Longreads: als het ietsje (of veel) langer mag zijn

zondag 17 september 2017

# Opkuisen

     In Keerbergen, waar ik woon, zie je ze niet vaak, maar in de Brusselse Noordwijk schijnt er een probleem te zijn met transitmigranten. In het Maximiliaanpark, lees ik, verblijven er tussen de vijfhonderd en zeshonderd van die mensen. Ze hebben geen verblijfsvergunning, sterker nog, ze willen geen verblijfsvergunning – ze willen alleen doorreizen naar Groot-Brittannië waar ze, helaas voor hen, niet welkom zijn.
     Zo’n situatie is niet gezond. Die vluchtelingen kunnen nergens terecht. Ze zoeken elkaar op, er komen er meer en meer, en voor je het weet krijg je zoals in Calais onhoudbare toestanden. En onhoudbare toestanden, dat weet iedereen, kunnen heel lang aanhouden. Dat kan dan weer leiden tot ‘overlevingscrimininaliteit’ waarbij de verschoppelingen der aarde brave burgers overvallen om een brood te stelen, zoals in een 19de-eeuws melodrama.  Dat is niet leuk als het om jouw brood gaat, dat je net bij de Turkse bakker om de hoek hebt gekocht. Je hebt genoeg geld om een tweede brood te kopen, maar daar gaat het niet om. De overval geeft je een gevoel van onveiligheid – hetzelfde gevoel van onveiligheid waar de transitmigranten ook onder lijden en dat volgens dr. Stephanie De Maesschalck leidt tot een verstoorde lichamelijke ontwikkeling, een versneld genetisch verouderingsproces, diabetes, angstaanvallen, depressies en slaapstoornissen. En dat is niet alles. In de buurt van zo’n transmigrantenpark kunnen hardvochtige kapitalisten opduiken – alweer zoals in een 19de-eeuws melodrama – aasgieren op zoek naar rechteloze vluchtelingen die ze dan aan een heel laag loon tewerkstellen terwijl ze tegelijk geen cent aan sociale bijdragen betalen.
     Hier moet worden opgetreden, zullen velen onder mijn lezers denken, menselijk, binnen de wet, maar kordaat. En dat betekent onder andere dat af en toe een groepje transitmigranten in het Maximiliaanpark moet worden gearresteerd. Theo Francken heeft in een tweet verslag gedaan van zo’n arrestatie en daar de hashtag ‘opkuisen’ aan toegevoegd. Na protest van alle kanten heeft hij de hashtag nader verklaard: ‘Ik kuis geen mensen op. Ik kuis problemen op.’ En voor de zekerheid heeft hij de hashtag verwijderd. Maar dat soort excuses overtuigt niet en de negatieve reacties bleven komen.
     Bij die negatieve reacties kan ik mij het beste vinden in die van Mark Van de Voorde, oud-hoofdredacteur van Kerk en Leven en gewezen speechschrijver van Yves Leterme en Herman Van Rompuy.  Van de Voorde geeft in ronde woorden toe dat er inderdaad een probleem is. Hij schrijft dat er ‘iets moet worden gedaan opdat de overlast aan het Brusselse Noordstation eindigt.’ En hij onderkent de complicatie van migranten die hier verblijven maar die hier geen asiel willen aanvragen. Je zou kunnen zeggen dat de opvattingen van Van de Voorde,  van Francken en van mij tot daar overeenkomen. Maar er zijn ook verschillen. Van de Voorde vindt het woord ‘opkuisen’ ongepast hard taalgebruik en dat vind ik ook, maar Francken blijkbaar niet. Verder meent de oud-hoofdredacteur dat met het woord ‘opkuisen’ de transitmigranten worden gelijkgesteld aan ‘zwerfvuil’. Dat vind ik dan weer een overhaaste conclusie.
     Of Francken transmigranten echt voor zwerfvuil aanziet,  kunnen Van de Voorde en ik niet weten. Slechts de Allerhoogste heeft het vermogen om hart en nieren te schouwen. Wat we wel weten is dat het stoere taalgebruik van Francken behoort tot een bepaald soort politiek spel dat door velen wordt gespeeld. Enige tijd geleden sprak Caroline Gennez over leerlingen uit het beroepsonderwijs als over ‘jongens met vuile handen’. Zelfs onze zachtaardige minister van Onderwijs vergeleek nog niet zo lang geleden slecht presterende leraren met ‘rotte appels’. ’t Is het soort kranige taal dat in een krantenkop terechtkomt, of, als soundbite, in het Het Journaal of in Het Nieuws.*
     Wat evengoed tot het politieke spel behoort, is de verontwaardigde reactie van politieke tegenspelers die de uitspraak zo ongunstig mogelijk interpreteren**. Als Francken twittert over ‘opkuisen’, twitteren oppositiepartijen en coalitiepartners over ‘de menselijke waardigheid’. Een linkse brildrager staat op en haalt de Lingua Tertii Imperii van Victor Klemperer uit de kast. En je ziet zoiets ook aan de andere kant van het politieke areaal. Toen Gennez haar uitspraak deed over de vuile handen verweet Koen Daniels haar dat ze een minachtende houding aannam tegenover een deel van de leerlingenpopulatie: ‘U blijft technische richtingen hier “de leerlingen met de zwarte handen” noemen. Hoe durft u?’ Daniels, die ik anders graag mag lijden, wist donders goed dat Gennez haar uitspraak niet minachtend had bedoeld. Maar de kans was te mooi om te laten liggen. Vooral omdat Gennez zich in haar tussenkomst zelf ook aan ergerlijke demagogie had bezondigd.
     Voor mij is dat allemaal niet nieuw. In 1973 was aan de middelbare scholen beroering ontstaan rond een plan om de legerdienst te vervroegen. Om de gemoederen van de Menense scholieren te bedaren kwam een heuse kolonel in de feestzaal van ons college uitleg geven over het plan. Op een bepaald ogenblik zei hij iets over paarden. Een medeleerling sprong verontwaardigd op en riep: ‘Hoe durft u ons met paarden vergelijken? Wij zijn geen paarden.’ Groot applaus was zijn deel.


* Dat die krachtige taal van ‘opkuisen’ en ‘vuile handen’ en ‘rotte appels’ – wat ook de bedoeling er van zij – ondertussen bij de bevolking een kwalijk beeld bewerkstelligt van transitmigranten, beroepsonderwijsleerlingen en leraren – dat zal ik niet ontkennen.

** De morele verontwaardiging die volgt op enkele sterke woorden van een politieke tegenstander – ’t is de norm. Het is het omgekeerde dat opvalt en een verklaring behoeft. Op de rotte-appelenuitspraak van onze minister van Onderwijs bijvoorbeeld is bij mijn weten weinig reactie gekomen. Toch is ook dat begrijpelijk. Geen leraar wilde de verdenking op zich laden dat hij zelf een slechte presteerder was. Niemand wou bij wijze van spreken voor rotte appel doorgaan. De christelijke vakbond was zelfs bijzonder mild. Misschien was het omdat de minister zelf tot de christelijke arbeidersbeweging behoort. Maar ‘t was niet de hoofdreden, geloof ik. Iemand die het politieke spel speelt, kijkt altijd verder dan de bewoordingen van een andere speler, ook al laat hij het anders voorkomen. In het geval van onze minister was het duidelijk. Iedereen begreep waarom ze zo’n stoere taal gebruikte. Het was om te verbergen dat zij niet van plan was om maatregelen te nemen tegen die slechte presteerders.


Dit stukje werd ook geplaatst op Doorbraak.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten