Vorige week
plaatste ik een kort stukje over de opsomming als een van de leukste stijlfiguren. Ik gaf enkele bekende
voorbeelden. Simon Gelten antwoordde daarop met iets wat misschien niet
helemaal een opsomming was, maar toch een aardig voorbeeld van iets anders. Het
was een amplificatie uit de Ulysses van
James Joyce: ‘The sea, the snotgreen sea, the scrotumtightening sea.’
Volgens Simon was Joyce misschien wel de grappigste auteur na Lewis Carol en Gogol.
Dat Joyce een erg grappige auteur is, dat geef ik graag toe. Ik ken weinig stukken die zo grappig zijn als het Cyclopshoofdstuk uit Ulysses. Maar ’t is ook een moeilijke auteur vind ik, omdat hij zoveel grappen maakt die een lezer wel een beetje aanvoelt maar niet helemaal begrijpt. Simon vond dat ook. Hij las al twintig jaar regelmatig in Finnegans Wake en hij was nu aan bladzijde 15.
Tiens, dacht ik, iemand die Finnegans Wake léést. Aan mijn leerlingen vertel ik altijd dat ik níemand ken die dat boek leest, en dat zulke mensen misschien niet eens bestaan.
Twee dagen later stootte ik dan op een blogpost van de oude trotskist Flor Vandekerckhove*. Ook hij leest regelmatig in Finnegans Wake, schrijft hij, vooral tijdens barre winternachten als ‘de wind rond het huis giert, de regen de luiken geselt, het haardvuur knettert en de clichés zich opstapelen.’
Dat Joyce een erg grappige auteur is, dat geef ik graag toe. Ik ken weinig stukken die zo grappig zijn als het Cyclopshoofdstuk uit Ulysses. Maar ’t is ook een moeilijke auteur vind ik, omdat hij zoveel grappen maakt die een lezer wel een beetje aanvoelt maar niet helemaal begrijpt. Simon vond dat ook. Hij las al twintig jaar regelmatig in Finnegans Wake en hij was nu aan bladzijde 15.
Tiens, dacht ik, iemand die Finnegans Wake léést. Aan mijn leerlingen vertel ik altijd dat ik níemand ken die dat boek leest, en dat zulke mensen misschien niet eens bestaan.
Twee dagen later stootte ik dan op een blogpost van de oude trotskist Flor Vandekerckhove*. Ook hij leest regelmatig in Finnegans Wake, schrijft hij, vooral tijdens barre winternachten als ‘de wind rond het huis giert, de regen de luiken geselt, het haardvuur knettert en de clichés zich opstapelen.’
Simon en Flor,
dat waren er al
twee.*
Die twee gaan bij hun lectuur ook allebei op zoek naar de betekenis of oorsprong van de rare woorden waarvan Joyce er in elke zin enkele binnensmokkelt. Simon kent, geloof ik, veel vreemde talen. Dat komt goed uit want Joyce gebruikt veel vreemde talen als inspiratie voor zijn woordkronkels.
Die twee gaan bij hun lectuur ook allebei op zoek naar de betekenis of oorsprong van de rare woorden waarvan Joyce er in elke zin enkele binnensmokkelt. Simon kent, geloof ik, veel vreemde talen. Dat komt goed uit want Joyce gebruikt veel vreemde talen als inspiratie voor zijn woordkronkels.
Flor
zoekt naar sporen van het Oostends (hier).
Dat komt goed uit want Flor is van Oostende. Tot nu toe heeft hij al één zinnetje
gevonden, en wel in een van Joyces gepubliceerde kladboekjes: ‘All
the shups ware to,’ staat daar ergens.
Flor weet niet met zekerheid waar het zinnetje vandaan komt, maar hij heeft een vermoeden. ‘Hoor ik daarin de
stem van een Oostendenaar, schrijft hij, die in een soort Oostends-Engels probeert uit te
leggen dat alle winkels dicht waren?’ Ik vraag mij af wat zou de geleerde Geert Lernout van die verklaring zou denken?
Zelf heb ik Finnegans Wake niet in de kast staan. Ik heb wel een uitgave van de ‘Portable James Joyce’ en dat bevat een paar fragmenten uit dat boek. Ik begin erin te lezen, een stuk dat ‘Here comes everybody’ heet. Ik begrijp er niet veel van, tot ik aan de tweede bladzijde kom:
Zelf heb ik Finnegans Wake niet in de kast staan. Ik heb wel een uitgave van de ‘Portable James Joyce’ en dat bevat een paar fragmenten uit dat boek. Ik begin erin te lezen, een stuk dat ‘Here comes everybody’ heet. Ik begrijp er niet veel van, tot ik aan de tweede bladzijde kom:
This the way to the museyroom. Mind your hats goan in! Now
yiz are in the Willingdone Museyroom. This is a Prooshious gunn. This is a
ffrinch. Tip. This is the flag of the Prooshious, the Cap and Soracer. This is
the bullet that byng the flag of the Prooshious. This is the ffrinch that fire
on the Bull that bang the flag of the Prooshious.
Als je het stuk een paar keer half luidop
leest wordt het iedere keer een klein beetje grappiger. ’t Is dan ook een
opsomming. En een amplificatie.
* Enige tijd geleden ontving
ik een mail van Flor waarin hij zijn nieuwe e-boek voorstelt. Of ik in mijn ‘rechtse
middens’ iemand kende die het wou recenseren. Flor weet niet dat ik eigenlijk heel weinig mensen ken, of het nu in rechtse middens is, of in linkse. Maar ik heb een facebookpagina en
Flor heeft er geen. Daarom plaats ik hier een link die doorverwijst naar een voorstelling van het
boek. http://florsnieuweblog.blogspot.com/2019/01/rond-het-vuurtorenvuur.html.
Trotskist of niet, veel van Flors stukjes lees ik graag.
Ik dacht al: waar komt die plots hernieuwde aandacht voor mijn 99 extreem korte vandaan? En nu zie ik dat die via je blog gegenereerd wordt. Wat ik zeer apprecieer. Wat ik ook apprecieer is dat je je in je posts minder dan vroeger als, ietwat verdoken, goedprater van BDW en de zijnen laat gebruiken. Wat de stek toch wel aangenamer om lezen maakt. Laat me afsluiten met een passende uitroep: Last ye, lundsmin, hasty hosty! (Uit Finnegans Wake op twitter. Op twitter!)
BeantwoordenVerwijderen