Os humerosque deo similis, schrijft Vergilius
over Aeneas die uit zijn wolk komt om het woord te richten tot Dido. Ik ben bij bladzijde 36 gekomen.
Hm, dat valt mee. Die woorden lijken
min of meer op hun plaats te staan en niet moedwillig door elkaar te zijn gegooid.
‘Deo’ ken ik al van in de lagere school (hier).
Het betekent ‘aan God’, of misschien ‘aan de God’ of ‘aan een god’, want het
Latijn heeft geen lidwoorden en die moet je er in het Nederlands zelf
bijvoegen. ‘Similis’ is ook gemakkelijk. ‘Gelijk aan’, zoals ‘similaire’ in het
Frans en ‘similar’ in het het Engels.
Dat ‘os’ is al wat moeilijker. Het
betekent in elk geval niet ‘bot’ zoals in het Frans. Villon schrijft: ‘et nous
les os devenons cendre et poudre’, en Boris
Vian: ‘on voyait à son air féroce/qu’il
tombait sur un os’. Maar
in het Latijn betekent het woord ‘gezicht’ of ‘mond’ naargelang de context. Een
beetje zoals ons woord ‘smoel’. Dan de naamval. Het kan een nominatief zijn,
maar als het een onzijdig woord is kan het ook een accusatief zijn. Is ‘os’
onzijdig? Dat weet ik niet meer.
Laten we eerst kijken naar het woord
ernaast ‘humeros’ want dat ‘que’ betekent gewoon ‘en’, al wordt het nà en aan het
woord geschreven. ‘Humeros’? ‘Schouder’, denk ik. Ik herinner mij een alinea
uit Von Wartburgs Evolution de la langue
française. Zegt hij daarin niet dat het Latijnse ‘humerus’ bewaard bleef in
het Roemeense ‘umar’ en in het Spaanse ‘hombro’? Dat ik zoiets nog weet. Maar
die Von Wartburg moesten we dan ook goed kennen bij professor Messelaar (hier).
Ik geloof zelfs dat Messelaar nog les had gekregen van de grote Zwitserse
taalkundige.
Dus ‘humerus’ schouder. De betekenis
wordt duidelijk: ‘Hoofd en schouder gelijk aan een god’. Dat ligt helemaal in
de lijn van Vergilius die graag de nadruk legt op de goddelijke afkomst van
Aeneas. Dat prestige straalt dan af op het Romeinse volk waarvan de Trojaan de verre
voorvader is.
Maar er staat niet ‘humerus’ maar ‘humeros’.
Humeros’ moet wel accusatief meervoud zijn en dan is ‘os’ ook accusatief. Prima
hoor, maar waarom? Die accusatief wordt toch vooral gebruikt om een lijdend
voorwerp weer te geven. ‘Hoofd en schouders gelijk aan een god’ … daar zit geen
lijdend voorwerp in. Een accusatief van richting dan? Nee, ook niet. Een
accusatief van strekking? Nee, dat bestaat geloof ik niet. Er bestaat een datief
van strekking. Nee, niet van strekking, maar van … van … van ... betrekking!
Accusatief van betrekking, met de betekenis van ‘wat betreft’. Laten we
dat eens opzoeken in de spraakkunst van A. Geerebaert S.J. ‘Nr. 179-2°. Onder
Griekse invloed maken de dichters en latere prozaschrijvers een veelvuldig
gebruik van de accusatief van betrekking, vooral bij adjectieven en participia.’
En er staat een voorbeeld bij: ‘Os humerosque deo similis’. Nou, dat is
toevallig zeg.
Ik heb al die voorbeelden van pater
Geerebaert tientallen malen gelezen en herlezen toen ik eigenlijk huiswerk had
moeten maken. Ik zie mijzelf weer zitten in die studiezaal.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten