In
Keerbergen, waar ik woon, zie je ze niet vaak, maar in de Brusselse Noordwijk
schijnt er een probleem te zijn met transitmigranten. In het Maximiliaanpark,
lees ik, verblijven er tussen de vijfhonderd en zeshonderd van die mensen. Ze hebben geen verblijfsvergunning, sterker nog, ze willen geen
verblijfsvergunning – ze willen alleen doorreizen naar Groot-Brittannië waar ze,
helaas voor hen, niet welkom zijn.
Zo’n situatie is niet gezond. Die
vluchtelingen kunnen nergens terecht. Ze zoeken elkaar op, er komen er meer en
meer, en voor je het weet krijg je zoals in Calais onhoudbare toestanden. En
onhoudbare toestanden, dat weet iedereen, kunnen heel lang aanhouden. Dat kan dan
weer leiden tot ‘overlevingscrimininaliteit’ waarbij de verschoppelingen der
aarde brave burgers overvallen om een brood te stelen, zoals in een 19de-eeuws
melodrama. Dat is niet leuk als het om jouw brood gaat, dat je net bij de
Turkse bakker om de hoek hebt gekocht. Je hebt genoeg geld om een tweede brood
te kopen, maar daar gaat het niet om. De overval geeft je een gevoel van
onveiligheid – hetzelfde gevoel van onveiligheid waar de transitmigranten ook
onder lijden en dat volgens dr.
Stephanie De Maesschalck leidt tot een verstoorde lichamelijke
ontwikkeling, een versneld genetisch verouderingsproces, diabetes, angstaanvallen,
depressies en slaapstoornissen. En dat is niet alles. In de buurt van zo’n transmigrantenpark
kunnen hardvochtige kapitalisten opduiken – alweer zoals in een 19de-eeuws
melodrama – aasgieren op zoek naar rechteloze vluchtelingen die ze dan aan een heel
laag loon tewerkstellen terwijl ze tegelijk geen cent aan sociale
bijdragen betalen.
Hier moet worden opgetreden, zullen
velen onder mijn lezers denken, menselijk, binnen de wet, maar kordaat. En dat betekent onder
andere dat af en toe een groepje transitmigranten in het
Maximiliaanpark moet worden gearresteerd. Theo Francken heeft in een tweet verslag gedaan
van zo’n arrestatie en daar de hashtag ‘opkuisen’ aan toegevoegd. Na protest
van alle kanten heeft hij de hashtag nader verklaard: ‘Ik kuis geen mensen op.
Ik kuis problemen op.’ En voor de zekerheid heeft hij de hashtag verwijderd. Maar
dat soort excuses overtuigt niet en de negatieve reacties bleven komen.
Bij die negatieve reacties kan ik
mij het beste vinden in die van Mark Van de Voorde, oud-hoofdredacteur van Kerk
en Leven en gewezen speechschrijver van Yves Leterme en Herman Van Rompuy. Van de Voorde geeft in ronde woorden toe dat
er inderdaad een probleem is. Hij schrijft dat er
‘iets moet worden gedaan opdat de overlast aan het Brusselse Noordstation
eindigt.’ En hij onderkent de complicatie van migranten die hier verblijven
maar die hier geen asiel willen aanvragen. Je zou kunnen zeggen dat de
opvattingen van Van de Voorde, van
Francken en van mij tot daar overeenkomen. Maar er zijn ook verschillen. Van de
Voorde vindt het woord ‘opkuisen’ ongepast hard taalgebruik en dat vind ik ook,
maar Francken blijkbaar niet. Verder meent de oud-hoofdredacteur dat met het
woord ‘opkuisen’ de transitmigranten worden gelijkgesteld aan ‘zwerfvuil’. Dat
vind ik dan weer een overhaaste conclusie.
Of Francken transmigranten echt voor
zwerfvuil aanziet, kunnen Van de Voorde
en ik niet weten. Slechts de Allerhoogste heeft het vermogen om hart en nieren
te schouwen. Wat we wel weten is dat het stoere taalgebruik van Francken
behoort tot een bepaald soort politiek spel dat door velen wordt gespeeld. Enige
tijd geleden sprak Caroline Gennez over leerlingen uit het beroepsonderwijs als
over ‘jongens
met vuile handen’. Zelfs onze zachtaardige minister van Onderwijs vergeleek
nog niet zo lang geleden slecht presterende
leraren met ‘rotte appels’. ’t Is het soort kranige taal dat in een
krantenkop terechtkomt, of, als soundbite, in het Het Journaal of in Het Nieuws.*
Wat evengoed tot het politieke spel
behoort, is de verontwaardigde reactie van politieke tegenspelers die de
uitspraak zo ongunstig mogelijk interpreteren**. Als Francken twittert over ‘opkuisen’, twitteren
oppositiepartijen en coalitiepartners over ‘de menselijke waardigheid’. Een linkse brildrager staat op en haalt de Lingua Tertii
Imperii van Victor Klemperer uit de kast. En je ziet zoiets ook aan de andere kant van het politieke areaal. Toen Gennez haar uitspraak deed over de vuile handen verweet
Koen Daniels haar dat ze een minachtende houding aannam tegenover een deel van
de leerlingenpopulatie: ‘U blijft technische richtingen hier “de leerlingen met
de zwarte handen” noemen. Hoe durft u?’ Daniels, die ik anders graag mag
lijden, wist donders goed dat Gennez haar uitspraak niet minachtend had bedoeld.
Maar de kans was te mooi om te laten liggen. Vooral omdat Gennez zich in
haar tussenkomst zelf ook aan ergerlijke demagogie had bezondigd.
Voor mij is dat allemaal niet nieuw.
In 1973 was aan de middelbare scholen beroering ontstaan rond een plan om de
legerdienst te vervroegen. Om de gemoederen van de Menense scholieren te bedaren
kwam een heuse kolonel in de feestzaal van ons college uitleg geven over het
plan. Op een bepaald ogenblik zei hij iets over paarden. Een medeleerling sprong
verontwaardigd op en riep: ‘Hoe durft u ons met paarden vergelijken? Wij zijn
geen paarden.’ Groot applaus was zijn deel.
* Dat die krachtige taal van ‘opkuisen’ en ‘vuile handen’ en ‘rotte appels’ – wat ook de bedoeling er van zij – ondertussen bij de bevolking een kwalijk beeld bewerkstelligt van transitmigranten, beroepsonderwijsleerlingen en leraren – dat zal ik niet ontkennen.
** De morele verontwaardiging die volgt op enkele sterke woorden van een politieke tegenstander – ’t is de norm. Het is het omgekeerde dat opvalt en een verklaring behoeft. Op de rotte-appelenuitspraak van
onze minister van Onderwijs bijvoorbeeld is bij mijn weten weinig reactie gekomen. Toch is ook dat begrijpelijk. Geen
leraar wilde de verdenking op zich laden dat hij zelf een slechte presteerder
was. Niemand wou bij wijze van spreken voor rotte appel doorgaan. De christelijke vakbond was zelfs bijzonder mild. Misschien was het omdat de
minister zelf tot de christelijke arbeidersbeweging behoort. Maar ‘t was niet
de hoofdreden, geloof ik. Iemand die het politieke spel speelt, kijkt altijd
verder dan de bewoordingen van een andere speler, ook al laat hij het anders
voorkomen. In het geval van onze minister was het duidelijk. Iedereen begreep waarom
ze zo’n stoere taal gebruikte. Het was om te verbergen dat zij niet van plan was om maatregelen te
nemen tegen die slechte presteerders.
Dit stukje werd ook
geplaatst op Doorbraak.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten