévermogen; in Nederland is dat 68 %. Het Belgische cijfer is te verklaren door het hoge percentage van privéwoningbezit. In Nederland is veel vermogen opgeslagen in institutionele pensioenfondsen die buiten de berekening van het privévermogen vallen.

** Op Facebook zijn heel wat reacties gekomen over de uitspraak van het lidwoord voor mannelijke eigennamen. Sommige lezers vonden dat je wel den Balzac kon zeggen maar niet den Laclos. Naar mijn Zuid-West-Vlaams taalgevoel wordt dat lidwoord ruwweg op drie verschillende manieren uitgesproken: den Aragon, dem Balzac en de(n) Laclos. In het laatste geval wordt de niet uitgesproken maar wordt de doffe e die genasaliseerd, zoals in het Franse un, maar dan minder geprononceerd.


maandag 24 augustus 2015

De Emser Dépêche

Met hoge hoed: Wilhelm
Met modieuze strooien hoed: Benedetti
   Een collega van mij haar man – zo mogen mijn leerlingen niet schrijven – een collega van mij haar man dus, is een bolleboos in geschiedenis. Elke keer als ik hem zie vraag ik hem om mij de Emser Depêche opnieuw uit te leggen. Ik kan maar niet onthouden hoe dat telegram, verzonden vanuit Ems, de vonk was voor de Frans-Pruisische oorlog (1870).
   Ik heb het zopas weer opgezocht. De Pruisische koning Wilhelm I verbleef in Ems voor een gezondheidskuur. Op 13 juli werd hij tijdens zijn ochtendwandeling lastiggevallen door de Franse ambassadeur. Of Zijne Majesteit kon verzekeren dat Pruissen zich nooit ofte nimmer zou inlaten met … Spanje? Dat was de koning helemaal niet van plan – Spanje, stel je voor – maar hij was van het principe dat je in de politiek nooit ‘nooit’ mag zeggen. De Franse ambassadeur werd wandelen gestuurd. Er werd van het gesprek een slordig verslagje opgemaakt en dat verslagje werd per telegram verstuurd naar Minister-President Otto von Bismarck. Dat was de Emser Depêche.
   Bismarck, dat is bekend, was een uitstekend stilist. Hij herschreef het slordige verslag in glashelder Duits, zonder iets aan de inhoud te veranderen, maar wel zó dat iedereen nu kon begrijpen wat erin stond, en gaf het door aan de pers. Gevolg: de Pruisen waren razend omdat hun koning was lastiggevallen en de Fransen waren woest omdat hun ambassadeur was wandelen gestuurd. Een oorlog was onvermijdelijk en dat was waar Bismarck op gerekend had. Was Bismarck een minder goede stilist geweest, dan was die oorlog er misschien nooit gekomen. Ik hoop dat ik dát tenminste kan onthouden.
  

Oorspronkelijk geplaatst op 21 november 2014
 

zondag 23 augustus 2015

Hogere sferen

   De verfilming van The Cain Mutiny (1954) is een ‘minor classic’ over de Amerikaanse zeeoorlog tegen de Jappen. Humphrey Bogart is de neurotische kapitein van een destroyer, een klein oorlogsschip. Hij speelt voortdurend met een stel knikkers in zijn hand, maakt zich druk over het uniform van de soldaten, laat het schip rondjes draaien en maakt zijn officieren wakker midden in de nacht om op zoek te gaan naar een paar gestolen aardbeien. Wat zal dat worden als er een gevaarlijke situatie opduikt?
   Drie officieren willen de admiraal waarschuwen. Ze gaan aan boord van het vliegdekschip waar die admiraal kwartier houdt. En dan doet de regisseur iets slims. Je ziet een mooi totaalbeeld van dat enorme vliegdekschip. Vergeleken hiermee is de destroyer een speelgoedbootje. Ik begreep: iemand die aan het hoofd staat van zo’n reuzenschip heeft wel wat anders aan het hoofd dan knikkers en aardbeien en gekke kapiteins van speelgoedbootjes. En net op het moment dat ik dat begreep, begrepen de officieren het ook. Ze zouden maar niets zeggen tegen de admiraal. Zo’n admiraal leeft in hogere sferen.

Oorspronkelijk geplaatst op 19 november 2014
 
 
 


zaterdag 22 augustus 2015

Algonquin


   Er bestaat een foto van mij genomen in de lobby van het Algonquin. Ik zit te bladeren in een boek uit de hotelbibliotheek, de ‘Tao Te Ching’ als ik mij goed herinner. In die lobby vonden dus, tot schrik van de andere hotelgasten,  de legendarische ruzies plaats tussen de Amerikaanse toneelschrijver Tennessee Williams (1911-1983) en zijn louche minnaar Pancho Rodriguez.
   Zoals die keer dat Pancho zijn vriend toeriep dat hij maar eens op zijn kamer moest gaan kijken. Williams deed dat. De typmachine was stukgeslagen, kasten waren omgegooid, ‘alle boeken lagen op de grond verspreid, bladzijden eruit gescheurd, alle glas- en porceleinwerk lag aan scherven. Alleen het manuscript waaraan Williams aan het werken was, had Pancho niet aangeraakt. Zo slim was hij wel.
  

Oorspronkelijk geplaatst op 17 november 2014

zondag 9 augustus 2015

Bach en religie

   Wat is dat toch met Bach en religie? Veel mensen leggen dat verband spontaan. Dat Bach het zelf vaak over ‘Mein Jesu’ had, heeft er volgens mij niet zoveel mee te maken.
   De Nederlandse dichter Dèr Mouw bijvoorbeeld kwam in religieuze extase door ‘Zon, Bach, Kant’ en de vereelte handen van de meid. Nu was Dèr Mouw nogal religieus aangelegd, dat verklaart veel, maar je ziet het ook bij atheïsten. Zelfs Karel van het Reve, die zich niet gemakkelijk in de hoek liet drijven, voelde zich enigszins in de hoek gedreven. Het was zeer wel mogelijk, zei hij, ontroering te voelen bij bepaalde passages van Bach, en nochtans niet godsdienstig te zijn. Het klinkt bijna als een verontschuldiging. De bevlogen atheïst Stephen Fry – bekijk het filmpje op Fullist, maar dan moet je wel ‘Steven’ spellen – zei ooit dat Bach hem er bijna van overtuigde om christen te zijn.
   Je voelt waar Fry naartoe wil: de schepping stelt niet veel voor, er is veel nodeloos lijden, maar de schoonheid van Bach is dan toch iets om tevreden over te zijn. Cioran formuleerde het zo: ‘Zonder Bach was God een tweederangsfiguur.’ Die fraai geformuleerde gedachte vinden we ook in de sciencefictionfilm ‘The Day the Earth Stood Still’ met Keanu Reeves. De film is nogal gewoontjes. Keanu Reeves vertegenwoordigt een buitenaardse beschaving die tot het besluit gekomen is dat de aarde en de mensheid inderdaad niet veel voorstellen en dus maar best vernietigd kunnen worden. Gelukkig is er Dr. Benson, een even geleerde als aantrekkelijke vrouw. Ze laat Keanu Reeves een stukje horen uit de Goldbergvariaties. De wereld is gered.
 
Oorspronkelijk geplaatst op 2 februari 2015

Nieuwjaar 1772

Marie-Antoinette
   Op nieuwjaar 1772 werd in Versailles, zoals elk jaar, een bal gegeven. Het bal verliep niet vlekkeloos. Marie-Antoinette, de vrouw van de toekomstige Lodewijk XVI, konigde met luide stem dat er wel ‘erg veel mensen’ aanwezig waren dat jaar. Iedereen wist wie ze bedoelde: Madame du Barry, de officiële minnares van schoonpapa Lodewijk XV. Vrouwen kunnen gemeen zijn.
   De koning wou zijn minnares troosten. Hij liet voor Madame du Barry een halssnoer maken dat het mooiste en het duurste ter wereld moest worden. De beste juweliers van Parijs verzamelden jarenlang de kostbaarste diamanten. Maar helaas overleed de koning net toen het sieraad  af was. Wat nu? De nieuwe koning Lodewijk XVI stelde voor om het halssnoer te kopen voor zijn vrouw, maar dat ging niet door. Men kon voor dat geld beter een flink oorlogsschip kopen, vond Marie-Antoinette.
Madame du Barry
   Nu verschijnt een derde dame op het toneel: Madame de la Motte. Zij nam contact op met de juweliers, zogezegd in naam van Marie-Antoinette, om in het geheim het halssnoer toch te kopen. Maar het juweel wordt naar Engeland gesmokkeld door meneer de la Motte – en als de koningin de factuur gepresenteerd krijgt, valt ze uit de lucht. Er volgt een proces. De bedrieglijke Madame de la Motte wordt veroordeeld tot zweepslagen en brandmerking. Maar Parijs is niet overtuigd. Velen geloven dat de koningin zelf het halssnoer besteld heeft, maar achteraf weigerde om de beklagenswaardige juweliers te betalen. Dat alles gebeurt in 1785 en veel geleerden beschouwen de halssnoeraffaire als één van de aanleidingen van de Franse revolutie.
   Met de twee rivalen van het nieuwjaarsbal loopt het slecht af. Madame du Barry wordt eind 1793 onthoofd. Haar laatste woorden zijn een verzoek om uitstel: ‘Alstublieft, meneer de beul, nog één ogenblik!’ Een jaar later is Marie-Antoinette aan de beurt. Als zij voor de guillotine wordt gebracht, stapt ze per ongeluk op de voet van de beul. Haar laatste woorden zijn: ‘Excuseer, meneer, het was niet met opzet.’
 
 Oorspronkelijk geplaatst op 1 januari 2015