Oudere
televisiekijkers zullen zich herinneren dat Maurice De Wilde een groot talent had
om boos te kijken. Hij is nog een poosje onderwijzer geweest, en ik ben blij
dat ik nooit van hem les heb gekregen. Zijn truc was, geloof ik, om niet zomaar
een boos gezicht op te zetten, zoals
ik soms doe, maar om de naakte woede in zijn diepste binnenste op te sporen,
aan te wakkeren en daarna los te laten op zijn gesprekspartner. De ergste
uitbarstingen werden daarna weer weggemonteerd want een grondige postproductie werkt, net zoals de
antieke retorica, zowel met toevoeging als met weglating.
In de jaren tachtig ondervroeg De Wilde, voor de nationale televisie, allerlei nazicollaborateurs. Eerst ondervroeg hij hen van man tot man, en als ze dan hun mond voorbij hadden gepraat, moesten ze voor de camera hun bekentenissen woord voor woord herhalen. Deden ze daar moeilijk over, dan bleef De Wilde woest doorvragen tot ze toegaven dat ze landverraders waren, dat ze dat altijd waren geweest, en dat ze dat in de toekomst weer zouden zijn mocht de gelegenheid zich voordoen. En dat ze op 24 september 1942 om dertien voor tien, en niet om half tien, zoals ze nu leugenachtig beweerden, in het ‘Vlaamsch Huis’ een borrel hadden aangenomen van Obersturmbannführer Hans Totenkopf. Je zag in de ogen van die collaborateurs het wanhopige verlangen om voor heel even weer te vertoeven in de veilige geborgenheid van een zonnige winterdag aan het Oostfront.
In de jaren tachtig ondervroeg De Wilde, voor de nationale televisie, allerlei nazicollaborateurs. Eerst ondervroeg hij hen van man tot man, en als ze dan hun mond voorbij hadden gepraat, moesten ze voor de camera hun bekentenissen woord voor woord herhalen. Deden ze daar moeilijk over, dan bleef De Wilde woest doorvragen tot ze toegaven dat ze landverraders waren, dat ze dat altijd waren geweest, en dat ze dat in de toekomst weer zouden zijn mocht de gelegenheid zich voordoen. En dat ze op 24 september 1942 om dertien voor tien, en niet om half tien, zoals ze nu leugenachtig beweerden, in het ‘Vlaamsch Huis’ een borrel hadden aangenomen van Obersturmbannführer Hans Totenkopf. Je zag in de ogen van die collaborateurs het wanhopige verlangen om voor heel even weer te vertoeven in de veilige geborgenheid van een zonnige winterdag aan het Oostfront.
Ik vond die
interviews van De Wilde machtig interessant, vooral omdat ze voor mij weinig
nieuws bevatten. Wat die bejaarden aan
De Wilde vertelden, sloot mooi aan bij de verhalen over de witten en de zwarten die
ik van mijn vader, mijn moeder en mijn grootmoeder had gehoord. Een ding viel
mij wel op. Al die oud-collaborateurs hadden enorm grote oren. Nu wist ik wel
dat het Arische ras volgens sommigen te onderscheiden is van de andere door hun
loshangende oorlellen. Toen Von
Ribbentrop een diplomatiek bezoekje bracht aan Stalin, had Hitler hem
opgedragen om de oorlellen van zijn rode ambtgenoot te inspecteren – zij hingen
los. Maar dat Arische oren ook groter
waren, had ik nog nooit gehoord.
Ondertussen is
het raadsel opgelost. In 1995, dus kort na het afsluiten van De Wildes
televisiereeks, publiceerde Dr. James Heathcote een onderzoeksrapport waaruit blijkt dat menselijke oren na het dertigste
levensjaar met 0,22 millimeter per jaar blijven groeien. Het heeft iets met het
kraakbeen te maken. Heathcote onderzocht ook waarom het vooral mannenoren zijn
die blijven groeien. Het antwoord is eenvoudig. Het is niet zo. Vrouwenoren
blijven ook groeien. Maar bij mannen valt het meer op omdat ze gemiddeld korter
haar hebben en vaker kaal zijn.
Het is
onbegrijpelijk dat het tot eergisteren heeft geduurd voor het onderzoek van Heathcote de fameuze Ig
Nobel prijs* voor bezopen onderzoek kreeg toegekend. De prijs bedraagt tien
biljoen Zimbabwaanse dollar, maar dat is heel wat minder dan je zou denken. Eén keer, in 1999, werd de
prijs toegekend voor sociologie. Men is daarmee gestopt. Het moest een beetje
eerlijk blijven.
* Ig Nobel – ignoble,
nu snap ik het.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten