Toch moeten op die radio mooie programma’s te beluisteren zijn. Ik hoorde ooit in de auto, op een zaterdagvoormiddag, een stukje interview met Frieda Van Wijck die haar leven vertelde aan de hand van plaatjes. Tracktocht heette dat programma. Frieda vertelde hoe ze in de jaren zestig opgroeide als braaf Limburgs meisje, braver nog dan de andere Limburgse meisjes, want op zondagnamiddag gingen die uit, terwijl Frieda eenzaam op haar kamertje achterbleef en plaatjes draaide van Judy Collins. (hier) O die zondagnamiddagen in de zestiger jaren! En wat was ik daar graag bij geweest, op dat kamertje, om Frieda te troosten …
Ook zo’n mooi programma moet dat van Friedl’ Lesage zijn, waarin ze op zondagvoormiddag belangrijke mensen interviewt, onderbroken door live gezongen nummers. Vorige week had ze Bart De Wever te gast en die heeft toen even geschreid toen hij over de dood van zijn vader vertelde. Daar is veel commentaar op gekomen.
Dat schreien van De Wever vind ik eigenlijk niet zo verwonderlijk. Ik hoorde hem ooit op de autoradio tijdens de moeilijke regeringsformatie van 2010-2011. De moeder van bemiddelaar Johan Van de Lanotte was net overleden en De Wever zei daar iets over. Hij leek er zelf door aangeslagen. Bovendien wist ik al langer dat partijvoorzitters, net als schooldirecteurs, vakbondsleiders, fabriekseigenaars en bestuurders van banken, ook mensen zijn die houden van hun vaders en moeders, hun zonen en dochters, hun echtgenoten en echtgenotes, hun minnaars en minnaressen. Mijn wereldbeeld is door het schreien van De Wever dus niet ingrijpend veranderd. Het heeft mij niet aan het denken gezet.
Maar nu ik toch de regeringsformatie van 2010-2011 ter sprake heb gebracht – er was toen een voorvalletje dat mij wel aan het denken heeft gezet. In die tijd kenden Bart De Wever en Elio di Rupo elkaar slecht. Als je dan als leiders van de twee grootste partijen moet onderhandelen is dat moeilijk. De twee gingen daarom een weekend met elkaar doorbrengen als kennismaking. Op zeker ogenblik vroeg Di Rupo toen wat dat nationalisme precies was waar Bart zo hoog mee opliep. Bart gaf hem als antwoord een dvd van de film Michael Collins.
Met die film legde De Wever een stukje van zijn ziel bloot, want hij moet zichzelf een beetje als een hedendaagse Michael Collins gezien hebben. De Ierse nationalist Collins had in 1920 een nieuwe strategie ontwikkeld om de Britten te bestrijden. In plaats van hen in open straatgevechten te bekampen, wat altijd slecht afliep voor de Ieren, besloot hij vanuit het verborgene toe te slaan en agenten te laten vermoorden op onbewaakte ogenblikken. Dat was niet erg fraai, maar het werkte wel. De Britse regering wilde plots toch onderhandelen. Op die onderhandelingen liet Collins zich dan van een andere kant zien, en toonde hij zich bereid tot compromis. Als hij het grootste deel van Ierland kon krijgen, dan was hij bereid om wat minder aan te dringen op de nationalistische symbolen. Dat het bevrijde land ‘Ierse Vrijstaat’ zou heten in plaats van ‘Ierse Republiek’, was betreurenswaardig, maar ‘what’s in a name’. Dat de protestantse gebieden bij Engeland konden blijven als ze dat wilden – misschien zou dat maar tijdelijk zijn. Collins begreep dat hij niet alles in één keer kon hebben. Di Rupo kreeg met de film dus de boodschap mee dat zijn gesprekspartner, net als Michael Collins, bereid was om tot een vergelijk te komen. Eerst radicale acties voeren tegen de ‘verstrikking van Vlaanderen’ en dan een gesprek onder grote mensen om de zaken te regelen.
De volgende dag had Di Rupo de film gezien. ‘Dis Bart,’ zei hij met een charmant glimlachje, ‘ces nationalistes … ils tuent quand même pas mal de gens, hein.’ (hier) ‘Het was hilarisch,’ zei De Wever achteraf. ‘Een heel mooi moment.’ Maar toen ik over dat grapje las in de krant, dacht ik meteen dat niet De Wever maar di Rupo de volgende eerste minister van België zou worden. Di Rupo was nog een maatje te groot voor Bart. En Bart was dat in die tijd op zijn manier ook.