Vooruitgang of achteruitgang, ’t is een vraagstuk dat ik al ken van mijn kinderjaren. Mijn vader was bioscoopuitbater, wat betekent dat hij contracten onderhandelde met Metro-Goldwyn-Mayer en Warner Bros, wekelijks naar Brussel reed om een tiental loodzware rollen pellicule op te halen, affiches en filmfoto’s ophing in de inkomhal, en ticketjes verkocht aan de kassa. In die tijd werden ticketjes meestal enkele uren vóór de voorstelling gekocht en de mensen reserveerden meteen ook de stoel die ze wilden hebben. Sommige vaste klanten stonden bekend als nr. 32 of nr. 43.
Eén ding deed mijn vader niet: het projectieapparaat bedienen. Dat gebeurde door O., of als O. ziek was, door mij of door één van mijn broers. Mijn vader kwam wel af en toe in de projectiecabine, maar dat was om met O. te discussiëren over de toestand in de wereld. Mijn vader vond dat het met de wereld bergaf ging, en O. vond dat we nooit betere tijden hadden gekend. Die standpunten waren sterk gekleurd door hun levenservaring. O. had in zijn jonge jaren gewerkt als seizoenarbeider in Frankrijk. Na de tweede wereldoorlog had hij zich in de werkloosheid genesteld, verdiende hij wat bij met klusjes, en kon hij zich verder helemaal wijden aan de duivenmelkerij. Bij de gemeenteraadsverkiezingen werd hij zenuwachtig als de kandidaten openbare werken aankondigden want dan kon hij enkele maanden worden opgeëist om kasseien te leggen, maar voor de rest leefde hij in de best mogelijke wereld. Mijn vader daarentegen was in de jaren 50 een poosje in de Verenigde Staten geweest, had genoten van een vrije, levendige en gracieuze omgeving en kon daarna nog moeilijk aarden in het bekrompen, wantrouwige en ongelikte West-Vlaanderen. Zijn wereld was er inderdaad op achteruitgegaan.
Ik heb over die kwestie van vooruitgang of achteruitgang geen uitgesproken mening. De tandartsen zijn geloof ik beter geworden. Allerlei zaken zijn goedkoper geworden, zoals draagbare telefoons, die vroeger een fortuin kostten en alleen in de auto konden worden gebruikt. En de computer heeft veel veranderd. Dankzij de computer kan ik nu een stukje schrijven en dat aan een beschaafd publiek ter lezing kan voorleggen. Met de hand of met een typemachine zou ik dat stukje niet geschreven hebben, en ik zou niet geweten hebben naar wie ik het had moeten toesturen. Maar of ik nu gelukkiger ben door de computer weet ik niet. Soms zie ik op de televisie van die oude zwart-witbeelden, en de mannen, vrouwen en kinderen die daarop rondlopen lijden zo op het oog niet onder hun gebrek aan harde schijven, beeldschermen of klavieren.
Of we nu vóór- of áchteruitgaan is in elk geval een debat dat geen van de partijen gemakkelijk kan winnen. De vooruitgangsmensen hebben, geloof ik, wel de cijfers aan hun kant: we leven langer, zijn gezonder en de geluksstatistieken vertonen een stijgende trend. Maar de doemdenkers hebben de meeste grote woorden: zedenverwildering, verknechtende structuren, machtsconcentratie, fake news, crisis, falend beleid, consumentisme, populisme*. Het zijn begrippen die niet erg bevorderlijk zijn voor diep nadenken. Een heel klein beetje nadenken is daarentegen wel genoeg om met enkele voorbeelden de indruk te wekken dat het om een belangrijk, allesomvattend verschijnsel gaat.
Ik zie die grote woorden ook opduiken in de aankondiging van het vrijdenkersdebat van hierboven. Volgens Blom kan de toestand van de wereld als volgt worden samengevat: klimaatcrisis, ongebreideld neoliberalisme en automatisering. Die brengen volgens hem ‘onherroepelijke problemen’ met zich mee. Waarschijnlijk heeft Blom over die drie onderwerpen interessante zaken te melden. Maar, één, in het klimaat is er geen crisis, of toch niet in de betekenis van ‘plotselinge ineenstorting’ of ‘ernstige ontwrichting van korte duur’. De temperatuur op aarde is de laatste honderd jaar geleidelijk gestegen met 1° en zal waarschijnlijk de komende honderd jaar geleidelijk blijven stijgen met nog eens 1°. Daar zullen geleidelijk maatregelen tegen worden genomen, hetzij om die opwarming af te remmen, hetzij om met de gevolgen ervan om te gaan. Twee, als iemand een aantal veranderingen van de laatste dertig jaar ‘neoliberaal’ wil noemen, vooruit dan maar. Zolang echter de helft van ons inkomen via belastingen door de staat besteed en verdeeld wordt, is het woord ‘ongebreideld’ erg misplaatst. En drie: automatisering? Is dat nu ook al een onherroepelijke ramp? Wordt dát de vijfde ruiter van de Apocalyps, naast Oorlog, Honger, Pest en Dood? Dan vond ik die eerste vier toch erger.
Die automatisering als onherroepelijk probleem deed mij even denken aan een boekje dat ik bezit in een uitgave van de jaren 70, maar dat geschreven is in de jaren 20. De auteur van de achterflaptekst, blijkbaar iemand van het kamp van de doemdenkers, wijst erop dat het onherroepelijke probleem van de jaren 20 en dat van de jaren 70 eigenlijk hetzelfde is: een wereld die ‘geteisterd wordt door de technologie’. Jawel, door de technologie. En geteisterd nog wel. In de jaren twintig had je de technologie van de projectieapparaten; later kwam die van de televisie, dan die van de video, dan die van de dvd, en nu vinden we alles op Netflix. Het gaat alsmaar slechter.
In welk kamp men zich ook plaatst:
BeantwoordenVerwijderen- het verleden moet men verwerken
- onze fouten moet men rechtzetten
- onze toekomst moet men smeden
Conclusie: de toestand van de wereld ligt in onze handen. Maar het vraagt om een actief beleid, zowel van zichzelf als van de maatschappij.