De Nederlandse dichter en essayist Gerrit Komrij publiceerde destijds in
Humo een reeks boekbesprekingen onder de schuilnaam Patrick Demompere. Die besprekingen waren meestal erg ongunstig en de slotalinea bevatte een steeds wisselend antwoord op de
vraag wat je met het boek nog anders kon doen dan het te lezen. Zoals: ‘Het
boek is zeer geschikt, overigens, om in het midden opengevouwen op je hoofd te
zetten als het motregent.’ Of: ‘Het boek is zeer geschikt, overigens, om er een
koordje aan te bevestigen en te gebruiken als tampon voor een vagina die door
de tand des tijds de vorm heeft aangenomen van een brievenbus.’ Dat laatste
klinkt een beetje grof, maar het hoorde bij een stuk over Anja Meulenbelt. Dat
plaatst de zaken in perspectief.
Ik heb altijd aangenomen dat Komrijs adviezen louter theoretisch van aard waren, Spielereien dus, en dat hij niet echt met een boek over zijn hoofd door de motregen liep, of dat hij het niet echt ‘vanaf een tribune op een ijsbaan slingerde zodat een kunstschaatsende trut er haar nek over brak.’ Maar nu lees ik dat de Noorse toneelschrijver Ibsen (1828-1906) met een soortgelijke vraag worstelde als Komrij. Zijn probleem echter was niet wat je deed met boeken – want die schreef hij zelf – maar met ongunstige recensies óver die boeken. Hij was daarbij vooral gebeten op de criticus Clemens Petersen.
Ibsen had toen hij 36 was zijn geboorteland verlaten en ingeruild voor het zonniger Italië, zoals Komrij zijn geboorteland zou inruilen voor het zonnige Portugal. In Rome leerde hij de Deense schrijver Bergsøe kennen. Die had juist een boek uitgebracht dat door Clemens Petersen, die zich in een van de personages meende te herkennen, ongunstig was besproken. Ibsen had van die recensie gehoord en vroeg aan Bergsøe of hij ze eens mocht lezen. Dat mocht. De twee vrienden vertrokken op een wandeltocht door de bergen en namen de krant mee waar de recensie in stond. Ze hielden halt bij een wijnboer waar ze een kruidige omelet aten en heel veel goede wijn dronken. Toen werd de recensie bovengehaald en luidop voorgelezen, veelvuldig onderbroken door de door alcohol veroorzaakte hilariteit. Ibsen beloofde daarna dat hij Bergsøe zou leren wat je met ongunstige recensies moest doen.
En Ibsen hield zijn belofte. Toen ze na hun wandeltocht weer de stad bereikten nam hij de krant met de recensie in de hand, vouwde die in een kegelvorm, en begon al toeterend heen en weer over de marktplaats te lopen, tot verbazing van de mensen op de terrasjes en in de cafés. Die Italianen waren zoveel noordelijke exuberantie niet gewend.
Ik heb altijd aangenomen dat Komrijs adviezen louter theoretisch van aard waren, Spielereien dus, en dat hij niet echt met een boek over zijn hoofd door de motregen liep, of dat hij het niet echt ‘vanaf een tribune op een ijsbaan slingerde zodat een kunstschaatsende trut er haar nek over brak.’ Maar nu lees ik dat de Noorse toneelschrijver Ibsen (1828-1906) met een soortgelijke vraag worstelde als Komrij. Zijn probleem echter was niet wat je deed met boeken – want die schreef hij zelf – maar met ongunstige recensies óver die boeken. Hij was daarbij vooral gebeten op de criticus Clemens Petersen.
Ibsen had toen hij 36 was zijn geboorteland verlaten en ingeruild voor het zonniger Italië, zoals Komrij zijn geboorteland zou inruilen voor het zonnige Portugal. In Rome leerde hij de Deense schrijver Bergsøe kennen. Die had juist een boek uitgebracht dat door Clemens Petersen, die zich in een van de personages meende te herkennen, ongunstig was besproken. Ibsen had van die recensie gehoord en vroeg aan Bergsøe of hij ze eens mocht lezen. Dat mocht. De twee vrienden vertrokken op een wandeltocht door de bergen en namen de krant mee waar de recensie in stond. Ze hielden halt bij een wijnboer waar ze een kruidige omelet aten en heel veel goede wijn dronken. Toen werd de recensie bovengehaald en luidop voorgelezen, veelvuldig onderbroken door de door alcohol veroorzaakte hilariteit. Ibsen beloofde daarna dat hij Bergsøe zou leren wat je met ongunstige recensies moest doen.
En Ibsen hield zijn belofte. Toen ze na hun wandeltocht weer de stad bereikten nam hij de krant met de recensie in de hand, vouwde die in een kegelvorm, en begon al toeterend heen en weer over de marktplaats te lopen, tot verbazing van de mensen op de terrasjes en in de cafés. Die Italianen waren zoveel noordelijke exuberantie niet gewend.