Nu ik, op dit moment, zoals
ik hier zit, vijfenzestig ben geworden, is mijn pensionering nog maar een
kwestie van weken. Ik doe het schooljaar nog uit, en dan stop ik ermee. Om
mezelf te citeren: God en Bismarck hebben het zo gewild (hier).
Ik vraag mij soms, met enige
bezorgdheid, af hoe mijn nieuwe leven er uit zal zien. Zal ik om te beginnen ongedeerd
de corona-storm doorstaan, nu ik tot de statistische risicogroep toetreed? Op
een Amerikaanse website heb ik uitgerekend dat ik 1,5 % kans maak om aan corona
dood te gaan. Tel daar nog 3,5 % kans bij om gehavend uit intensieve zorgen
terug te keren, dan blijft er nog altijd 95 procent kans dat ik rustig verder
kan varen op mijn pensioenschuit en dat ik aan iets anders doodga, liefst veel
later.
Ik ben eigenlijk van twee dingen bang: dat ik tijd te kort zal hebben en dat ik tijd te veel zal hebben. Dat eerste is makkelijk te begrijpen. Vandaag zien wij ons pensioen al lang niet meer als een gelegenheid om eindelijk te rusten na een lang arbeidzaam leven. Rusten is voor als we dood zijn. Het pensioen is er om te genieten: die oude boot opknappen, reizen naar verre landen, vliegvissen aan de rand van het meer, of in mijn geval: boeken lezen en inbinden, oude films kijken, piano en muziektheorie studeren, stukjes schrijven, mijn Spaans en Duits ophalen, economische grafiekjes verzamelen, dagelijks een bladzijde Vergilius ontcijferen, wandelen, rondfietsen in Parijs … Ik zie nu al dat het te veel is voor één pensioentermijn.
Van te veel tijd heb ik nog meer schrik. Ik ben bang dat ik er dan te kwistig mee omspring en hem verdoe aan beuzelarijen, zodat ik aan het einde van dag, week, maand, of jaar niets van waarde over hou en verdwaasd en beschaamd naar mijn lege handen staar. Er is dan niets om met voldoening op terug te kijken. Ik heb eens een hele grote vakantie niets anders gedaan dan, tussen lesvoorbereidingen door, oude VHS-videocassettes overzetten naar dvd’s. Nu sta ik daar met die oude dvd’s. En dat was in een tijd dat er nog geen sprake was van de sociale media die onvermoede mogelijkheden hebben geopend om tijd te verkwanselen.
Ik ben eigenlijk van twee dingen bang: dat ik tijd te kort zal hebben en dat ik tijd te veel zal hebben. Dat eerste is makkelijk te begrijpen. Vandaag zien wij ons pensioen al lang niet meer als een gelegenheid om eindelijk te rusten na een lang arbeidzaam leven. Rusten is voor als we dood zijn. Het pensioen is er om te genieten: die oude boot opknappen, reizen naar verre landen, vliegvissen aan de rand van het meer, of in mijn geval: boeken lezen en inbinden, oude films kijken, piano en muziektheorie studeren, stukjes schrijven, mijn Spaans en Duits ophalen, economische grafiekjes verzamelen, dagelijks een bladzijde Vergilius ontcijferen, wandelen, rondfietsen in Parijs … Ik zie nu al dat het te veel is voor één pensioentermijn.
Van te veel tijd heb ik nog meer schrik. Ik ben bang dat ik er dan te kwistig mee omspring en hem verdoe aan beuzelarijen, zodat ik aan het einde van dag, week, maand, of jaar niets van waarde over hou en verdwaasd en beschaamd naar mijn lege handen staar. Er is dan niets om met voldoening op terug te kijken. Ik heb eens een hele grote vakantie niets anders gedaan dan, tussen lesvoorbereidingen door, oude VHS-videocassettes overzetten naar dvd’s. Nu sta ik daar met die oude dvd’s. En dat was in een tijd dat er nog geen sprake was van de sociale media die onvermoede mogelijkheden hebben geopend om tijd te verkwanselen.
Weet je wat? Ik zal beginnen met de studeerkamer op te ruimen. Die vele duizenden
bladzijden lesvoorbereidingen, les-documentatie, projecten en toetsen gaan naar
het oud papier, en de klappers in verschillende kleuren – groen voor Engels, donkerblauw
voor Frans, rood voor Nederlands 4de jaar, lichtblauw voor
Nederlands 5de jaar, oranje voor Nederlands 6de jaar – al
die klappers gaan naar de kringloopwinkel. Ik maak schoon schip. Ik begin met
een nieuw wit blad papier, waarop je naar het woord
van voorzitter Mao, de mooiste en zuiverste letters kunt schrijven.
* Voor vorige verjaardagen:
Als jij op deze foto 65 bent, dan zie je er minstens tien jaar jonger uit. Geniet gewoon van de extra tijd (ongeacht of je ze verbeuzelt) en blijf zeker 'stukjes' schrijven. Ik lees ze heel geregeld en met veel plezier, vaak wanneer ze gedeeld zijn door anderen.
BeantwoordenVerwijderen