Longreads: als het ietsje (of veel) langer mag zijn

zaterdag 16 november 2019

Nog meer bedenkingen bij de cultuursubsidies

** Als ik betogingen zie waar artiesten door een megafoon leuzen roepen, besluipt mij een gevoel van schaamte. Ik denk dan aan de tijd dat ík leuzen door een megafoon riep. Ik moet mijzelf dan streng toespreken. Het is niet omdat wat ik toen door de megafoon riep onzin was, dat alles wat door een megafoon geroepen wordt, onzin is. 

** Ik schreef het al in mijn vorige stukje (hier): in mijn ideale maatschappij zijn cultuursubsidies niet nodig. De mensen geven er geheel vrijwillig veel geld uit aan muziek, boeken, theater en schilderijen, liever dan aan dure restaurants of aan Zalando-schoenen. Maar om zover te komen zal er nog veel moeten veranderen. In het gemiddelde gezinsbudget gaat 7,2 procent naar restaurant, en slechts 8,6 procent naar vrije tijd en cultuur sàmen. 

** Als we die 8,6 procent  ‘cultuur en vrije tijd’ zouden opsplitsen, wat zou dan het aandeel van ‘cultuur zijn? Hoeveel geven we uit aan rockconcerten, opera, boeken, bioscoop, netflix, spotify, muziekschool, huur of aankoop van instrumenten, gesubsidieerd en ongesubsidieerd theater, museumbezoek, cultuurreizen van Davidsfonds en Doorbraak? 3 procent? 4 procent? In elk geval vele keren meer dan wat er aan subsidies in de sector omgaat. Zelfs als een bijzonder kwaadaardige regering álle cultuursubsidies zou afschaffen, zou het grootste deel van de cultuur nog altijd overeind blijven.

** Hoeveel subsidie gáát er eigenlijk in de sector om? We kennen het cijfer van 508 miljoen Vlaamse subsidies. Dat is 1,18 % van de Vlaamse begroting. ’t Is minder dan Onderwijs en Zorg (elk bijna 30 procent), maar ’t is ook niet weinig. Daar komen nog de federale, provinciale, gemeentelijke subsidies bij, het deeltijds kunstonderwijs, en wellicht nog hier een daar een onderdeel van een andere begrotingspost.  Zouden we in Vlaanderen aan één miljard komen?

** Terug naar de kleine cijfers. Het meeste protest betreft de daling van de ‘projectsubsidies’ van 8,47 miljoen naar 3,39 miljoen. Die subsidies, heb ik begrepen, gaan niet naar gevestigde instellingen, maar naar projecten van onbekende jonge artiesten die iets willen uitproberen. Ik heb mij lang afgevraagd waarom juist die subsidies worden teruggeschroefd. De mooiste verklaring is zoals zo vaak die van de PVDA: N-VA wil vooral jonge kunstenaars ‘de mond snoeren’ omdat ze zo kritisch zijn. Peter Mijlemans in Het Nieuwsblad heeft er een afgezwakte versie van: N-VA wil vernieuwing in de kunst tegenhouden. Zelf vermoed ik dat de projectsubsidies zijn uitgekozen omdat de weg van de minste weerstand altijd de aanlokkelijkste is. De projectsubsidies betreffen namelijk toekomstige projecten. Dan lijkt besparen gemakkelijker. Je bespaart op iets wat nog niet bestaat. Je neemt niet iets af van één of andere instelling of groep die wel al bestaat. Niemand moet boos zijn.

** Maar de sector wás boos. Allerlei grote namen – Tine Hembrechts, Wim Van Opbrouck, Michaël Pas – lieten verstaan dat ze nooit een grote naam zouden zijn geworden, als ze bij het begin van hun carrière niet een duwtje in de rug hadden gekregen in de vorm van een projectsubsidie. Daar twijfel ik aan. Als ik die mensen bekijk, hadden ze, geloof ik, wel het talent en de gedrevenheid om hoe dan ook de acteurs te worden die ze nu zijn. En verder zal er ook wel veel geld zijn gegaan naar projecten van beginners die uiteindelijk toch maar voor een baantje op kantoor kozen.

** Toch begrijp ik de boosheid. Die grote namen – Tine Hembrechts, Wim Van Opbrouck, Michaël Pas – denken met weemoed terug aan hun jonge jaren. Ze voelen zich verbonden met de studenten van conservatoria en kunstscholen die nú afstuderen en die, net als zij indertijd, met een hoofd vol dromen de podia wilden bestormen. Ze gunnen dat jonge geweld dezelfde projectsubsidies die zij indertijd gekregen hebben. Dat is mooi.

** Het is echter niet alleen een kwestie van geld. Mensen willen, meer nog dan geld, in de eerste plaats respect. Subsidies voor kunst verminderen, of voor onderwijs, treft de artiest, of de leraar, in zijn waardigheid. Het lijkt alsof er bezuinigd wordt omdat er in de sector te veel ‘geprofiteerd’ wordt. Nu ja, er zullen in gesubsidieerde sectoren als de kunstenwereld en het onderwijs wel profiteurs rondlopen, maar er zullen evengoed heel veel harde en gedreven werkers zijn, al krijgen ze dan subsidie of al hebben ze dan een ambtenarenstatuut.

** Ook voelen de cultuurmensen zich onbegrepen. Buitenstaanders, vinden ze, weten niet wat de gevólgen zijn van besparingen. Ook dat herken ik. Er was enige tijd geleden sprake van dat leraren met een masterdiploma 21 uur zouden moeten lesgeven, in plaats van 20 uur. De buitenwereld zal wel gedacht hebben, ach, één uurtje erbij, dat moet toch kunnen. Een terechte gedachte eigenlijk. Maar zelf was ik in paniek. Ik geef al enkele jaren vier uur Nederlands aan vijf klassen in ongeveer dezelfde studierichtingen. Voor mij is dat de ideale situatie die ik eindelijk op het einde van mijn loopbaan heb bereikt. Met 21 uur zou heel dat schema in de war geraken. Dan moest ik weer 4-uur-klassen met 3-uur-klassen gaan combineren en Engels met Nederlands. Dat is natuurlijk ook geen ramp, maar het zou voor mij véél, véél ingrijpender zijn dan alleen dat uurtje meer.

** Jambon heeft voorgesteld dat de cultuursector zelf maar besparingsvoorstellen moet formuleren. Dat gaan die cultuurmensen niet doen, want dan zouden ze onder elkaar ruzie moeten maken over wie wél en wie niet moet inleveren. Misschien zijn ze wel bereid om op kabinetten te konkelen voor een groter deel van de koek, ten nadele van hun concurrenten, maar dat gaan ze niet doen in het openbaar. Daarom doe ik hier een voorstel in hun plaats. Ik lees dat de werkingssubsidies 6 procent minder worden, behalve die van de zeven ‘erkende kunstinstellingen’, die 3 procent minder krijgen. Als al die instellingen nu allemaal één procent extra inleveren, kan men dan de projectsubsidies voor de jongeren weer op het oude peil brengen ? Of moet er meer dan één procent extra worden ingeleverd?

** Je leest vaak dat dan maar ergens anders dan in cultuur moet worden bespaard. Op defensie bijvoorbeeld waarvan het budget, omgerekend naar Vlaanderen, ongeveer het dubbele moet zijn als dat van cultuur, maar ook niet veel meer dan dat. Of misschien op de uittredingsvergoedingen voor politici, op de subsidies voor politieke partijen, op de dotaties voor het koningshuis, op overbodige fietspaden aan twee kanten van de weg … Over die redenering heb ik ooit een stukje geschreven (hier). Maar er is nog iets anders. Op veel andere sectoren wórdt in de huidige begroting al flink bespaard. Marc Ernst trok mijn aandacht op de ingreep in de Kmo-portefeuille die aan ondernemingen subsidies uitkeert voor opleiding, advies en coaching. Dat bedrag gaat van 61 miljoen naar 38 miljoen, een daling van 23 miljoen. Dat is bijna vijf keer zoveel als de ingreep in de projectsubsidies.

** Elk subsidiebeleid voor cultuur vertrekt van de gedachte dat bepaalde cultuurvormen beter zijn dan andere. Het gaat in tegen de populaire smaak. Grote groepen kinderen gaan naar Pukkelpop, en kleine groepjes volwassenen naar het opera. Die kinderen gaan geheel vrijwillig naar Pukkelpop en betalen 100 euro voor een dagticket. De volwassenen moeten naar het opera gelokt worden met een gesubsidieerd ticket van 17 euro.  Ergens heeft iemand beslist dat Cosi Fan Tutte meer de moeite waard is dan Billie Eilish. Je kunt het paternalisme noemen, of volksverheffing, of beschaving, al naargelang je voor of tegen bent.

** Ik begrijp dat voor podiumkunsten sterkere argumenten bestaan om subsidies toe te kennen, dan bijvoorbeeld voor romans of poëzie. Dat geldt vooral voor relatief kleine taalgebieden. Broadway overleeft geloof ik zonder al te veel subsidies. Soms denk ik dat de keuze voor bepaalde vormen van modernistisch theater (minimalistische decors, eenmanstheater …) bij ons meestal ingegeven is door de minder hoge financiële eisen die zulke producties stellen.

** ‘Herhalingen dreigen nu ook voor theater,’ luidde een kop in Het Nieuwsblad. Dat zou volgens Danielle Dierckx van De Roma het gevolg zijn van besparingen op de werkingssubsidies. Maar misschien zouden wat meer herhalingen niet zo heel erg zijn. Ik wil de theatermensen niet leren hoe ze hun stiel moeten doen, maar ik heb de stellige indruk dat mooie interessante stukken niet lang genoeg op het programma staan. Het is elk jaar een heel gedoe om een mooi repertoirestuk voor mijn leerlingen te vinden. De zalen zijn vaak uitverkocht, de tournees te kort, de data vallen niet goed.  Ik moet dan uitwijken naar Oostende of Turnhout of een naar andere verre stad. Misschien zou, met wat goede reclame, zo’n stuk enkele keren meer dan nu kunnen worden opgevoerd voor een volle zaal.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten