Longreads: als het ietsje (of veel) langer mag zijn

zaterdag 25 november 2017

Tom Meeuws vs. Bart De Wever

     Bart De Wever heeft dus ‘emotioneel gereageerd’ op het stuk van Tom Meeuws in De Morgen. Zelf heb ik uit dat stuk van Meeuws vooral veel bijgeleerd wat ik eerder niet wist, en met name over stedenbouw. Als ik ooit een wolkenkrabber wil laten neerzetten in Antwerpen, dan zal ik – weet ik nu – een hele procedure moeten doorlopen. Ik zal moeten kijken wat de bouwkundige voorschriften zijn. Mijn bouwplan zal worden beschouwd als schade aan de omgeving die ik moet compenseren door een speciale taks te betalen – de zogenaamde stedenbouwkundige lasten –waarmee dan turnzalen en parken worden gebouwd en aangelegd. En dan zal ik nog een gunstig advies moeten krijgen van de administratie. Als ik dat gunstig advies niet krijg, kan ik nog hopen dat het stadsbestuur een andere beslissing neemt. En als ik dat gunstig advies wél krijg, kunnen bewoners van de omgeving beroep aantekenen bij de provincie.
     ’t Is wat omslachtig, maar de principes zijn redelijk. Schade moet worden gecompenseerd. Verkozenen kunnen ambtelijke beslissingen ongedaan maken. En ook tegen de beslissing van de verkozenen is beroep mogelijk. Wat wil je nog meer? Als het er zo toegaat in Antwerpen, en in andere steden, vind ik dat een prima systeem.
     En Meeuws vindt dat blijkbaar ook, want hij noemt de bovenstaande regeling ‘op zich … een goede zaak’. Maar, zegt hij, het systeem wordt verkeerd toegepast.  Hij gebruikt daarvoor een reeks woorden die veel insinueren zonder iets te bewijzen: ‘perfide systeem’, ‘wie het spel meespeelt, mag meer dan een ander’, ‘geen regels’, ‘willekeur’, ‘wie geld heeft … wordt bediend’.  Meeuws zegt nog net niet dat De Wever en zijn collega’s zich laten omkopen om bouwvergunningen toe te kennen, maar misschien hoopt hij dat precies die gedachte bij de onaandachtige lezer zal blijven hangen.* Of heb ik mij met die laatste opmerking zelf schuldig gemaakt aan insinuatie?

     Meeuws ondersteunt zijn dossier met twee voorbeelden van omstreden bouwplannen: een woontoren in Hoboken en een reeks appartementsgebouwen in Borgerhout. Ik zal daar niets over zeggen. De Wever heeft beloofd dat die bouwdossiers openbaar zullen worden gemaakt en ik heb daar geen probleem mee, zolang ik ze niet moet lezen. Maar dat bouwplannen altijd omstreden zijn, dat wist ik al als kind. Mijn grootouders wilden twee slaapkamers laten bijbouwen, en de buren dienden een dossier in wegens ‘derving van licht en lucht’. In de buurt waar we nu wonen zouden twee percelen worden samengevoegd en op zo’n manier bebouwd dat niet veel meer over zou blijven van onze bosomgeving. Wij hebben daartegen verzet aangetekend en de samenvoeging heeft niet plaatsgevonden. En toen onze vroegere buren een scheidingsmuurtje optrokken van afgedankte pallets heeft het niet veel gescheeld of we hadden de politie erbij gehaald. Dat er dus ook in Antwerpen over bouwplannen geredekaveld wordt, hoeft ons niet te verwonderen.
     Verder schijnt Meeuws bezwaren te hebben tegen hoogbouw in het algemeen, want de bouwprojecten die hij vermeldt gaan over respectievelijk zestien en negen verdiepingen. Dat is een kwestie van smaak. Voor mij kan er niet hoog genoeg gebouwd worden. Ik vind Manhattan de mooiste plek ter wereld. Ik denk nog vaak terug aan die zondagochtend dat ik met mijn toen veertienjarige zoon de grote Avenues van de stad affietste. Een heerlijk gevoel was dat. En ik lees met plezier dat Christian Rapp, stadsbouwmeester van Antwerpen, ook graag in de hoogte denkt. Maar ik woon niet in Antwerpen – ik mag er met mijn oude dieselwagen zelfs niet binnen – en ik maak mij daar dus niet druk over.
     Waar ik mij ondertussen wel druk over maak is de zoveelste onnadenkende en onsamenhangende commentaar in mijn Nieuwsblad. Peter Mijlemans vat de opinie van Meeuws als volgt samen: ‘Het huidige bestuur verkoopt de stad uit aan de hoogste bieder.’ Hij vindt dat ‘gechargeerd’ en ‘niet altijd correct’. Maar de reactie van Bart De Wever vindt Peter ook ‘gechargeerd’ want: ‘Niemand heeft zijn integriteit in vraag gesteld. Een schijn van partijdigheid wel.’ Wat is dat nu voor een zin, die laatste zin? Heeft die ‘schijn van partijdigheid’ nu iets in vraag gesteld, of werd ze zélf in vraag gesteld? Eén ding is zeker: ze was niet het onderwerp van Meeuws zijn stuk.** Dàt, tenminste, zou duidelijk moeten zijn.

     Zó. Nu heb ik ook eens emotioneel gereageerd.

_______________

 * Mocht de onaandachtige lezer nog twijfelen, dan is Meeuws ook bereid om het duidelijker te formuleren zoals hier: “Wie met een zak geld het bureau van schepen Rob Van de Velde binnenwandelt, kan in Antwerpen alles gedaan krijgen.” Over de banden die Tom Meeuws zelf onderhoudt met de bouwsector, zie hier.
 
** De ‘schijn van partijdigheid’ kwam wél ter sprake in de eerdere klacht van Groen tegen het stadbestuur. Maar die ging over een heel andere vraag, namelijk, of leden van het stadsbestuur naar bepaalde feestjes mochten gaan. Of is dat voor Mijlemans allemaal zo ongeveer een beetje hetzelfde?

2 opmerkingen:

  1. onze Mijlemans durft blijkbaar niet zeggen wat hij toch zo graag gezegd had, en dan begaateen mens al vlug een grammaticale gaffe. De rol van zijn leraar Nederlands destijds moet hier ter sprake komen denk ik...

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. De man heeft wel een wekelijkse rubriek waar hij zich oefent in de hem zo typerende onsamenhangende stijl. Door vlijtig oefenen kun je ook veel àfleren.

      Verwijderen